Sorry, ik heb dit een beetje verwaarloosd, omdat ik de laatste tijd nogal druk was. Toch heb ik hier voor de fans die het leuk vinden om te lezen hoofdstuk 2 :D Veel plezier ermee.

Ik hoef alleen inhoudelijk commentaar. Het mag natuurlijk ook op de spelling een grammatica, maar dat hoeft niet. Het is voor mij op het moment het inhoudelijk commentaar wat belangrijk is voor mij.

Alvast bedankt voor het lezen :)

Alle wolken weken uiteen voor de krachtige vleugelslag van een adelaar die vrij door de wolken vloog. Hij voelde zich hier oppermachtig, en zo bevrijdend. Hierboven kon niets of niemand hem iets maken, hier kon hij voor eeuwig leven. Hij scheerde dwars door een van de wolken, langs de honderden waterdruppels waaruit de wolk bestond, terwijl zijn vleugels ongeroerd bleven. Hij was gezegend met de gave door de lucht te vliegen, het land onder zich tijdelijk los te laten en van grote hoogte alles goed te kunnen overzien. Chaos op het land was rust in de lucht; dat leerde de jonge adelaars al snel in de wolken. Een lange reis had de jonge adelaar er op zitten, maar langzamerhand begon hij al erg moe te worden van al dat vliegen. De weg naar huis was nog ontzettend lang, maar waar kon hij rusten? Het moest een plek zijn waar hij beschermd was tegen eventuele aanvallen, maar waar hij ook snel weer weg moest kunnen.
Uit het niets dook het antwoord op. Hoe had hij het kunnen vergeten? Nu het zo logisch leek, kon hij zichzelf wel voor zijn kop slaan. Hij was er al vaker geweest, samen met de anderen. Al was het een hele tijd geleden toen hij er voor het laatst was. De plek zag er ook anders uit en veel van de dingen waar hij dacht deze plek aan te herkennen, waren verdwenen. Er waren plotseling overal huizen en enorme straten vol met mensen. De gehele omgeving rondom die plek was bebouwd door mensen en alleen een klein stukje park was overgebleven. Het ene kleine stukje dat de adelaar nog wist te herkennen en daarom besloot hij ook daar te gaan landen.
Voor hij de lijn van zijn vlucht echter al te drastisch omgooide, keek hij naar de enige plaats waar hij de afgelopen uren nog niet was geweest. Het grote land dat zich in de bossen schuilde. Het land waar hij vandaan kwam en waar hij thuis hoorde, want in deze omgeving was hij net een vreemde vogel. Hij hoorde daar thuis in het diepste van de bossen. Hij tilde zijn rechtervleugel hoger op, waardoor hij nu haaks van zijn oorspronkelijke pad weggleed. Hij begon al met rusten nog voordat zijn voeten de zachte ondergrond lichtelijk omwoelden bij zijn neerkomst. Uiteindelijk was het moment daar dat de poten langzaam de zachte ondergrond raakten en neerdaalden in het hoge gras van Brennington. De adelaar nam de omgeving goed in zich op en draaide zijn kop vervolgens naar rechts.
De bloesems begonnen aan de grote bomen, langs de rand van het klein beekje, te bloeien en lieten uiteindelijk los van de takken waar ze aan hingen. Voor altijd hadden ze vanaf die hoge takken over de oever van de rivier uitgekeken, onwetend over de vraag waar alle bloemblaadjes en lelies, die over de rivier stroomden, heen gingen. Blindelings hadden ze het vertrouwen dat de stroming hen brengen zal naar waar ze thuis hoorden, maar was dat tegelijkertijd wel de plek waar ze heen wilden? Wilden ze niet liever ontdekken wat voor anders zich in de wereld bevond en de plekken te verkennen waar de rivier hen niet heen bracht of ooit zou kunnen brengen? Zo dacht de adelaar er immers wel over.
Toen werd de aandacht van de adelaar afgeleid door een zacht gekras van een potlood dat zich over het papier bewoog. Zijn kop draaide van links naar rechts en probeerde te peilen waar het vreemde geluid vandaan kwam. Toen werd het hem duidelijk dat het vanuit de hoek van het park kwam, waar een enorm gevaarte van een boom stond met aan de voet wel duizenden bladeren, terwijl het nog lente was. Iets klopte hier niet, maar misschien was het niet aan de adelaar om uit te vinden wat de reden daarvoor was. Maar deze gedachte weerhield hem er niet van om te stoppen met zoeken waar het vreemde geluid vandaan kwam.
Toen de adelaar wat beter keek, werd het hem opeens in één keer duidelijk. Onderaan de grote kersenbloesemboom lag ik met haar rug tegen de boom aan, terwijl ik een schetsboek in mijn ene hand liet rusten en met een potlood in mijn andere hand een zorgvuldige schets probeerde te maken. Mijn ogen bewogen zich van het schetsboek naar de adelaar en toen snel weer terug. Bij elk oogopslag vertrouwde ik blindelings op mijn tekenvaardigheden die mij al vaker uit zulke situaties hebben (hadden)geholpen.
Het zachte gras kriebelde mijn voeten die op de grond stonden, omdat ik mijn knieën had ingetrokken en mijn schetsenboek daar op_liet rusten. Ik was bijna klaar met mijn schets. Bijna alles had ik op het vel papier staan wat het beeld op mijn netvliezen bevatten. Het enige wat er nog gedaan moest worden, was de onvervalste handtekening van de artiest die dit kunstwerk had gemaakt, mijn naam. Melissa.
Ik keek mijn nieuwe meesterwerk nog eens over en liet mijn ogen langzaam van boven naar beneden glijden. In details was te zien hoe de witte adelaar in het zachte gras stond en zijn omgeving aan het verkennen was. Enig talent kwam wel ter sprake, maar er was nog altijd veel om te leren. Mijn ogen bleven even haken bij de ogen van de adelaar en kritisch bleef ik er naar kijken. Ik was nog niet helemaal tevreden over mijn werk.
Maar voor ik de kans kreeg om mijn werk te verbeteren, sloeg de adelaar zijn lange vleugels uit en flapperde omhoog om zijn reis naar zijn nest te volbrengen. Zijn vleugelzwaaien stuurden de wind onder zijn vleugels, waardoor hij opsteeg en van het park vandaan vloog.
Teleurgesteld keek ik naar de uitheemse vogel die de horizon tegemoet vloog. Hij verdween uit het zicht en gefrustreerd scheurde ik mijn blad uit mijn schrift dat ik al snel verfrommelde tot een prop. Toen gooide ik de prop met een harde gooi richting de vijver, waar het aan de voet van de laatste bomen die voor de vijver stonden, neerviel. Boos ging ik met mijn handen over elkaar zitten en staarde voor me uit.
Het dichte bladerdek dat boven mijn hoofd wiegde, veroorzaakte een langgerekte schaduw, waar ik onder lag met een lange grasspriet die op mijn lippen rustte. Ik liet mijn hoofd in mijn handen rusten, terwijl ik door de kleine gaten in het bladerdek keek, waar grote, pluizige wolken over de strakblauwe hemel voorbij zweefden. De wolken interesseerden mij het meest, maar ondanks dat was ik het zicht op de realiteit nog niet verloren.
Het was heerlijk stil in het park en hoewel ik erg op andere mensen gesteld was, vond ik het in dit geval heerlijk om alleen te zijn. Het voelde bevrijdend om voor eens niet omringd te zijn door mensen, omdat ze me toch alleen maar verplichtingen oplegden. Ik moest van me beste vriendin mee naar een feestje van iemand wie ik helemaal niet uit kon staan, omdat ze niet alleen wilde gaan. Van mijn moeder mag ik geen eens later dan tien uur thuiskomen. En school is op zich al één grote verplichting met daarbinnen allerlei kleinere verplichtingen, zoals huiswerk, projecten, toetsen en andere zooi. (v.t)Daarom voelde ik me altijd zo vrij als ik weg ben van alles en niemand weet waar ik ben, want niemand kan mij dan nog wat maken.
Vervolgens draaide ik mijn hoofd iets naar recht en keek naar rechts om te zien, waar ik zag hoe mijn rust het park verliet. Er waren ondertussen een stel jongens het park ingelopen en het waren precies het soort jongens waar ik een enorme hekel aan had. Het waren jongens die zich allemaal stoer voor deden en alleen bezig waren met het krijgen en dumpen van zoveel mogelijk meisjes. Wat er verder met die meisjes gebeurden, maakten hen geen ene zak uit. Het enige waar zij op uit waren, was de status en het respect die ze daarvoor kregen. Ik vond het bespottelijk dat mensen dit soort jongens adoreerden alleen doordat ze zoveel meiden in hun val konden laten trappen. Het was namelijk niet moeilijk om van de naïviteit van wanneer iemand verliefd was, gebruik te maken.
Een paar van hen zag ik met een peuk in hun mond die ze zo diep mogelijk inhaleerde en de verschrikkelijke stinkrook naar buiten bliezen. Het leek bijna net of ze expres hun longen van intrinsiek wilden vernielen, want anders deed je niet zoiets bespottelijks. Ook droegen een paar van hen een groene of bruine fles met alcohol bij zich om ook nog even zichzelf even te vergiftigen. Alcohol was namelijk officieel gezien vergif en zo zag ik het ook.
Ik wendde mijn ogen van de jongens, maar tot mijn grote ergernis kon ik hun stemmen horen praten. Ze hadden het over onderwerpen die me net zo min interesseerden als de jongens zelf en daarom besloot ik ze maar te negeren. Het was alleen frustrerend, dat ik de jongens vanaf een paar meter afstand kon horen. Technisch gezien brulden ze ook half verschillende teksten en verhalen waar ze zelf het hardst om konden lachen, maar wie mij erg stoorden.
Deze bende herkende ik van school en daar waren ze net zo luidruchtig en onbeschoft, zoals ze nu ook waren. Ze terroriseerden de buurten en maakten iedereen wie hen niet aanstond het leven zuur. De voorste van de groep, die zichzelf als hun leider beschouwde, was nog wel de grootste klootzak van allemaal. Leon Hartveld. Met zijn bende zwierf hij al jaren door de straten, waardoor andere kinderen het niet aandurfden om op de straten te komen.
Leon was erg populair op school en daarom kon hij het zich ook veroorloven om zich stoer te gedragen en excentrieke kapsels als een hanenkam of een grote vetkuif te nemen zonder dat hij werd uitgelachen, maar op het moment hield hij het bij een bescheiden kuif. Zijn ogen waren grijs en leeg en soms dacht ik zelfs dat achter die ogen ook niet veel meer kon zitten, want erg slim was hij niet. Hij gebruikte graag mensen als zijn persoonlijke boksbal.
Normaal zouden mensen anderen steunen om op te komen tegen dit soort mensen, maar op de middelbare school golden er andere regels dan de normale regels. Om populair te worden, moest je met mensen om gaan die in de smaak vielen bij de meeste andere leerlingen. Vervolgens moest je er voor zorgen dat de leerlingen je meer mochten dan de andere populaire mensen. Na dat punt te hebben bereikt, kon je jezelf van alles veroorloven en de idiootste dingen uithalen om nog meer in de smaak te vallen. En dat laatste bewees Leon elke dag nog.
Veel mensen konden stap één al niet volbrengen, waardoor stap twee buiten_bereik was en de kans om de absolute top van populariteit te bereiken voorbij was. De eerste weken waren daarom ook zo bepalend om jezelf zo goed mogelijk neer te kunnen zetten en alleen dat besef was voor velen niet iets waar ze over nadachten. Soms moest er een flinke dosis geluk bijkomen om de doorslag te geven in zulke situaties.
‘Ah, als we daar Melissa niet hebben,’ zei Leon geveinsd. ‘Wat doen jij nog zo laat in ons park.’
Vervolgens nam Leon een trek van zijn sigaret, terwijl wat van zijn groep zijn voorbeeld volgde of een grote slok nam. Er zaten ook wat meisjes bij deze groep die ik ook wel bestemde als de sletjes. Het waren vaak lange, arrogante meiden die hun haren blond verfden om meer aandacht te krijgen van jongens en overal hard om moesten lachen. Het was om ziek van te worden, maar blijkbaar moest je zo fake zijn om populair te worden. Persoonlijk vond ik het maar een eng gezelschap samen.
‘Jullie park?!,’ riep ik boos. ‘Het park is voor iedereen hoor.’
‘Het park is voor iedereen hoor,’ herhaalde een van de sletjes mijn zin op een kinderachtig manier. Daardoor begonnen de meiden met lachen, terwijl de jongens er vrij kalm om bleven.
‘Dat lijkt er anders niet op,’ zei Leon. ‘Als ik jou was, zou ik heel snel maken dat je wegkomt, want anders sla ik je net zo in elkaar als ik net heb gedaan.’
‘Heb je weer een brugger in elkaar geslagen?’ vroeg ik met een opgeheven wenkbrauw, waarmee ik aangaf dat ik niet onder de indruk was. ‘Zo jij durft wel, stoer hoor,’ voegde ik er sarcastisch aan toe.
‘Deze brugger verdiende het,’ zei Leon zonder enig teken van berouw of schaamte. Het deed hem helemaal niets wie hij pijn deed en hoeveel, want Leon was in mijn ogen soms net een op hol geslagen aap die wild zijn frustratie toonde.
‘Het zal wel,’ zei ik onverschillig en rolde met me ogen.
‘Weet je wat, ik weet het goed gemaakt,’ zei Leon grijnzend. ‘Als je mij kust dan gaan wij hier weg en is het park weer van jou.’
Natuurlijk had ik zo’n voorstel van Leon kunnen verwachten, want hij had al bijna met ieder meisje van de school gekust behalve met mij. Dat zou een smetje zijn op zijn reputatie en daarom zou hij veel doen om dat weg te boenen. Alleen was ik niet zo naïef als die andere meiden en ik moest ook helemaal niets van hem hebben.
‘Rot op!’ riep ik boos terug. Het was alleen teleurstellend dat mijn woorden Leon niet het park uitblies, want hij was er nog steeds. Het had juist alleen voor het tegengestelde gezorgd, want ik zag Leon steeds dichter op mij afkomen. Blijkbaar gaf hij geen gehoor aan mijn overduidelijke afwijzing.
‘Wat doe je, gek?!’ riep ik boos en op dat moment klemden zijn armen me vast. Ik werd zo bang van hem dat ik wilde schreeuwen, maar er kwam geen geluid uit me keel. Hij ging mij proberen te kussen en ik kon er niets aan doen. Zijn armen waren te sterk en met mijn kippenkracht kon ik hem niets maken. Zijn hoofd kwam steeds dichter en dichterbij en ik wilde iets doen, maar mijn lichaam verstijfde zich tot een plank.
Juist op het moment dat onze hoofden heel dichtbij elkaar waren, wende hij zijn hoofd van de mijne af en gooide mij in de modder aan de over van de vijver. Mijn hele gezicht, haren en kleren zaten onder de modder en voor de ogen van Leon werd ik vernederd als de freak hoe mijn omgeving mij zag. De groep jongens lachten mij met veel genot uit en je kon het zelfs gaan zien als de kreten van euforie. Het bracht Melissa bijna aan het huilen, maar ze was een sterke meid die zich niet kwetsbaar opstelde tegenover haar vijanden.
‘Haha, je dacht toch niet werkelijk dat ik jou wilde kussen,’ zei Leon spottend. ‘Kom op zeg, je bent een lelijk varken. Een freak. Daar zou iemand van mijn klasse toch nooit mee willen zoenen.’
Die woorden van Leon raakte mij zo hard dat ik een traantje voelde prikken in een van me ogen, maar ik was te koppig om hem van mijn gezicht te laten glijden. Ze mochten niet zien hoe ik brak, alles behalve dat. Zo stoer als ik kon, probeerde ik me voor te doen en ik deed niet voor hen onder. Deze enorme vernedering en vooral die verschrikkelijke woorden deden wel ontzettend veel pijn.
‘Nu ben je niet zo stoer meer, hè,’ zei één van de jongens.
‘Doe dan iets, als je denkt dat je zo stoer bent,’ zei een van de sletjes vals. De vernedering die Leon mij bezorgde, was hartverscheurend. Leon en zijn vrienden maakten zelfs varkensgeluiden en lachten me triomfantelijk uit. Ze zouden doorgaan tot ze me werkelijk zouden breken. Ze vonden het zo leuk om iemand voor schut te zetten en in de modder te gooien, dat het zelfs hun hobby is geworden. Ik voelde hoe meer tranen in mijn ogen begonnen te prikken en een van hen kon ik niet langer vasthouden. Een traan rolde van mijn gezicht naar beneden en kwam neer in de smerige ondergrond.
Het was toen op dat moment dat ik hem voor het eerste zag en ik kon me nog zo goed herinneren dat het al vanaf het begin voelde, alsof iemand me kwam redden. Vlak achter de vrienden van Leon stond een lange jongen die zijn strakke blik op hem had gericht. In het late middaglicht fonkelden zijn warrige, lichtbruine haren en straalden zijn groenblauwe ogen die op mijn ogen leken. Zijn bovenlichaam was met een blauwwit baseballjack met daaronder een neutraalzwart shirt, dat door de opening van zijn jack zichtbaar was. Zijn capuchon viel achter op zijn rug en de mouwen van zijn jack waren tot zijn ellenbogen opgestroopt. Hij droeg een donkerblauwe spijkerbroek, waar hij zich vrij gemakkelijk in kon bewegen. Om zijn rechter ringvinger zag ik een zilverenring met een inscriptie erop die voor mij onleesbaar was, maar toch las ik daaruit op dat het een ring was van zijn vriendin. Voor de rest leek hij op een gewone jongen, afgezien van het feit dat hij dat niet was. Zijn naam was Noel Estheim.
Leon’s vrienden draaiden zich allemaal naar Noel, want ze hadden al snel door dat Noel niet van plan was om aan hun kant te gaan staan. De jongens gingen allemaal in positie staan om te kunnen aanvallen wanneer het nodig mocht zijn. Ze dachten dat ze makkelijk konden winnen van één jongen als hem met z’n allen zouden aanvallen. Vervolgens liep Leon van achter de vier jongens die voor hem stonden naar voren en wendde zich tot Noel.
‘En kijk eens wie vandaag de grote held gaat spelen,’ zei Leon spottend. ‘Maak dat je wegkomt, kind, je hebt hier niets te zoeken.’
‘Ik geef je drie tellen om hier weg te gaan en nooit meer terug te keren,’ zei Noel streng. Zijn uitdrukking was verwoestend en Leon begon ook door te krijgen dat dit andere koek was dan de slapjanussen die hij normaal in elkaar sloeg. De handen van Noel hadden zich inmiddels gebald tot vuisten.
‘Haha, kijk eens even goed!’ zei Leon grijnzend. ‘Jij bent helemaal in je eentje en wij zijn met z’n vijven. Denk je nou echt dat je ons aan kan.’
‘Eén,’ zei Noel die begon met aftellen. Hij negeerde wat Leon zei, want hij had toch niet de indruk dat er iets nuttigs uit dat luchtgat zou kunnen komen. Hij zette een stap naar voren richting Leon en wist dat deze mensen eerst moesten voelen, voordat ze wilden luisteren.
‘Jongens, pak hem even aan,’ zei Leon nonchalant. De jongens gingen om Noel heen staan en omsingelden hem, terwijl de meiden een beetje aan de zijkant gingen staan om zich niet te bemoeien met dit gevecht. Meiden vochten niet, want dan zouden ze vies worden en onaantrekkelijker voor jongens. En daarbij zouden ze toch gezien hun kracht en hoge hakken weinig kunnen doen in een gevecht.
Vanuit zijn ooghoeken zag Noel de eerste jongen op hem afstormen die hem duidelijk een harde klap wilde verkopen. Met een enorme klap haalde hij enorm uit, maar in één snelle beweging onderschepte Noel de klap en hield met zijn hand de vuist van de jongen vast. Verbijsterd keek de jongen naar zijn grote misser en zag hoe zijn goede situatie voor zijn ogen veranderde naar een hele slechte. Hij voelde de stevige greep van Noel op zijn vuist drukken en wist dat bij één verkeerde beweging zijn arm werd omgedraaid.
Een tweede jongen van achter Noel deed een poging om zijn vriend uit deze lastige positie te halen, onwetend over het feit dat hij daardoor zelf in een gelijkwaardige positie kwam. In een beweging die nog sneller was dan het knipperen van je ogen, draaide Noel de arm van zijn eerste aanvaller om en ging achter hem staan, waardoor hij een soort schild werd. Vervolgens haalde de twee aanvaller vol uit op zijn vriend en bezorgde hem een enorme klap in de buik, waardoor hij in elkaar stortte en op de grond viel.
Inmiddels was Noel achter de tweede aanvaller geslopen en bracht hem uit balans door hem voorover te duwen. Daardoor viel hij over zijn vriend die op de grond lag en maakte hij een halve koprol, waarna hij plat op zijn rug op de grond lag. Het was duidelijk dat je niet met deze jongen moest sollen en vooral niet moest uitdagen voor een gevecht.
Vervolgens stormde net zo hersenloos als de eerste twee aanvallers een derde op hem af, maar deze probeerde hem te schoppen. In een beweging die voor Noel wel uren leek te duren, ontweek hij de schoppende en slaande bewegingen die keer op keer volgden van zijn derde aanvaller. Net op het juiste moment dat de derde aanvaller weer voor een harde trap uit wilde halen, schopte Noel met een enorme trap het standbeen van hem weg. Daardoor viel hij met een plof op de grond en kreeg gelijk naar zijn been die ongelofelijk veel pijn deed.
De vierde aanvaller durfde het geen eens meer tegen Noel op te nemen en besloot het park uit te rennen. Misschien achteraf gezien nog wel de verstandigste keus die de aanvallers konden maken. Nu werd de aandacht weer gericht op Leon die steeds banger uit zijn ogen keek. Deze Noel was anders dan alle anderen en hij kon er zeker van zijn dat hij er niet gemakkelijk vanaf zou komen.
Eindelijk een vechter voor rechtvaardigheid; was het eerste dat ik dacht vanaf het moment dat ik hem zag. Iemand die durfde op te komen voor de zwakkeren en net zoals ik niets moest hebben van dit soort zielige jongens. Al vanaf het eerste moment dat ik hem zag, wist ik dat ik niet alleen was en herleefde mijn hoop op dat er meer waren zoals ik. Het deed me vreugd om te zien dat zelfs Leon het gevoel van angst kende en dat zijn ogen niets anders uitstraalde, maakte de vreugd nog groter. Ik zag dat hij wist dat dit het einde was en dat hij niet kon winnen van Noel. Het was over en het beste wat hij kon doen, was hier zo ver mogelijk van weg rennen.
‘Ga,’ zei Noel streng. ‘Ga hier weg, Leon, en kom nooit meer terug.’
‘Ja, natuurlijk,’ zei Leon en liep langs Noel heen, terwijl hij zich wendde op een hoop je modder. Noel bleef hem streng aankijken, want hij vertrouwde hem voor geen moment alleen. Hij hoorde ook duidelijk ook de toon in Leon’s stem vervolgens langzaam van bang naar vals en gemeen ging.
‘Wat je maar wilt, Noel!’
Op het moment dat hij de naam van de jongen riep, gooide Leon een dikke klodder modder in het gezicht van Noel, wat zijn ogen verblinden. Er klonk ook een kreet van pijn en ik zag hoe de ogen van Noel zich afwendde van het tafereel voor zich. Met zijn hand probeerde hij het zand uit zijn ogen te vegen, maar op dat moment schoot Leon naar voren en gaf Noel een klap in zijn gezicht. Het was een flinke uithaal, want Noel verloor zijn balans en viel daardoor op de grond. Zou nu toch het onrecht zegen vieren?
In een fractie van een seconde besloot ik dat het niet zo zou mogen zijn en dat ik er iets tegen moest doen om het te voorkomen. Zo snel als ik kon haastte ik me naar Noel toe die een paar stappen van me verwijderd was en net voor Leon nog een klap aan hem wilde uitdelen, stond ik vlak voor hem en spreidde me armen. Hij zou eerst langs mij moeten om Noel nog pijn te mogen doen en aangezien ik niet zo sterk was, hoopte ik erop dat hij me niet zou slaan.
Op dat moment volgde toch een klap recht op mijn jukbeentje en ik stortte in elkaar, terwijl ik huilend me armen voor me oog sloeg. Ik voelde de pijn drukken en probeerde het te stoppen door mijn handen erop te leggen. Vanuit zijn ooghoeken had Noel alles meegekregen en terwijl hij nog met zijn ene hand het zand uit zijn ogen wreef, hief hij zijn andere hand op. Het enige wat ik me vervolgens nog kon herinneren, was een felle straal die in me oog scheen en dat ik iets zwaars op de grond hoorde vallen. Het was Leon die door iets was geraakt, maar door die irritant zonnestraal kon ik niet zien wat er was gebeurd. Inmiddels was Noel overeind gaan staan en liep dreigend op Leon af die zo snel als hij kon op stond om vervolgens te maken dat hij wegkwam. Hij was nog banger voor Noel dan voorheen en nog heel lang zou hij aan deze dag terugdenken.
Toen draaide Noel zich naar mij toe en zag een blauwe plek zitten vlak onder mijn oog, waar Leon me had geraakt. Het drong niet gelijk tot me door, maar door het kijken naar Noel was ik voor even helemaal de pijn vergeten. Het viel misschien zelfs wel mee. Ik keek naar hoe Noel mijn kant op liep en op zijn hurken ging zitten, zodat hij bijna tot ooghoogte van mij kwam.
‘Hé, is alles oké?’ vroeg hij op een zachtaardige en vriendelijke toon. Voor het eerst hoorde ik in zijn stem iets heel vriendelijks en het gaf me zelfs het gevoel, alsof hij echt gaf of alles wel oké met me was. Hij lachte lief naar me en stak me een hand toe, waarmee hij me wilde helpen met opstaan. Ik pakte zijn ruwe hand vast en hij trok me omhoog, waardoor we elkaar recht in de ogen keken en vanaf dat moment wist ik het zeker. Dit was de aller bijzonderste ontmoeting van mijn hele leven en daarom was hij ook de geweldigste.
‘Is alles oké?’ herhaalde Noel, toen er geen antwoord van mijn kant kwam en keek me recht met zijn ogen aan. Hij zat voorover op zijn hurken naar me toe gebogen en keek me met een bezorgde blik aan. Het was net of hij had kunnen zien dat ik bijna brak en op dat moment dat alles te veel werd, besloot te verschijnen. Natuurlijk wist ik ook wel dat het puur toevallig was, dat hij kwam, maar toch vond ik het bijzonder hoe goed hij dit had getimed. Precies op het juiste moment verscheen hij, alsof hij over me waakte.
‘Ja, alles is goed, ehm…’ antwoordde ik, terwijl ik wachtte op het moment dat de jongen die me had gered zijn naam zou zeggen. Dit zou bijna perfect zijn en in heel veel films zag ik precies hetzelfde gebeuren, als wat mij nu overkwam. Een jongen die een meisje redde en die samen voor altijd en eeuwige gelukkig werden. Alleen ik wist er zeker van dat in het echt dingen heel anders gingen dan in die films en dat ik waarschijnlijk deze jongen hierna nooit weer zou zien. Niet alles ging zoals je in de films te zien kreeg, maar dat was misschien ook wel de charme van een goede film. Dat de hoofdpersoon het onbereikbare ooit zou kunnen bereiken en ik hoopte op een dag dat ik dat ook kon.
‘Noel…’ antwoordde de jongen glimlachend.
‘Nou, heel erg bedankt, Noel,’ zei ik met een lieve glimlach. ‘Mijn naam is Melissa.’
‘Ze hebben je toch geen pijn gedaan, he Melissa?’ vroeg Noel bezorgd.
‘Nee, alles is goed met mij,’ zei ik en ik voelde me ook veel beter nu Noel bij me was om te beschermen. Ik wist dat niemand me kon lastig vallen nu hij bij me was, want het leek wel of er niets was dat hij niet aan kon. Het leek wel of hij getraind was om af te rekenen met dit soort rotzakken, maar ik zou overdrijven om dat te denken. Zijn aanvallen zagen er alleen wel erg soepel en gedisciplineerd uit, wat me toch aan het twijfelen bracht.
‘Wie waren die zij?’ vroeg Noel direct tegen mij. Ik zag hoe zijn ogen diep de mijne aanstaarden en het verbaasde me dat hij zo geïnteresseerd was in mijn belagers.
‘Jongens van school,’ zei ik nonchalant. ‘Ze pesten iedereen wie ze niet aanstaat. Het is gewoon een dom groepje van school die op school o zo populair zijn.’
‘Je mag ze niet,’ vroeg Noel verbouwereerd. ‘Waarom?’
‘Omdat ze toch alleen maar bezig zijn met zichzelf en hun populariteit,’ zei ik verafschuwd. Ik moest echt helemaal niets van dit soort mensen hebben, want hun hoge status verhoogde tegelijkertijd ook hun arrogantie.
‘Ze zijn opzoek naar hun trots,’ zei Noel die het meer scheen te begrijpen dan ik dat deed. ‘Veel jongeren zijn op zoek naar iets waar ze trots op kunnen zijn. Ze willen iets bereiken en het gevoel hebben dat niet alles in hun leven nutteloos is.’
‘Ze doen het alleen om hun trots?’ vroeg ik verbaasd. Ik hief mijn wenkbrauw verbaasd op en geloofde Noel niet op wat hij zei. Trots zou een te makkelijke verklaring zijn en sterker nog zou het betekenen dat er iets meer achter dat soort mensen schuilde. Dat kon ik niet geloven en nog slechter kon ik dat toegeven.
‘Inderdaad,’ zei Noel nuchter. ‘Mensen willen meestal iets hebben waar ze bij zoveel mogelijk mensen trots op kunnen zijn. Dat geeft hun status, het geeft hun macht en daardoor denken ze dat ze alles kunnen maken. Ze beseffen alleen niet dat zonder hun trots ze helemaal niets meer voorstellen. Niemand eigenlijk niet.’
Aandachtig had ik geluisterd naar wat Noel zei en hoorde hoe diep zijn zinnen waren, dat geen eens kwam door zijn diepe stem, waar hij ze mee uitsprak. Zijn zinnen hadden echt een lading die dieper ging dan wie dan ook die ik kende en daardoor wist ik dat Noel anders was dan andere jongens die ik had ontmoet. Het was vreemd om iemand te ontmoeten die in precies dezelfde stroming zat als ik, want ik was dat totaal niet gewend. Ik begon zelfs te vermoeden dat hij met opzet zo deed en er iets niet haak zat. Misschien was dit een grap van school om mij opnieuw voorschut te zetten, maar alleen zijn mooie ogen lieten me denken van niet. Zoiets kon je namelijk niet nadoen. Dat zat in je genen; las ik ergens, dus ik wilde heel graag mee te weten komen over deze Noel. Het was eigenlijk sinds eerst in tijden dat ik me daadwerkelijk weer interesseerde voor iemand en dat het een jongen was, maakte het extra verwarrend. Wie kon hij zijn?

Reageer (6)

  • Stage

    @ Shiki: ik had niet je hele comment gelezen, maar volgens mij was het qua aansluiting we goed, as in: eindigen met een spannend/mooi stukje als soortvan climax en dan in plaats van verder te gaan daarop, over te gaan naar een andere pov, die weer een beetje opbouwen en dan pas door gaan op dat eerste stukje. De voorwaarde daarop is natuurlijk wel dat die climax er is.

    1 decennium geleden
  • Slughorn

    Top:

    *Echt, echt mijn complimenten voor je omgevingsbeschrijving. Wat enorm goed! Ik hou echt van schrijvers die dat goed doen! Helemaal perfect!
    *Ik genoot van het stukje van de adelaar, ik kon me zo in het beest verplaatsen, terwijl dat denk ik lastiger is dan in een persoon te verplaatsen. Ik voelde me bijna machtig zo scherend over de stad heen.
    *Weet je, ik wil een stukje papier in mijn handen hebben in plaats van de computer.. Wat lijkt het me heerlijk als je dit verhaal leest en dan de bladzijdes om kan slaan en de geur van een boek kan ruiken. (Sorry klinkt misschien gek, maar dat vind ik geweldig aan boeken)
    *Ik vond dit hoofdstuk interessanter/beter dan je eerste. Hier kwam ik namelijk wel goed door heen, ondanks de lengte
    *Nu heb je je beter aan de tijden gehouden dan je vorige hoofdstuk. Alleen maar verleden tijd! Netjes!

    Tip:
    *Ik snap de aansluiting van dit hoofdstuk op de vorige niet helemaal. (Ja, daar heb ik speciaal voor teruggekeken ;)) Het is zo dat je daar eindigt dat je personage uit de klas komt en hier begin je ineens random over een adelaar.

    * let op de verschillende perspectieven! Onderaan de grote kersenbloesemboom lag ik met haar rug tegen de boom aan, terwijl ik een schetsboek in mijn ene hand liet rusten en met een potlood in mijn andere hand een zorgvuldige schets probeerde te maken. ~ lag ik met haar rug, dus je leent even de rug van iemand anders?
    Ik vond het trouwens echt jammer dat je ineens overging op het ik-perspectief. Alles was zo mooi in het hij/zij- perspectief dat de ruwe omschakeling nou niet echt ten goede van je verhaal kwam. Ik vond het echt zonde, want hij/zij perspectief is stiekem mooier. En later schakel je weer terug naar: Het kon Melissa... (dat was toch je ik-persoon?)

    * Er staan een aantal spelfouten in, maar dat haal ik wel even een ander keertje eruit. Dan kleur ik ze rood ofzo, want dat is een karweitje bij zo'n hoofdstuk als deze :| Alleen één zin:
          - Er zaten ook wat meisjes bij deze groep die ik ook wel bestemde als de sletjes - bestempelde (daar zou ik voor gaan)
          - ‘Ah, als we daar niet hebben,’ - je bent Melissa vergeten neer te zetten in deze zin
          - Vervolgens draaide ik mijn hoofd iets naar recht en keek naar rechts om te zien ~ iets naar rechts of iets rechter
          - Rood is een typfout ofzoiets, blauw is wat het moet zijn (als je iets vergeten ben ofzo, of mijn verbeteringen ;))

    Onbewust deed de scene van : Ga leon en het modder gooien me denken aan de leeuwenkoning xD

    1 decennium geleden
  • xMissMarije

    De inhoud spreekt mij wel en niet aan. Het spreekt mij wel aan omdat het vlot is geschreven en je in sommige stukken iets spannends aan het opbouwen ben, maar ondanks dat vindt ik het te gedetaileert en niet spannend en vlot genoeg dat het mij aanspreekt.

    1 decennium geleden
  • Stage

    sorta....

    1 decennium geleden
  • Xerxes

    Mijn hoofdstukken zijn best groot hè :P

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen