Door: Geleninja

Mackenzie

De trein reis zou 7 uur moeten duren waardoor we rond 3 uur op het juiste station zouden moeten staan, maar door de vertraging zaten we, Skylar en ik, rond half vier nog in die vervloekte trein. Mijn telefoon was rond de lunchtijd uitgevallen waardoor ik nu zonder muziek zat en Skylar sliep al sinds een uur of twee. Ze had haar telefoon in haar handen, maar toen ik hem van haar af wilde pakken zodat ik ook muziek kon luisteren sloeg ze me op mijn vingers en beet ze bijna in mijn oor. Ze sliep daarna gewoon verder en ik zat zonder muziek.
Verveeld staarde ik uit het raam van de trein. Mijn telefoon was dood, mijn zusje was dood op, alle koekjes waren dood (nou, ja opgegeten) en ik ging dood van verveling.
‘Hoe lang nog?’ Mijn zusje keek me slaperig aan en keek daarna teleurgesteld naar het lege pak koekjes. Ik voelde me niet eens echt schuldig er over.
‘Geen idee hoelang het nog duurt,’ mompelde ik. ‘We hadden er al zo’n…’ Ik keek op mijn zusjes horloge. ‘40 minuten moeten zijn.’

Het was vier uur toen mijn zusje en ik eindelijk op het station stonden. Overal om ons heen werd er in het Frans gepraat en van mijn vader was geen spoor te bekennen.
‘Waarom bel je pappa niet?’ vroeg Skylar.
‘Telefoon uitgevallen,’ mompelde ik. We liepen samen het perron af en keken door de enorme hal.
‘Als ik een uur moest wachten waar zou ik dan heen gaan?’ vroeg Skylar zich hardop af.
‘Wel ik zou je met dit weer in een ijssalon zoeken,’ zei ik. ‘Of op een plek waar je kan slapen.’ Mijn oog viel op een man die op een bankje zat te knikkenbollen en voor Skylar boos kon reageren op mijn opmerking wees ik hem aan. Ze vergat meteen mijn opmerking en rende naar hem toe, haar zware tas achter zich aanslepend.
‘Mackenzie wat ben je lang geworden,’ zei mijn vader verbaasd.
‘Ik groei al niet meer sinds ik veertien ben,’ zuchtte ik. Skylar gaf me een boze blik en ik zette een glimlach op om haar tevreden te stellen. Mijn vader stond op van zijn stoel en rekte zich even uit.
‘Ik heb hier wel lang genoeg gezeten voor vandaag,’ mompelde hij. ‘Laten we maar naar huis gaan.’
Naar jou huis zul je bedoelen, dacht ik, maar ik zei het niet hardop. Mijn zusje had zo lang op deze vakantie uitgekeken en ik wilde het niet voor haar verpesten.
‘Het is ongeveer een half uurtje rijden,’ ging mijn vader vrolijk verder terwijl hij de tas van mijn zusje met gemak op tilde. ‘Ik hoop alleen dat jullie het niet erg vinden als er nog iemand is.’ Skylar en ik keken hem verbaasd aan.
‘Je hebt een relatie?’ Mijn enorme verbijsterdheid was te horen in mijn stem en was nog groter dan mijn afschuw van het idee dat ik een stiefmoeder of nog een stiefvader (tja je weet maar nooit) zou hebben.
‘Nee, nee,’ zei mijn vader grijnzend. ‘Liam is de tweede tuinman. Hij werkt hier nu al een aantal maanden. Hij slaapt op de kamer boven de garage, dus dat betekend dat jullie de kamer met het mooie uitzicht hebben.’ Ik had geen flauw idee hoe dat uitzicht er uit zou moeten zien, want ik was nog nooit in mijn vaders nieuwe huis geweest.
Mijn vader was de landopzichter, tuinman en klusjesman van een grootlandhuis met omliggend gebied. Volgens Skylar was het er prachtig alleen waren de rijke idioten van wie het huis was er nooit.
‘Beschrijf Liam eens,’ zei Skylar toen we in de auto zaten.
‘Wel hij is een aardige jongen, harde werker, in de 20,’ zei mijn vader. ‘Aardige jongen…’
‘Dat zei je al,’ mompelde ik. Het werd stil in de auto en het bleef stil tot mijn vader de radio aan zette en mee begon te neuriën met een of ander Frans liedje. Ik was blij met de muziek hoewel ik geen woord verstond van wat er gezegd werd.

‘We zijn er.’ Mijn vader opende een groot ijzeren hek door een toegangscode in te tikken en reed het landgoed op. Aan het einde van de oprijlaan kon ik een glimp op vangen van een huis, maar er stonden bomen voor waardoor ik het niet goed kon zien. Mijn vader woonde zelf bijna naast de poort in een klein huisje van het gesteente waar alle huizen in deze streek waarschijnlijk gemaakt van waren. Het had een kleine garage kleine garage, maar mijn vader zette zijn auto gewoon voor het huis neer. ‘Morgen geef ik jullie wel een toer over het landgoed,’ zei mijn vader grijnzend. We stapten uit en ik moest toegeven dat het hier prachtig was.
‘Nog één ding voor we naar binnen gaan,’ zei mijn vader ineens serieus. ‘Liam kan niet praten.’

Reageer (2)

  • Dahlias

    Hmmm, kan hij dat echt niet?

    1 decennium geleden
  • kukeluusje

    kan niet of wil niet??
    snel verder

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen