Foto bij Time to go on an Adventure. [SA]

Voordat ze wist wie ze was,
voordat ze wist waar ze was,
Wist ze dat ze anders was.
Anders dan anderen.

Het was donker. Er scheen geen licht in het kleine kamertje. Het enige licht wat er was, was rood en kwam van een klein, vierkant doosje. Het enige geluid dat er was, kwam van een bult op het bed dat langzaam op en neer ging. Een ademhaling.
Langzaam ging die ademhaling steeds sneller totdat de bult ook bewoog en kwam zo snel overeind dat het leek alsof het omhoog werd geschoten. Er kwam meer geluid tot leven. Het dekbed dat opzij werd geschoven, voetstappen die op de grond werden gezet.
Bam.
Een hoofd dat tegen het plafond stootte. Kreunend zakte het bed weer in van het gewicht dat er op ging zitten. Een hand wreef over een bult op het hoofd die bijna onmiddellijk was ontstaan.
'Godverdomme,' werd er gefluisterd. De andere hand schoof over het bed en greep uiteindelijk een klein rechthoekig apparaat dat aan het trillen was. Het scherm lichtte op. Een vinger met een rood gelakte nagel drukte op het groene knopje en leidde het apparaat naar een oor, waar drie oorbellen in hingen. Twee laag en eentje heel hoog.
'Lynn, waar blijf je nou? Je bent al een kwartier te laat.' klonk een mannenstem door het mobieltje. Lynn stond weer op. Langzaam dit keer.
'Ja ik weet het. Ik heb me verslapen. Mijn wekker ging niet af en dat is niet mijn schuld,' zei ze. Ze liep naar de gordijnen toe en sloeg deze open. Knipperend met haar ogen kon ze eindelijk het kamertje zien. De muren waren grijs, er zaten schuren die werden bedekt door posters. Het maakte alleen niks uit. De schuren liepen door over het plafond. De grond was bezaaid met kleding die achteloos werden neergegooid in de avond.
'Ik ben er over een halfuur, beloofd.' Zonder nog een woord te zeggen drukte ze op het rode knopje en gooide haar mobiel weer op het bed. Lynn keek naar buiten en zag een donkere wolkendek boven het land. Ze had uitzicht op een straatje onder haar raam en daarachter lagen weilanden en stonden bomen zover je kon zien. Het wolkendek beloofde niet veel goeds. Ze kon het voelen in haar botten. Niet langer nadenkend over het rare, voorspellende gevoel dat ze al heel haar leven bezat, greep ze wat kleding van de grond. Een simpele spijkerbroek en een oud, zwart bloesje met korte mauwen. Lynn borstelde haar haren voor de spiegel boven haar bed en haastte zich naar de badkamer. Onderweg schopte ze wat kleding opzij dat haar van de weg belemmerde. De badkamer was net als haar slaapkamer klein en Lynn moest altijd een beetje gebukt lopen omdat ze zo lang was. Er zaten schuren in de muren en de badkamer was daarnaast ook erg vuil. Een teken dat de persoon die in dit huisje niet rijk was en waarschijnlijk ook geen tijd had om de boel schoon te houden.
'En dat is waar ook,' dacht Lynn. Ze was van vroeg in de ochtend tot laat in de avond aan het werk. Ze had doordat ze zoveel werkte geen tijd voor vrienden of zelfs kennissen. Ondanks dat ze zoveel werkte verdiende ze ook niet veel geld. Werken in een dierentuin zorgde er niet voor dat ze kon studeren. Lynn had ook geen ouders. Ze groeide op in een weeshuis. Het weeshuis was goed voor haar geweest, de begeleiders waren altijd erg aardig en ze kon het goed met hun vinden, maar niet met haar leeftijdsgenootjes. Zij vond hun raar, omdat ze toen ze klein waren geweest hun altijd aan het spelen waren. De meisjes met poppen en de jongens met auto's. Vaak moesten de kinderen huilen tijdens het spelen. Ze gingen dan gillend als een speenvarken naar een begeleider toe om te vertellen dat hun pop was afgepakt door een ander meisje. Lynn vond dat ze zich aanstelde en dacht dat het een verspilling van tijd en tranen was. Niets was het waard om tranen voor te laten. Daarom praatte Lynn met de begeleiders. Er was niks van vermaak in het weeshuis voor haar dus vroeg ze de begeleiders over de buitenwereld. Een plek waar ze toen zelden kwam. Als er geen begeleiders waren om mee te praten, zat ze in een hoekje en bestudeerde de andere kinderen. In het weeshuis gingen vaak kinderen weg en soms kwamen er ook weer kinderen bij. Hierdoor heeft Lynn veel mensenkennis ontwikkeld. Een bovennatuurlijke mensenkennis. Ze had aan één blik genoeg om dwars door iemand heen te kijken en dat zorgde ervoor dat ze nu nog steeds geen vrienden had. Althans, bijna geen vrienden. Maar Lynn vond het niet erg om in haar eentje te zijn. Als ze al een keer vrij had, las ze veel boeken. Boeken over planeten, sterren, zwarte gaten, sterrenstof en sterrenstelsels. Ze voelde zich thuis in het universum.
Lynn poetste haar tanden en deed een klein beetje mascara op. Genoeg om haar wimpers donkerder te maken, maar te weinig om te zien of ze nou wel of geen mascara droeg. Ze keek nog een laatste keer in de spiegel. Haar donkerbruine haren hingen met veel volume naar beneden. De grijze ogen sprankelde niet, maar dat kon haar niet schelen. Er miste een knoopje op haar bloesje vlak bij haar schouder. Ze maakte een kleine glimlach, die volgens haar niet goed op haar gezicht paste. Lynn bond haar haren in een lage staart zodat ze niet meer in de weg konden zitten.
In haar kamer greep ze haar spullen bij elkaar. Een portemonnee die angstig licht was, een mobieltje en haar horloge. Een oude horloge die ze gekregen had van een oude begeleider die met pensioen ging. Het was één van haar favoriete begeleiders geweest en nadat hij weg was, werd Lynn nog stiller dan ze altijd al was geweest. De horloge werd om de pols gebonden, de kamer werd dicht gesmeten en het huis werd op slot gedaan. Het huisje was een klein, oud huisje dat tussen vele andere grote, dure en moderne huizen werd ingeklemd. Er miste een paar dakpannen en het verf op de kozijnen brokkelde af. Daaronder werd pijnlijk duidelijke dat het huisje eigenlijk gesloopt moest worden, het was verrot, paste niet in het straatbeeld en was een doorn in het oog van de buren. Maar Lynn had het zelf gekocht en niemand kon haar dwingen om te verhuizen.
Ze pakte haar fiets, die in net zo'n staat was als het huisje, en fietste met een rotvaart naar de eerste tramstation. Snel gooide ze haar fiets in een fietsenrek en trok de sleutel eruit. Ze kon nog net de tram binnen springen voordat de deuren dicht gingen. Ze checkte in met haar ov langs de scanner en keek de metro in. Recht voor haar zaten twee dikke vrouwen van rond de dertig die allebei eigenlijk twee stoelen nodig hadden. Voor hun leek het wel alsof er een hele klas in de metro zat. Dertien jongens en twaalf meisjes, allemaal met een leeftijd van ongeveer tien jaar zorgde voor een beestenboel in de tram. Achter de dikke vrouwen zat een jongen met een pet op zijn broek hing op zijn knieën en zijn benen lagen op het stoeltje naast hem. Een duidelijke teken dat hij niet wou dat er iemand naast het kwam zitten. Niet dat Lynn zelf van plan was naast hem te gaan zitten. Achter de jongen zat een nette, slanke jongeman met een leeftijd van rond de vijfentwintig. Geheel gekleed in een pak met stropdas. Tussen zijn benen stond een zwart koffertje. Ze knikte de man vriendelijk toe en ging naast hem zitten voordat de tram weg zou rijden en zij haar evenwicht zou verliezen. Het kleine dorpje waar ze in woonde liet ze achter zich en het uitzicht maakte plaats voor de weilanden en bomen. Dezelfde weilanden en bomen die Lynn kon zien vanuit haar raam.
Na een paar minuten bereikte ze een grotere stad en de nette jongeman stapte de eerstvolgende halte uit met zijn koffertje. Ze waren gestopt in een wijk waar heel veel kantoren stonden. De tweede halte was vlak bij de stad. Een wijk die niet veilig leek. Overal stonden huizen te koop, huizen die er uit zagen als het huisje waar Lynn in woonde. De winkels waren gesloten en hun ramen waren dicht getimmerd. De straat was verwaarloosd, stoeptegels lagen los en er lag veel afval op de grond. De jongen voor haar met zijn broek laag en een petje, stond op en stapte de tram uit. Na hem kwamen drie jongens binnen stappen die er precies uitzagen als de jongen die uitstapte. Één van de jongens checkte niet in en voordat hij kon gaan zitten, werd hij door de tramconducteur er alweer uitgegooid. Zijn vrienden protesteerde nog, maar het mocht niet baten. Grijnzend zag Lynn toe hoe de jongen buiten begon te schelden en met zijn vuist begon te zwaaien. Maar de deuren waren alweer dicht en de tram reed verder.
De derde halte was midden in de stad. De twee dikke dames waggelde de tram uit en liepen verder de stad in. Lynn was ze vergeten voordat de deuren weer dichtgingen. Nog een paar haltes gingen voorbij en aan de rand van de stad stapte Lynn uit. Net als de vijfentwintig kinderen en vier leraren die op de kinderen lette. Recht tegenover haar lag de dierentuin. Ze haastte zich er heen en liep door de personeelsingang naar binnen. Achter de deur was een klein gebouwtje. Er was een kleine ruimte waar ze in de pauze tv kon kijken en er stond een ouderwetse computer in de hoek van de kamer te vergaan. De stoelen waren allemaal leeg. Lynn keek op de klok die naast de tv hing en zag dat het al bijna half tien was. Ze was echt veel te laat.
In de kamer was nog een deur, deze leidde naar een klein halletje. Een halletje met nog twee deuren. Op de linkerdeur hing een bordje met een mannelijk poppetje en op de rechter deur hing een bordje met een vrouwelijk poppetje. Lynn stapte door de rechter deur. Ook hier was niemand. Er hingen wat jassen aan de tientallen haken die in de muur waren geboord en er lagen wat handdoeken en tassen op de meterslange houten bankje. Ze trok haar bloesje uit en trok een dikke werktrui aan die blauw was. Er zaten een paar minuscule gaatjes in, maar dat zou niemand op merken. Ze trok haar broek uit en verving die voor een stevige werkbroek.
Lynn stapte aan de andere kant van het gebouw uit en kwam terecht in de dierentuin. Voor haar lag het verblijfplaats van de wolven. Een te grote groep dieren die samengepropt zaten in een te kleine ruimte. Er was voor hun niks anders te doen dan eten en slapen. Als ze al bewogen, waren ze binnen een halve minuut aan de andere kant van hun verblijf. Ze liep langs het verblijf van de wolven en kwam bij het verblijf van de bizons terecht. Dit verblijf was een stuk groter dan die van de wolven, maar was nog steeds veel te klein om het echte wilde leven van een bizon na te maken. Alle dieren in de verblijven waar Lynn langsliep, waren tam en lagen lui en verveeld in hun verblijven. De ijsberen lagen rustig in het water te dobberen en interesseerde zich niet voor de mensen die voor het glas liepen. Die liepen er toch al elke dag, morgen zouden ze er weer zijn. Tegen de tijd dat ze bij de zebra’s aankwam, begon het langzaam te miezeren. In het verblijf waren pas twee jongen geboren die wat actiever werden van de regen en ze renden elkaar vrolijk achter na. Het zorgde ervoor dat hun spieren verbeterd werden, net als hun snelheid. Maar in de dierentuin zouden ze die snelheid nooit nodig hebben. Er zouden hier geen leeuwen of hyena’s achter hun aan komen. De moeder van de jongen keek uit instinct toch achterdochtig toe. De andere zebra’s in het verblijf liepen langzaam naar het binnenvertrek of gingen onder bomen schuilen tegen de regen.
Lynn volgde de hekken van het verblijf, zoekend naar die ene sleutel aan haar sleutelbos met tientallen sleutels, die ervoor zou zorgen dat ze in het vertrek kwam. Het was klein. De muren en vloeren waren betegeld, zoals alle kamers waar het voer voor dieren stond. Tegels waren makkelijker schoon te houden. Er hingen maar een paar kastjes, een aanrecht met een kraan. Daan zat op een stoeltje voor het aanrecht en keek naar zijn horloge toen ze er eindelijk was. Hij had kort, donker haar en een paar prachtige donkere ogen. Weer kreeg Lynn een raar voorgevoel. Hetzelfde gevoel dat ze die ochtend had.
‘Ben je daar eindelijk,’ zei hij meer dan dat hij het vroeg. Hij stond op, waardoor duidelijk hoe lang hij eigenlijk was en pakte een paar kratten van de grond naast de enige andere deur. In de houten kratten lag hooi voor de zebra’s.
‘Mijn wekker ging niet af. Dat zei ik al over de telefoon,’ mompelde Lynn. Ze duwde de deur in het slot zodat er geen onverwachte bezoekers binnen zou komen en greep naar de emmers haver die op het aanrecht stonden.
‘Je hebt in ieder geval geen problemen. De baas weet van helemaal niks.’ Daan haalde de andere deur van het slot en kwam in het binnenverblijf van de zebra’s terecht. Lynn volgde hem.
De baas over wie Daan het had, was eigenlijk zijn eigen vader. Zijn vader beheerde de dierentuin, maar hij besteedde zijn dagen met het geld tellen dat van bezoekers kwam en gaf niks om de dieren. Hij had daarover mensen onder zich om zich daarover te bekommeren. Daan was zogenaamd zijn ogen en oren onder het personeel, alleen Lynn wist dat hij de zoon van de baas was. Maar Daan deed het slecht, hij was bevriend met ieder personeelslid en kon er bijna altijd voor zorgen dat ze uit de problemen bleef.
En dat is maar goed ook, dacht Lynn. De baas zou elk personeelslid eruit gooien als hij de kans had.
Het binnenverblijf was kleiner dan het buitenverblijf. Er stonden maar een paar stallen, niet groter dan een paar vierkante meter, maar groot genoeg om een slaap- en schuilplaats te zijn voor de dieren. Er stonden nu twee zebra’s binnen die opkeken toen ze het haver hoorde vallen in de voederbakken. Daan zette de kratten weer neer en pakte een slang. Hij draaide de kraan open en spoot het water over de grond van de stallen. Lynn en hij pakte een schep en samen schepte ze het oude hooi en uitwerpselen in een container. Uiteindelijk gooide Daan het verse hooi weer op de grond en ze lieten de stallen achter zich.
‘Nog bedankt dat je het voor me hebt overgenomen. Ik denk niet dat de baas blij zou zijn als de dieren zouden verhongeren,’ Niet omdat ze dan geen eten zoden krijgen, maar omdat hij dan de dierenactivisten achter zich aan zou krijgen, dacht ze er achter aan.
‘Ach,’ zei Daan en haalde zijn schouders op. ‘Je zou hetzelfde voor mij hebben gedaan.’

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen