Foto bij Hoofdstuk 1

Het was februari, vroeg in de morgen. Buiten was het donker, maar in deze tijd van het jaar was het altijd donker. Een halfjaar licht en een halfjaar donker. Het zou niet lang duren voordat de zon weer op zou komen. Het noorderlicht was wel zichtbaar en zorgde ervoor dat het land een beetje werd verlicht. Kyra keek vanuit haar bed door het raam naast haar bed. Daar zag ze de groene, blauwe, roze en oranje lichten dansen aan de hemel. Het gaf een gekleurde gloed aan het bos in het verlaten dal. Kyra was de enigste persoon in dit dal. Het dal dat omringt was door bergen bezat een groot bos, maar Kyra kende het als haar broekzak. Ze kon moeilijk verdwalen en wist altijd haar weg terug te vinden. Net buiten het dal lag de kust van de Chukchi zee. Aan de kust lag een klein dorpje dat zich in leven hield door te werken aan een booreiland in de zee. Sommige mensen waren net als Kyra en woonde afgelegen van de moderne wereld in een blokhutje zonder elektronica. Het blokhutje van Kyra bestond uit één grote kamer en twee kleinere kamers. De grote kamer was de keuken en woonkamer in één. Het kleinste kamertje werd gebruikt als opslagplaats en de kamer die iets groter was als de opslagkamer was de slaapkamer.
Af en toe reisde Kyra wel eens naar het dorpje om spullen te kopen die Kyra nodig had en niet uit de natuur kon halen. Ze kwam aan het geld door de huiden van dieren te verkopen die ze gedood en geveld had. Het klinkt crue, maar zo hield ze zichzelf in leven. Meestal waren het de huiden van kariboe's, elanden, vossen, otters en wezels. Soms had ze wat meer geluk en had ze een wolf of een beer te pakken. Het enige dier dat ze altijd liet gaan was een lynx. Niet alleen was deze moeilijk te vangen, maar Kyra vond het prachtige beesten en kreeg het niet over haar hart om ze te doden. Het waren ook slimme beesten. Kyra zette altijd vallen neer voor verschillende dieren, maar nog nooit is er een lynx in haar val gestapt.
Ze rolde uiteindelijk uit bed en liep gelijk naar buiten in haar pyjama. Haar pyjama bestond uit de huid van een een kariboe. Op een paar meter afstand van het huisje stond een klein hutje dat een bij een meter was. Het was de één van de primitiefste wc, maar hij had zijn nut bewezen. Na haar behoeftes liep ze weer naar binnen met haar armen vol hout. Binnen porde ze het vuur in de open haard weer op. De open haard stond nooit uit en brandde dag en nacht door. Het zorgde ervoor dat de kou altijd buiten het huisje bleef. In de woonkamer stond een bank en een luxe stoel voor de open haard. Kyra zette een pot gevuld met water boven de open haard en gooide een paar scheppen koffie erin. Terwijl de koffie langzaam warmer werd, kleedde Kyra zich om. Ze trok dikke, warme kleding aan en laarzen gemaakt van zeehondenhuid. Toen de koffie eindelijk aan het koken was, haalde ze de pot van het vuur en vulde een mok met het zwarte goedje. Eventjes bleef ze op de grond voor de haard zitten met haar koffie. De warmte van de haard trok in haar kleding en de warmte van de koffie trok door haar lichaam. Helemaal opgewarmd liet ze haar mok achter en liep naar buiten.
Ze floot een keer scherp richting het bos, dat op een afstandje van haar huisje begon, terwijl ze naar een bult in het landschap liep. Ze veegde een klein beetje sneeuw van de bult, waardoor er een stukje van een kleed tevoorschijn kwam. Met een ruk aan het kleed trok ze het kleed en het sneeuw dat er nog op lag weg en kwam er een slee tevoorschijn. Ze draaide zich om, maar ze zag nog niks bewegen in het bos. Ze floot nog een keer en wachtte geduldig. Binnen een paar minuten zag ze eindelijk beweging in het bos. Acht prachtige beesten kwamen uit het bos gerend en gingen voor de slee achter elkaar zitten. Helemaal vooraan stonden Nanook en Akino. Nanook was een vrouwtje en Akino een mannetje, hij was een trotse wolf en kon het niet hebben als een andere wolf vooraan de slee zou staan. Ze stonden namelijk vooraan omdat zij de slimste waren. Achter hun stonden Mishka en Akiak. Mishka was het vrouwtje en Akiak het mannetje. Ze waren elkaars beste vrienden en altijd bij elkaar in de buurt. Daarachter stonden Orion en Acero, allebei een mannetje. En achteraan de rij stonden Nuka en Prancer. Nuka was een vrouw en Prancer een man, maar ze stonden achteraan, omdat zij het sterkst waren. Zij hadden de minste moeite om de slee te trekken.
Ze haalde haar geweer en pijl en boog uit de schuur. De geweer was voor zelfverdediging tegen andere wilde wolven. Maar meestal waren de acht wolven die ze al bij zich had genoeg om de meeste wilde dieren af te schrikken. De pijl en boog was voor het geval er nog een levend dier in een strik vast zat. Met de pijl en boog kon ze het dier in één keer afmaken zonder dat er een grote rommel van kwam. Met kogels was de huid van het dier gelijk verpest. Ze pakte ook nog een paar lege zakken, een lege thermosfles, zelfgemaakte hondenvoer van een kariboe die ze een paar weken geleden had gedood, gedroogd voedsel voor onderweg en beschermende kleding. Ze maakte alles vast op de slee en liep als laatste nog naar de smalle rivier achter haar huis om de thermosfles te vullen. Toen ze ook die had vastgemaakt stapte ze op de slee en hield zich stevig vast.

Reageer (1)

  • Iskuane

    Mooi geschreven!

    ik ga snel verder lezen!

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen