Foto bij 1. Mijn wereld

Dit is mijn eerste verhaal op deze site dus ik hoop dat jullie het goed vinden! Ik ben van plan het lekker lang te maken:D

Yara stond voor de spiegel haar lange bruine haar de kammen toen achter haar spiegelbeeld een maar al te bekend gezicht verscheen: het was haar gezicht, of toch bijna. Maar die paar kleine details zag bijna niemand, zoals het moedervlekje dat Yara op haar neus had en Yindé niet en de mond van Yindé die iets voller was-Yara beweerde altijd dat Yindés mond de mooiste was, en omdat dat bijna hun enige verschil was zei ze: "Dus is Yindé de mooiste van ons twee."
Yara lachte naar haar zus en pakte haar hand.
"We zijn nog steeds identiek, ik zie het goed. Je bent vannacht geen haar veranderd." lachte ze.
"Jij ook niet." zei Yindé glimlachend terwijl ze in Yara's hand kneep. "Je ziet er nog preccies zo uit als gisteren, volgens mij lijk je zelf nog meer op mij vandaag. Stel je voor dat onze geesten vannacht perongeluk van lichaam gewisseld zijn."
"Stel je voor, maar ik denk dat mijn geest zich best thuis zou voelen in jouw lichaam. Hij zou zich daar zelf geweldig voelen, mijn geest is een echte ijdeltuit, en ik wou altijd al eens knap zijn."
Yindé draaide geërgerd met haar ogen en glimlachte toen weer. Ze kon er nooit tegen als haar zus zei dat ze minder mooi was als haar, en het was nog belachelijk ook.
"Weet je, de jongen die jou ooit mag kussen heeft geluk." zei Yara terwijl ze peinzend naar Yindés lippen keek.
"Oh, en hoe weet jíj dat dat nog niet gebeurd is?" zei Yindé sarcastisch.
"Dat weet ik best, je weet toch dat ik zieners ben."
"Oh ja, vast. Welk visioen heb je vannacht gehad?"
"Dat is natuurlijk een geheim, zoiets mag ik nooit aan gewone stervelingen vertellen, maar voor jou wil ik een uitzondering maken." zei Yara met een plechtig gezicht, en ze vervolgde met mysterieuze stem: "Ik heb gezien dat..."
Ze deed alsof ze diep snoof en gilde toen: "Dat ik het eerste aan tafel ben!" Ze stoof de badkamer uit en liep de trap af, Yindé reageerde pas toen ze in de helft was.
"Hé, niet eerlijk!" riep ze, en ze liep Yara achterna.
"Ik ben eerst!" riep Yara en ze liet zich vrolijk op haar stoel zakken. Net na haar kwam Yindé de keuken binnenstuiven. Ze trok een quassi teleurgesteld gezicht en ging toen naast haar zus zitten.
"Welke twee vlinders komen mijn ochtendontbijt verstoren?" zei hun vader terwijl hij over zijn krant keek. Toen trok hij een verbaasd gezicht en riep: "Mijn hemel! Het zijn er inderdaad twee en ze zien er ook nog eens preccies hetzelfde uit! Ik moet wel dromen, of ik ben dood en deze twee engelen verwelkomen me in de hemel."
Yara en Yindé zeiden tegelijkertijd: "Papaaa!"
Toen lachten ze, want het was een oud grapje dat hun vader al maakte sinds ze vijf waren, maar steeds met kleine variaties.
"Zus! Zus!" riep hun kleine broertje Dolf terwijl hij aan kwam hobbelen.
"Tegen wie heb je het? Tegen mij of tegen haar?" vroeg Yara terwijl ze zich zelf warme chocomelk inschonk.
"Tegen allebei!" zei hij en hij wurmde zich tussen zijn twee zussen in.
"Héla, klein opdondertje. Goed geslapen?" vroeg Yindé terwijl ze haar armen om de hals van haar vijfjarig broertje sloeg.
Dolf duwde haar armen weg en trok een pruilip. "Ik ben geen opdondertje."
"Natuurlijk ben je geen opdondertje. Je bent een hele opdonder." zei Yara.
Even bleef Dolf zielig kijken maar toen hij merkte dat zijn zussen niet van plan waren hun woorden in te trekken pakte hij een boterham en begon vrolijk met de hagelslag te kliederen.
"Papaaa, zijn we eigelijk al ooit buiten de zon geweest?" vroeg Dolf kinderlijk.
Zijn vader begon hard te lachen. "Natuurlijk niet, wat is dat voor een vraag? Wij leven in de zon maar daarbuiten kun je toch niet leven? Daar is het koud en nat, en waarschijnlijk is er ook geen licht."
"Dat weten we niet, we zijn er nooit geweest." zei Yara nuchter.
"Nee, maar we zouden er ook niet kunnen komen. We zouden verbrand worden door de gloeiende buitenlaag van de zon, alleen in de binnenkant kun je leven." Hij schudde zijn hoofd om zoveel kinderlijke domheid.
"Maar ik zou er toch eens graag komen," droomde Yindé. "Stel dat er draken wonen, of andere wezens die niet hoeven te ademen of tegen kou kunnen? Waarom wordt er in onze oude legende niets over gezegd? Er wordt toch gezegd dat toen de Zon in het eerste ochtendgloren ontwaakte ze het koud had, heel koud. Ze stak toen een vuur aan maar door het duister ging dat uit. Toen stak ze een tweede keer een vuur aan maar deze keer wikkelde ze zich helemaal rond dit vuur, zodat het vuur niet uitging. Het vuur bleef aan en verspreidde zich over haar lichaam, zodat heel de wereld in lichterlaaie stond. Maar toen de eerste mensen waren konden die niet leven in dit vuur. Toen liet de zon het bloed uit haar aders lopen: blauw, drinkbaar bloed. Rivieren stroomden door het land en doofden het vuur, zodat de mensen er konden leven. Alleen de hemel bleef rood en fel, zodat de mensen warmte hadden. Waarom wordt er niets gezegd over het duisternis?"
"Er wordt wel iets over gezegd, het is koud en kil. Meer is er niet. Er kan trouwens niemand leven, zelf de zon kon dat niet." Haar vader keek haar bewonderd aan. "Je kent wel veel van die oude mythes, zeg."
Yindé glunderde. "Ja, ik luister er heel graag naar. Ze zijn heel speciaal en er zit meestal ook een moraal aan."
"Zoals?" vroeg Yara sarcastisch, want zij hield niet bijster veel van oude legendes.
"Die moet jezelf ontdekken, dat is juist de bedoeling." lachte Yindé en toen stond ze op. "Kom, we zijn klaar met eten en we zijn al laat door al dat gepraat over buitenaardse wezens. Ik ga snel mijn spullen pakken, anders zijn we te laat op school."
Ze gaf Dolf een kus, haar vader een knuffel en huppelde de keuken uit.

Reageer (1)

  • Lexicologie

    wauw, in de zon leve, die zag ik nie aankome :p

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen