Foto bij 30. Confrontations and frustrations

Het geluid van de deur die dichtsloeg was nog nooit zo'n onvriendelijk geluid geproduceerd. Meteen wist ik wie het was en wenste ik dat ik zou kunnen verdwijnen. Ik dacht echt niet dat ik bepaald klaar was voor een confrontatie als deze. Waarschijnlijk dacht mijn moeder dat ik nog op school zat, dus met een beetje geluk, en het vermogen me te verstoppen, zou ze maar heel even thuis zijn, me niet opmerken en snel weer naar haar werk verdwijnen, zoals meestal het geval was. Mijn hart begon zo snel te bonken dat ik het gevoel had dat ik mijn handen tegen mijn borst moest drukken, wilde ik voorkomen dat het er niet uitsprong. “Lieverd?” Shit, shit, shit! Mijn tas stond natuurlijk nog beneden, zo moest ze tot de conclusie zijn gekomen dat ik helemaal niet meer op school zat. Plotseling viel mijn oog op mijn tas, die nog gewoon in mijn kamer stond. Verward schudde ik mijn hoofd. Wat was er in hemelsnaam aan de hand met mijn tijdsbesef? Het was elf uur 's avonds, natuurlijk dacht ze niet dat ik nog op school zat. Ik haalde een paar keer diep adem om mijn frustratie kwijt te raken, en negeerde het geluid (en de stress) die het traplopen van mijn moeder veroorzaakte. Ik kon natuurlijk de optie net-doen-alsof-ik-sliep overwegen, maar ik was ronduit een waardeloze actrice. Waar was een lange trap op het moment dat je hem nodig had? Ik was de tel kwijt voor hoe vaak ik dat ding inmiddels had vervloekt. Razendsnel schoof ik het bewijs dat ik weg zou gaan onder de kast en nog voordat de deur openging, lag ik onschuldig op mijn bed een -Goddank- al opengeslagen tijdschrift te bekijken. “Ik wilde even zeggen dat ik thuis ben.” Zei de stem van mijn moeder achter de kier van de deur vandaan. Ik slaagde erin te glimlachen en mijn moeder deed de deur verder open, kwam zelfs in de kamer staan. “Waar is pap?” Vroeg ik automatisch, hoewel ik het helemaal niet hoefde te weten.
“Hij zal zo wel komen.” Zei ze automatisch, hoewel we allebei wisten dat het een leugen was. Eigenlijk, bedacht ik me, was het hele leven van mijn moeder een ondoordringbaar web van leugens, en de mensen waarvan ze eigenlijk hoorde te houden ving ze daar en behandelde ze als vliegen. Testende hoeveel tegenslagen de vliegen aankonden. Zou ze mijn vader ook behandelen als een vlieg? Zou ze wel echt van hem houden? Hoewel het een vreselijke en wantrouwde gedachte was, had ik, vond ik, het recht me zulke dingen over haar af te vragen. Ze was immers een valse spin, die tot zelfs die gedachtegang in mijn hoofd in staat zou zijn. Plots bedacht ik me dat ze me bespeurde. Ik vond het vreemd. Meer dan vreemd, het was verdacht. Ze kwam me nooit controleren en zeggen dat ze er was. Dat ze thuis was, of dat ze er voor mij was, beide niet. Ze had het beide ook nooit laten merken. Zou zij op precies dezelfde leeftijd als ik nu verkozen zijn geworden? Was ze dan toch bang me kwijt te raken, of ging het haar er alleen maar om dat ze de roedel haatte? Of, of was ze echt aan het veranderen? Ik hoopte die laatste vraag, vurig en ijskoud tegelijkertijd. “Ik ga morgen naar Olivia.” Flapte ik eruit , om de stilte waarin ze niet wegging op te vullen en als alibi, voor de tijd die ik morgen met Tyler zou doorbrengen. Het was toch maar een leugen. Maar een leugen... Ze knikte, langzaam, alsof ze zich probeerde Olivia te herinneren. Ik balde mijn vuisten achter de kussens op mijn bed. Ga weg, was het enige wat ik kon denken, gefrustreerd tot op het bod. Weer viel er een stilte die neerdaalde op de kamer als een bom. “O. Oke. Veel plezier dan.” Zei ze uiteindelijk. Ze glimlachte gemaakt en liet haar blik vluchtig door de kamer glijden voor ze de deur weer achter zich dichtdeed. Ik liet mijn adem ontsnappen en rolde me op mijn rug. Dat ging beter dan ik had verwacht. Hoewel ze me echt boos had gemaakt, hadden we niet tegen elkaar geschreeuwd of zoiets. Het was en bleef een verdachte kwestie dat ze me kwam controleren, maar ik had geen zin om daar nu ook nog over na te denken. Daarbij had ik al genoeg aan mijn hoofd voorlopig. Ik zou me liever bezighouden met dingen die me vrolijk maakte. Misschien moest ik daar lang en grondig over nadenken. Het klonk sowieso als een goed idee mijn gedachten op te ruimen. Waar moest ik in hemelsnaam beginnen? Met een gefrustreerde zucht liet ik me van mijn bed af rollen, waarna de paarse zitzak mijn val brak en mijn haar als een waterval van blond om me heen viel. Dat was vreemd. Was het gegroeid de laatste tijd? Ik pakte een van de strengen haar vast en liet mijn vingers er tot de punten doorheen glijden. Ik wilde net naar de spiegel lopen om er zeker van te zijn of het echt zo hard gegroeid was, toen ik een scherpe 'nee!' mijn hoofd hoorde doorklieven als een torpedo. 'Niet nog meer vragen.' Ik had gelijk. Ik was in een klap een stuk een stuk vrolijker bij het horen van mijn eigen vertrouwde stem in mijn hoofd, in plaats van de onbekende maar toch ook vertrouwde stem die daar niet hoorde. Ik ademde eens diep in en uit. Het eerste wat daarna mijn gedachte passeerde was aardbeientaart. Gewoon zoiets simpels en onbezorgd waar ik nu behoefte aan had, iets van mijn oude leven, toen het nog makkelijk was. Wat ik van oma had geleerd. Oma. Kon ik zelfs haar nog wel vertrouwen? Zij had tenslotte ook alles verzwegen. Moest ik net zo boos zijn als op mijn moeder? Ik schudde mijn hoofd. Ik bleek dus niet zo getalenteerd te zijn in het opruimen van mijn gedachten. Niet sinds mijn leven was veranderd in ieder geval. Misschien was dat wat mensen hier, in Rosey Lake hoopte te bereiken met alles wat niet in het leven zoals ze het wilden pasten, een zorgeloos leventje met zorgeloze gedachten hebben. Maar dat kon niet. Dat was niet mogelijk. Wanneer besefte ze dat nou eens? Nog een zucht ontsnapte mijn mond. Op het moment dat mijn maag een vreselijk geluid produceerde, kwam ik tot de conclusie dat ik honger had. (Alweer!) Aarzelend liep ik de trap af, me afvragend of mijn moeder in de woonkamer zou zijn. Ze zat aan de eettafel, rechtop en strak, met haar blik strak op het beeldscherm van haar laptop gericht, dat haar enige lichtbron was en haar griezelig bleek maakte. Ik kon er niets aan doen dat ik haar stukje bij beetje in mijn geheugen opsloeg. Voor als ik echt weg zou gaan. Het viel me nu pas op hoe vermoeid ze eruit zag. Hoe diep de krassen in haar ziel waren. Het brak me. Zonder dat ze het opmerkte, liep ik stilletjes de trap verder af en glipte de keuken in. Ik had geen zin in om iets klaar te maken, dus gooide ik cornflakes en melk samen in een kom. Ik stond peinzend in mijn maaltijd te roeren toen ik plotseling een stem achter me hoorde. “Is... is je haar gegroeid?” Er sijpelde bezorgdheid, twijfel en angst door mijn moeders woorden. Een scala aan emoties die ik niet allemaal kon plaatsen. Maar hierdoor wist ik dat het iets te maken had met dat hele wolf-gedoe. Ik verstijfde. Zonder me om te draaien en zonder na te denken zei ik: “Ja. Mensen veranderen met de tijd. Soms denk ik dat je wel eens een klein beetje van die tijd gemist zou kunnen hebben.” Ik sprak mijn understatement bijtend uit, net zo gemeen, oneerlijk en ijskoud als de bedoeling was geweest. Daarna draaide ik me om, weg van het aanrecht en iep zonder mijn moeder aan te kijken langs mijn moeder heen, de keuken uit naar mijn kamer, om mijn kom cornflakes te nuttigen en misschien ook wel om de stille tranen die over mijn wangen stroomden tot uitspreken te brengen.

Reageer (1)

  • LetMe

    ZO MOOI GESCHREVEN! Snel verder! (:

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen