Foto bij Untouchable||Gone

Ik viel niet op. En dat was misschien wel beter ook. Zodra je hier op begon te vallen was er of iets heel erg mis of iets goed. En in mijn geval zou het altijd het eerste zijn. Zonder veel gezeik van mijn kant heb ik altijd gedaan wat mij opgedragen werd. Eerst had ik gewerkt op de koolvelden, tot er een tekort kwam aan vissers. Ik had geen moment geaarzeld om mezelf op te geven. Zolang ik maar ver weg was van die gore pieren die je het liefste opaten tot er eigenlijk gewoon helemaal niks meer over was. En dus zo werd ik van een plukker opeens een visser. De dagen begonnen heel vroeg, vier uur. In mijn normale leven zou ik er nooit over denken om zo vroeg op te staan. Maar dit was niet bepaald het normale leven. Dus ik stond elke dag om vier uur op en ging samen met een stuk of vijftien andere mensen in kleine roeibootjes het water op. Vaak dachten mensen dat de vissers het het zwaarst hadden. En met een uitzondering van de mensen die in de kinderopvang werkten was dat misschien wel waar. Zodra je die dag met de netten moest werken had je het zwaar. Met netten vissen was goor werk. Alle dingen die vast kwamen zitten en de hele tijd moeten roeien. Meestal was het mijn taak om te roeien. Niet dat ik er echt iets van kon, als je mij liet sturen ging je waarschijnlijk precies de andere kant op. Nee het was meer omdat ik de sterkste van ons drieën was en de andere twee nooit zin hadden om te roeien. Ik ook niet maar wie was ik om ertegenin te gaan. En aan de andere kant je hoefde de krabben tenminste niet uit de netten te halen. Mijn rechter pink was bijna gesneuveld toen ik een krab uit het net probeerde te halen. Lana had het gelukkig kunnen genezen.
Het vissen met hengels was misschien wel het beste baantje. Je verbrande natuurlijk wel elke dag, wat je overigens bijna altijd deed, en het roeien in het begin en eind was slopend. Maar je kon de hele dag rustig zitten en soms kijken of er iets aan je hengel zat. En we waren de best gevoede mensen van Pardido Beach. Maar dat is allemaal verleden tijd. Ik was samen met Sam en een hele boel andere mensen verhuisd naar het Tramontomeer. Vrijwel het hele vissersteam was achtergebleven. Iedereen behalve ik dan. Maar echt erg leken ze het niet te vinden want vervanging was al snel genoeg gevonden. Hier zijn we ook begonnen met vissen. En gezien ik al een visser was had ik de leiding. Niet dat het erg veel was gezien er maar zes mensen waren waarbij ik meegeteld. Maar het lukte ons om genoeg boven te halen om iedereen te laten overleven. En toen werd het donker. Niet gewoon donker als dat het s'nachts is maar echt pikkedonker. Eerst hadden we nog een zon gehad die licht gaf. En een hele tijd geleden hadden we zelfs nog stroom. Nu droomde iedereen ervan dat we een beetje licht hadden. Alles was stilgelegd. In het donker was het onmogelijk om nog te vissen of om op de levensgevaarlijke akkers te werken. Erg lang zouden we niet meer konden overleven. En toen werd alles weer licht. Natuurlijk had ik gemerkt dat er die nacht iets aan de hand was geweest maar wat het precies was geweest wist ik niet. En waarschijnlijk zou ik er nooit achter komen ook. Maar alles was nu licht en dan werkelijk alles. Je kon weer door de muur heen kijken. Oké je had er nooit echt doorheen kunnen kijken maar je kon nu weer zien dat er iets achter lag. De bergen die al heel lang geleden verdwenen waren waren nu weer te zien. Maar je kon zien dat de muur nog aanwezig was. De mensen die erachter stonden hadden vrijwel allemaal bordjes bij waarop de naam van hun kinderen stond. Sommigen leken al te merken dat er iets niet goed was. Misschien waren het de lijken die hier lagen, al waren het coyotes. Of misschien was het Sam die zijn laserstralen op iemand had afgevuurd. Dat had ik niet gezien. Toen lag ik nog in bed. Ik begon te zoeken naar mijn ouders. Ergens tussen die gigantische menigte moesten ze heus wel staan. Maar klein als ik was kon ik niet over alle andere kinderen heen kijken. Alle grote kinderen leken vooraan te staan. Terwijl de kleintjes zoals ik maar moesten proberen er op de een of andere manier voorbij te komen. Als elfjarige stond je hier niet goed. De allerkleinsten werden naar voren geholpen door sommigen maar niemand dacht erover na om iemand van mijn leeftijd te helpen. Waarom zouden ze ook ze wouden zelf naar hun ouders zoeken. Hier kwam mijn gave eindelijk van pas. Zover ik weet wist er nog niemand van mijn gave behalve ik.
Eerst had ik niet gesnapt wat er precies was gebeurt toen ik wakker werd ik de kelder van het huis terwijl ik op de zolder had gelegen. Maar toen ik weer naar boven wou lopen en ik recht door de traptrede ging snapte ik het min of meer. Ik was een soort van geest geworden die overal doorheen kon. Het duurde twee dagen voor ik erachter was gekomen hoe ik het uit kon zetten en dus naar boven kon lopen. Het lukte tot nu toe bij alles wat ik had geprobeerd, behalve de grond en de muur. Gelukkig maar want anders had ik nu al een paar kilometer onder de grond gelegen. Met een beetje moeite lukte het me om de "gave" aan te zetten. En toen liep ik recht door de mensen heen. Een paar mensen begonnen te gillen toen ik door hun heen kwam. Maar eerlijk ze hadden al wel erger meegemaakt dan iemand die door ze heen liep. Al snel kwam ik vooraan aan zodra ik volledig uit de laatste mensen was zette ik de gave weer aan. Natuurlijk werd ik vreemd aangekeken. Van zowel deze kant van de muur als de andere. Wat vrij logisch was gezien hun niet gewend waren aan mensen die recht door anderen heen liepen. Al snel zag ik mijn ouders staan. Best logisch gezien ze nog geen twee meter van me weg stonden. Ze keken me ook geschrokken aan maar leken wel vrolijk. Niet veel later stonden ze precies voor me. Mijn moeder legde haar hand op de muur. Blijkbaar deed het daar geen pijn want ze trok hem niet geschrokken terug. Heel even probeerde ik het, maar het prikte nog steeds ontzettend. Er werd een papiertje uit de zak van mijn vader getoverd. En zoals ik al verwacht had stond de vraag op het blaadje, de vraag die ik het liefste nog even had willen ontwijken. "Waar is je broer?" ja dat werd moeilijk uitleggen. Owen was al lang geleden weg gegaan. Na twee maanden had hij het blijkbaar gezien in deze nieuwe wereld en had zichzelf aan de deurpost gehangen. Als hij nog een dag langer had gewacht was hij vijftien geworden en was hij weg geweest, maar niet zo permanent als nu. Het werd onmogelijk om dit gewoon uit te gaan leggen. Er was geen papier meer om dingen op te schrijven en ik was nooit erg goed geweest in hints. De enige manier waarop het mogelijk leek was het oude bekende gebaar. Je hand over je nek. Het was niet echt bepaald netjes maar het was de enige manier waarop ik het hun duidelijk kon maken. Zodra mijn hand weer naar beneden was barstte mijn moeder in huilen uit. Mijn vader keek me beschuldigend aan en voor ik het wist waren ze alweer verdwenen. Alles ging om Owen, zelfs nu hij dood was ging het nog om hem. Ik had daar moeten hangen in plaats van hem. Het zou niet lang meer duren voor ik er echt hing.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen