Foto bij SOTM - Soms doet het pijn

Dit verhaal is geschreven voor de Story of the Month wedstrijd van april 2013. Het thema was cyborg.

“Het is wakker. Het leeft.”
      “Je klinkt als Frankenstein.”
      “Doe nou niet alsof het je niets kan schelen. We zijn helden. Het is ons gelukt!”
      “Laten we niet te vroeg juichen.”
      Dat bleek goed advies te zijn. Professor Shipwright en meneer Leeman kregen geen nobelprijs en werden net zo min geridderd door de Britse Queen. Wat ze wel kregen was een levenslange celstraf, want een half jaar na hun geheime wetenschappelijke doorbraak op het gebied van cyborgology en biomedische technologie, wist Exp78A te ontsnappen. Het monsterlijke wezen, half mens, half oorlogswapen, draaide door toen het een buitenwijk van Liverpool bereikte. De enige reden dat er niet meer dan negentien doden vielen, was het nachtelijke uur, waardoor er slechts enkelingen op straat rondzwierven.

Met de twee volkomen menselijke boosdoeners achter slot en grendel, was er nog steeds de vraag wat er met de rest van hun ontdekkingen gedaan moest worden. Zelfs de meest techno-progressieve of op geld en macht beluste politici durfden hun vingers niet meer te branden aan het lab waar de rest van de ‘probeersels’ lagen opgeslagen. De zaak werd anderhalve week van bureau naar bureau geschoven omdat niemand wist wie hier nou eigenlijk voor verantwoordelijk was, laat staan wat men er in vredesnaam mee moest doen. De media draaiden overuren en actiegroepen schoten tevoorschijn als paddenstoelen in de herfst om luidkeels hun mening te verkondigen.
      Uiteindelijk nam het Ministry of Defence de zaak voor hun rekening. Er werd besloten dat men alles waar professor Shipwright en meneer Leeman hun leven lang aan hadden gewerkt moest opblazen in het belang van de nationale veiligheid, want dat was de enige manier om te voorkomen dat iemand met slechte bedoelingen de gevaarlijke technologie in handen zou krijgen - of dat deze technologie weer uit zichzelf een bloedbad zou aanrichten. De bommen waren al gelegd toen er opeens iets bewoog ergens op het terrein. Alarmbellen rinkelden, noodsituaties werden afgekondigd en legerofficieren schoten in de stress, maar allemaal voor niets, leek het. Het was maar een klein jongetje dat uit de bosjes stapte. Een klein jongetje dat half mens, half robot was.

De Britse Prime Minister ontwikkelde in die dagen een chronische hoofdpijn waar hij nog jaren last van zou hebben. Hij was niet de enige die op het randje van een burn-out balanceerde. Kranten die het Exp78A schandaal als het meest controversiële stukje nieuws van de afgelopen decennia hadden beschouwd, waren gedwongen hun woorden weer in te slikken. Exp81P-3, of Peter, zoals hij voor het gemak genoemd werd, had enkel door zijn bestaan per ongeluk voor de tweede keer in veel te korte tijd de hele wereld op zijn kop gezet. Het Vaticaan wilde hem op een brandstapel zien, wetenschappers zagen een kans om een uniek wezen te ontleden en ambtenaren hadden hem het liefst de nek omgedraaid vanwege alle overuren die hij hen bezorgde.
      Na een voorzichtig en langdradig onderzoek door allerlei verschillende instanties werd Peter ongevaarlijk verklaard. Hij bezat geen wapens of bovenmenselijke krachten zoals zijn grote broer. Hij was intelligent, maar niet buitengewoon voor een kind. Van de rechterkant zag hij eruit als ieder ander klein, blond jongetje; alleen van zijn linkerknie tot zijn voet was het blinkende metaal nog te zien waaruit zijn borstkas en linkerarm eigenlijk ook bestonden, zelfs al zaten ze verpakt onder een laagje vleeskleurig plastic. Dat hij leefde was absoluut niet natuurlijk - hij had geen menselijk hart en er liep geen echt bloed door zijn aderen - maar hij leefde, en hij was geen robot. Zijn brein was in een laboratorium gekweekt, maar volkomen menselijk.
      De roep om een goede, menswaardige behandeling bleek na deze vondsten net zo sterk te zijn als die om een onthoofding. Toen een familielid van een van de slachtoffers uit Liverpool op televisie verklaarde dat ze wist dat haar moeder nooit zou hebben gewild dat een tienjarig kind werd veroordeeld tot de doodstraf, onder welke omstandigheden dan ook, stonden de sceptici zo goed als machteloos. De huilende vrouw had het hart van miljoenen ouders geraakt en daarmee hadden de pro-Peter demonstranten de strijd zo goed als gewonnen. Ieder roddelblad dat ook nog maar hintte dat het executeren van het onschuldige jongetje een optie was, werd onmiddellijk geboycot. Tijdens Halloween dat jaar werden er meer cyborgkostuums verkocht dan ooit.

Peter kon niet langer in de cel blijven waar hij uit voorzorg was opgesloten terwijl men hem onderzocht. Na veel getob werd hij ondergebracht in een kinderziekenhuis op de afdeling met vaste patiënten, met de redenering dat men daar zijn conditie in de gaten kon houden. Verscheidene columnisten schreven kritische stukjes over dit besluit en er waren mensen die vonden dat hij beter zou zijn ondergebracht in een pleeggezin. Opnieuw werd er geprotesteerd, maar toen de Queen onverwachts overleed aan een hartaanval keerden alle ogen zich in de richting van dit nieuwere, spannendere nieuws. Actiegroepen stierven een stille dood, maar Peter zelf niet.

Hij sliep op een kamer met drie andere kinderen. Allemaal waren ze ernstig ziek en elk hadden ze ouders en familie die op bezoek kwamen. Peter had niemand, maar hij was ook niet echt ziek, had een van de verpleegster hem verteld, dus mocht hij volgens haar dankbaar zijn. Wie hij dankbaar moest zijn wist hij niet precies.
      De andere kinderen in de afdeling keken niet naar hem om. De verpleegsters waren vriendelijk tegen hem, maar ze hadden nooit veel tijd, dus hij zat meestal in zijn eentje in de speelkamer. Er was een kleine boekenkast. Hij kon niet lezen, want niemand had het hem ooit geleerd, maar hij vermaakte zich ook door naar de plaatjes te kijken.

Het duurde twee weken tot er voor het eerst een van de kinderen naar hem toekwam. Het was Mary, een meisje dat in het bed bij het raam lag op zijn slaapzaal. Ze ging naast hem zitten op zijn bankje en hij keek verbaasd op uit zijn boek. “Mijn broertje zei dat je een robot was,” vertelde ze hem, “maar ik geloofde hem niet. Ben je een robot?”
      “Nee,” zei Peter, want dat was wat volwassenen hem hadden verteld.
      “Volgens mijn vader is liefde de meest menselijke emotie. Kun je liefde voelen?”
      “Hoe voelt dat?”
      Daar moest ze even over nadenken. “Het is af en toe een beetje alsof je hart te groot is voor je borst. Soms doet het pijn, maar dat vind je niet erg. Het gaat niet om jou. Het gaat om iemand anders, want die persoon is belangrijk.”
      “O,” zei Peter. Hij kon zich niet herinneren dat hij ooit zoiets had gevoeld en het leek hem een beetje eng.
      “Kun je dat voelen?” drong Mary aan.
      Hij wist het niet precies. “Ik denk het wel, ja,” besloot hij uiteindelijk.
      Mary knikte tevreden. “Dan ben je dus geen robot. Wil je ganzeborden?”

Hij begon net aan zijn vierde week in het ziekenhuis toen er tijdens het bezoekuur een man in een zwarte vest binnenkwam en een pistool op hem richtte. Er werd veel gegild en gehuild die dag, ook toen de man allang was vastgenomen door bewakers. Agnes, de verpleegster die Peter het meeste mocht omdat ze altijd glimlachte, omhelsde hem stevig en haalde daarna een hand door zijn haar. Mary kwam naast hem zitten zodra ze de kans kreeg en zei niets, maar greep wel stevig zijn hand vast. Hij voelde zich nogal schuldig omdat hij zo veel mensen problemen had bezorgd, maar eigenlijk wilde hij het liefst weer alleen worden gelaten met zijn boek.

Mary’s blonde krullen begonnen uit te vallen. Ze was steeds vaker moe, dus kwam Peter naar haar toe met zijn boeken zodat ze samen konden kijken naar de tekeningen en ze hem voor kon lezen als ze zich daar goed genoeg voor voelde. Het boek met de konijnen was Mary’s lievelingsverhaal.

“Ik voel me niet zo goed, Peter.”
      “Het wordt vast wel weer beter. Dit is een ziekenhuis.”
      Mary glimlachte naar hem, maar hij voelde zich een beetje ongemakkelijk terwijl hij haar erg dunne en witte hand vastpakte. Hij dacht niet dat ze hem geloofde.

Er werden verkiezingen gehouden. Peter hoorde daar niets van in zijn afgesloten wereldje, tot Agnes hem opeens vertelde dat er een Prime Minister bij hem op bezoek zou komen. Ze leek kwaad en mopperde dingen over paradepaardjes, al begreep hij niet waarom. De Prime Minister kwam, samen met een heleboel andere mensen. Hij wilde met Peter op de foto en riep met een brede glimlach dingen over acceptatie, de toekomst en een strijd voor gerechtigheid en gelijkheid. Hij was een vriendelijke man, vond Peter, maar hij hield hem wel lang bezig terwijl hij eigenlijk bij Mary wilde zijn.

Mary werd niet beter. Ergens midden in de nacht hoorde Peter opeens haar stem. Hij kon niet verstaan wat ze zij, maar hij kroop onder zijn dekens vandaan en liep op blote voeten door de zaal, tot hij bij de stoel naast haar bed was.
      Hij hield haar hand vast toen ze haar laatste adem uitblies. Hij hoorde hoe de zwakke, onregelmatige pieptonen van de machine waar ze aan lag - die haar een klein beetje maakte zoals hem - één monotoon geluid werden. Hij merkte dat haar borst niet meer op en neer ging zoals dat hoorde en hij zag de glimlach die ze nog steeds op haar gezicht had, en voor het eerst begreep hij echt wat ze hem de eerste keer dat ze tegen hem sprak had verteld. Ze had gelijk, besefte hij, terwijl de verplegers die zich om haar bed verdrongen hem aan de kant schoven. Het deed inderdaad pijn.

Reageer (1)

  • Frodo

    Ik weet voor wie ik ga stemmen. Geweldig!

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen