Herfst

De wereld kijkt niet naar me zoals ik bij haar doe, met liefde in mijn ogen. Ze kijkt me aan met regen die valt uit donkere wolken, donker gekleurde bomen die gewelddadig wiegen in de opzwellende storm. Zo nu en dan wordt het zicht me ontnomen, wanneer de druppels die op het raam botsten in te grote hoeveelheid verkeren. Ze glijden langzaam naar beneden, laten daarna amper een spoor achter zodat het zich weer een beetje terugkomt. Vervolgens kan ik het niet helpen, mijn adem condenseert steeds een beetje meer en laat het glas steeds langer wit.

Wanneer ik het spel beu ben en ik het niet langer kan verdragen binnen te zitten, sta ik op. Ik neem nog net de moeite een jas aan de trekken en de capuchon over mijn hoofd te tillen voor ik naar buiten stap. Eenmaal daar wordt de adem me enkele seconden ontnomen, zo koud voelt de lucht in mijn longen na dat van de open haard binnen, zo indringend voelen de druppels aan op mijn huid. Als mijn lichaam gewend is aan het besef buiten te zijn, gaan mijn benen vanzelf vooruit. Over het slordig geplaveide pad voor de deur, langs gereedschap in betere en slechtere staat. Intussen laat ik mijn blik over de verschillende soorten planten gaan, bijna alle zien er uitstekend uit, het was een goed jaar.

Nog verder loop ik langs enkele bomen waaraan de vruchten van het najaar hangen, nog net niet klaar om geplukt te worden door voorzichtige handen. Waar het pad afloopt, begint een onduidelijke weg door net aan hoogstaand gras vol uitbloeiende bloemen. Eiken reizen eruit op, net zoals enkele prachtige kastanjes en walnotenbomen. Soms wordt het gezelschap van loofbomen onderbroken door een alleenstaande den. Onder sommige van hen is het droog gebleven op de grond, bij andere bomen is het net zo net als de rest van de wereld. Druppels springen van tak naar blad, van blad naar tak, op alle mogelijke manieren, tot ze samen een enorm niet te verstaan muzikaal verhaal vormen.

Het ruis van alle vallende regen dreunt in mijn oren, de enige verstoring is het plenzen van mijn laarzen in plassen van allerlei formaten. Tik, tik, tik, tak, tok, tik, tiktik. Aan een stuk door, een zuiver ritme is niet te ontdekken. Ondanks alle regen die op mij belandt blijf ik doorlopen. Ik snuif nog eens de heerlijke buitengeur op met gesloten ogen. Wanneer ik ze weer open ben ik een stuk verder op het vertrouwde pad, een keer rechtsaf geslagen.

Dan bedenk ik me waar ik ook alweer naartoe loop, naar het kleine beekje dat dwars door het bos stroomt en hier in de buurt de weilanden doorkruist. Boeren zijn er tegenwoordig liever vanaf, maar liefhebbers van het milieu hebben dit plan door de gemeente af kunnen laten keren. Ook tot mijn geluk, aangezien het water ontspannend is om langs te lopen. De route die ik neem gaat door weilanden zonder vee, zodat het zeker veilig is. In de verte staan de koeien op een kluitje met de rug tegen de regen gekeerd, alle vergrauwde patronen door elkaar.

Wanneer ik bij de beek ben, is de regen zwakker dan toen ik het huis uit liep. Het miezert nu zachtjes. Bijna lieflijk vallen de druppels van minimaal formaat op de grond, om samen te smelten met het nat dat er al lag. In het stormende water is het neerkomen nauwelijks zichtbaar, het miezeren lijkt simpelweg over te vloeien naar een groter geheel, in een andere richting. Het geeft een prachtig gezicht en een leuk spel voor de hersenen om te bestuderen, maar mijn benen willen me verder leiden. Stilstaan doen ze niet graag, zelfs niet in dit mooie weer.

Ik loop de weg langs de beek, nog verder van huis, nog verder de koelte in. De lucht begint langzaam lichter te worden, maar een speur van een andere kleur dan grijstinten is nergens te vinden. Weilanden veranderen van vorm, worden langzaam kleiner, smaller, langgerekter, omwille het bos niet verder van bomen te ontnemen. De beek neemt grilliger vormen aan waar het de kans krijgt, versnelt een enkele keer een beetje tot het een obstakel tegenkomt. Waterplanten groeien aan de rustigere waterkant, zich nog voorzichtig opreikend naar de hemel.

Bij de bosrand kruip ik onder een slecht afgezet stuk hekwerk met prikkeldraad door. Aan de grond is te zien dat het niet de eerste keer is dat iemand dit gebruikt, al kunnen de grotere dieren er amper onderdoor. Als ik opsta besluit ik nog verder te lopen langs de beek, voor zover mogelijk. In het bos is de grond minder nat door de steeds verder toenemende beschutting. Oud zand vermengd met naalden en voedingstoffen van eerdere jaren is deels bedekt onder vrolijk gekleurde bladeren. Ik kijk omhoog en zie daar de broertjes en zusjes wachten, wiegend in de nog steeds harde wind, wachtend tot ze mogen vallen. Op sommige plaatsen barst plots een regen van bladeren los, waarvan de deelnemers zich langzaam wiegend en tollend naar de grond begeven.

De paden zijn van verschillende diktes, veelal slingerend, soms amper zichtbaar tussen de begroeiing. Na een tijdje stoppen de paden met het volgen van de beek, dus besluit ik om mijn eigen pad te maken tot ik weer bij een echt pad uit kom. Daar sla ik de brede kant in, waar ik door blijf lopen. Het bos verandert altijd en zelfs met mijn loopervaring weet ik even niet meer waar ik ben. Het pad maakt een plotse korte bocht, waarin ik stil blijf staan. Nog steeds komt het me niet erg bekend voor, dus het liefst wil ik het hier verder verkennen. Zonder paden gaat dat veel beter dan met. Dan valt me opeens een amper te zien strookje op tussen het beetje gras in de buitenbocht. Daar moet ik zijn.

Mijn benen brengen me weer vooruit, door een moeilijk en onduidelijk pad dat al snel verdwijnt. Desalniettemin blijf ik vooruit lopen, in die ene onbekende richting. Plotseling sta ik voor een soort gordijn van boom met planten. Ik probeer uit te vinden hoe ik er doorheen kan lopen, wat niet makkelijk is, maar uiteindelijk krijg ik het voor elkaar. Met veel groen aan mijn jas en gesloten ogen sta ik achter het ‘gordijn’ stil. Langzaam open ik ze, maar ik weet al dat er iets vreemds aan de hand is. Ik voel geen enkele druppel meer op mijn gezicht neerkomen, het is zelfs of er warmte tegen mijn huid botst. Wanneer ik mijn ogen weer open, sta ik in een bijna perfecte cirkel tussen de bomen.

Ik draai mijn hoofd verschillende richtingen op om te zien waar ik ben. Bovenin bevinden zich prachtige pluizige wolken gemaakt van diep oranje en rood gekleurde bladeren. Daaronder is het hout prachtig bruin bekleed met stukjes mos, helder van kleur alsof het totaal niet nat is geworden in de storm. Mijn blik dwaalt af naar de zijkanten van de ronde waar majestueuze planten in bijna dezelfde prachtige kleuren als de bladeren zachtjes op en neer wiegen, ondanks het gebrek aan wind. Het gras staat niet erg hoog, maar kort is het ook niet. Het is in ieder geval makkelijk om doorheen te lopen.

Het geurt er heerlijk van al die natuurlijkheden. Ik adem eens diep in en uit. Mijn blik valt dan op een curieus object in het midden. Het viel me niet eerder op door de kleuren die bijna identiek zijn met die van de omgeving waarin ik beland ben. Ik loop er naartoe, het is een erg bijzonder voorwerp om in het bos te plaatsen. Hebben mijn benen me expres hier naartoe geleid? Ik ga er met mijn hand overheen, het is erg zacht. Ik had het niet verwacht op basis van het uiterlijk. Ik ga op de bank zitten en vervolgens liggen, om even uit te rusten. Ik voel me er erg vredig, even weg van de wereld. Ik adem dieper en regelmatiger en langzaam vallen mijn ogen dicht.

Ik doe mijn ogen weer open en ik ben thuis, in mijn eigen huiskamer voor de smeulende open haard.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen