Lang geleden dat ik nog eens zo geschreven heb, hope you like it x)

Ik kreunde zachtjes en duwde mijn hand tegen mijn voorhoofd aan terwijl ik me tot een bolletje oprolde. De pijn was gewoon ondraaglijk en gaf het gevoel alsof er net een bom in mijn hoofd ontploft was. Dit was nog maar de eerste keer dat ik een voet op aarde zette, omdat ze niemand anders hadden die wilde gaan. Het was een redelijk gevaarlijk opdracht, eentje waarbij je dood kon gaan als je niet oppaste. Ik was de enige geweest die bereid was om mijn leven op het spel te zetten voor de mensen, voor de creaties van God. Ik zag het als een soort wederdienst omdat God ons ook had laten leven, net zoals hij de mensen had laten leven. Een soort blijk van dankbaarheid wegens de man die volgens zovele de aarde geschapen had. Net zoals bij de mensen waren er bij ons ook een heel deel wezens die niet meer in God geloofden, de wetenschap van de mensen begonnen te volgen en hun rug figuurlijk naar Hem toekeerden. Ikzelf was mijn geloof nog niet verloren, bleef geloven dat God voor alles zorgde dat er in de wereld gebeurde. Hoe verklaarde je anders alle aardbevingen en geboortes in de wereld? Natuurlijk had de wetenschap voor alles een antwoord klaar, maar ik weigerde om mee te gaan in hun ideeën, luisterde nooit naar wat erover gezegd werd. Ze wilden me alleen maar van mijn geloof afbrengen, me overtuigen dat God niet eens bestond en dat er voor alles een logische verklaring was. Wat zij logisch vonden, noemde ik een hoop cijfertjes waar totaal geen logica inzat. Wat hadden al die cijfertjes nu te maken met het weer of met water? Water was er om te drinken of om je in te wassen, voor niets anders.

Een zacht geluid zorgde ervoor dat ik me nog harder opkrulde en mijn ogen sloot terwijl ik hoopte dat het snel zou stoppen. Het zorgde er alleen maar voor dat de hoofdpijn erger werd en ik mijn handen er nog harder tegen drukte. Het schelle geluid van een roepende stem galmde door mijn hoofd heen en tranen vormde zich op mijn wangen. Ik was het niet gewend om in een lichaam opgesloten te zitten, had altijd volledig vrij kunnen bewegen. De pijn kwam door het licht dat helemaal opeen gepakt zat waardoor het de ruimte niet had om zich vrij te bewegen en altijd tegen elkaar aanbotste. Normaal zou de substantie verkleint moeten worden zodat het wel in een menselijk lichaam paste, maar blijkbaar was er iets mis gegaan bij de overgang. “Is alles wel goed met je?” Een hand die op mijn arm gelegd werd, zorgde ervoor dat alle pijn in een opslag verdween. Langzaam ontspande ik mezelf en knipperde een paar keer met mijn ogen voordat ik mijn hoofd een stukje draaide en in een paar vriendelijke grijze ogen keek. Even bleef ik in die ogen staren, ogen die me deden denken aan de lucht net voordat de storm zou beginnen, net voordat wij in actie zouden komen. De lippen van de man bewogen, maar het enige dat ik opving was een vaag geluid voordat ik mijn ogen sloot en het bewustzijn verloor.

Langzaam werd ik me bewust van stemmen en iets zwaars dat op mijn lichaam drukte. Voorzichtig opende ik mijn ogen een stukje, maar kneep ze algauw terug dicht toen een fel licht in mijn ogen scheen. Ik voelde hoe iemand mijn haren, die doorweekt waren van het zweet, uit mijn gezicht wreef en deed een tweede poging om mijn ogen te openen. De persoon was zo gaan zitten dat mijn gezicht werd afgeschermd van de zon en ik knipperde een paar keer met mijn ogen voordat ik ze op de vrouw richtte. Gefascineerd liet ik mijn kijkers over haar gezicht heen gaan en sloeg elk detail op in mijn hoofd. Dit was de eerste keer een mens van dichtbij zag en ik moest zeggen dat het heel anders was dan ik me had voorgesteld, beter. “Ben je klaar met kijken? Ik weet dat ik er slecht uitzie zonder make-up.” De woorden zorgden ervoor dat ik mijn gezicht beschaamd afwende en mijn kaken rood kleurden. Een zacht gelach vulde de kamer wat ervoor zorgde dat ik terug opkeek en me een stukje overeind duwde zodat ik op mijn onderarmen steunde. “Wat is je naam? Mijn man vond je op het veld maar je had geen identiteitskaart bij je.”
“Ik heb geen naam.” Mijn stem klonk redelijk schor en zacht, zo zacht dat ik het drie keer moest herhalen voordat de vrouw me verstond. “Ben je je naam vergeten?” Zachtjes schudde ik mijn hoofd en sloeg het laken een stuk naar achteren zodat ik de stof die zich om mijn lichaam heen sloot kon bekijken. “Hebben je ouders je nooit een naam gegeven?” Ik haalde mijn schouders op terwijl mijn ogen verder gleden naar het stof om mijn benen dat er heel anders uitzag dan die om mijn borst. “Je hebt dezelfde maat van kleding als mijn zoon, dus heb ik je maar iets aangetrokken.” Ik scheurde mijn blik van de kleding af en concentreerde me terug op de vrouw. Ik hief mijn hand op en legde deze op die van haar toen ik merkte dat er een verdrietige blik in haar ogen was verschenen. Een warm licht scheen vanonder mijn hand en geschrokken trok ik hem terug. “Wat was dat?” Een angstige ondertoon was in haar stem te horen waardoor ik een stukje achteruit schoof totdat ik met mijn rug tegen de muur drukte. Ik durfde de vrouw niet meer aan te kijken, hield mijn blik strak op mijn handen gericht. Een hele tijd was het stil en bewoog niemand zich. We waren allebei best hard geschrokken van het licht waardoor geen een van ons echt wist wat te zeggen. “Blaize.” Vragend keek ik op toen ze terug wat zei. “Is het goed dat ik je Blaize noem?” vroeg ze zonder dat ze me aankeek en langzaam knikte ik. “Wat is uw naam?” Deze keer was mijn stem al iets verstaanbaarder dan daarnet en voor het eerst keek de vrouw me terug aan. “Denise.”

Reageer (1)

  • Quies

    mooie proloog! en ik vermoed dat hun zoon gestorven is..

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen