Foto bij 017. Olivia Adams

Olivia Adams

Het misselijkmakende geluid dat uit de strot van het meisje kwam had ik nog nooit eerder gehoord. Ik had nog nooit iemand voor mijn ogen zien sterven en ik moest toegeven dat het meer met me deed dan ik gedacht had.
Het was niet dat ik medelijden had met de zeemeermin , integendeel zelfs, maar het was de samenloop van omstandigheden die voor een huivering langs mijn ruggengraat zorgde. Haar smaragd groene ogen waaruit je het leven langzaam weg zag glijden, het gorgelende geluid wat veroorzaakt werd door het stikken in haar eigen bloed, haar spartelende lichaam dat langzaam stopte met bewegen.
Jake trok het mes uit haar keel en liet haar levenloze lichaam langzaam in het water glijden. Hij had dit vaker gedaan, hij had ergere dingen gezien. Ook Nevaeh en Matt leek het koud te laten.
De overige twee zeemeerminnen, net zo prachtig en dodelijk als de rest, besloten het niet tegen ons op te nemen en verdwenen tussen de wilderige boomwortels.
Jake smeerde zijn bebloedde handen af aan zijn broek -die er door het ongeluk al niet al te best aan toe was- en bungelde de houten staaf voor Nevaeh's neus. “Hou maar, je kan hem beter gebruiken dan ik.” Was haar simpele antwoord. “We moeten verder.”
Het verbaasde me hoe het bange meisje dat ik had leren kennen eigenlijk een volwassen, moedige vrouw bleek te zijn. Haar groene ogen scanden de groep en overtuigden haar dat iedereen in orde was. Jake had slechts wat schrammen, maar mankeerde verder weinig.
“Ja goed plan, laten we rustig verder lopen terwijl die meermonsters ons elk moment naar onder kunnen trekken,” snauwde Tyler. “Waarom gaan we niet meteen zwemmend? Dan maken we het ze een stuk makkelijker.”
“Genoeg, jongen.” onderbrak George hem. Het was voor het eerst dat ik hem duidelijk hoorde praten, aan zijn accent was te horen dat hij niet uit Miami kwam. De kalmerende woorden van George leken Tyler alleen maar kwader te maken.
“Oké, oké.” kwam Matthew tussen beide. “Tyler, als je wilt zwemmen hou ik je niet tegen. Wij lopen nu verder.”
Zijn krachtige woorden hadden duidelijk effect en al snel vervolgden we in stilte onze lange reis. Iedereen was moe, ik zag het aan de hangende oogleden en hoorde het aan de sloffende voeten. We liepen zo lang dat mijn schoenen begonnen te knellen en voor blaren op mijn hielen zorgden.
De ritselende bladeren en plotseling gespannen sfeer waren me niet opgevallen als Matthew niet met een ruk tot stilstand was gekomen. Zijn spieren trilden en zijn ogen schoten zenuwachtig over de omgeving, speurden naar het gene wat het geluid veroorzaakte.
Niemand was voorbereid op de prachtige, zwartharige jongen die door de struiken heen stapte. Hij ving de houten staak die Matthew in een rechte lijn naar zijn hart gooide met gemak en gooide deze neer op de grond. Zijn aanwezigheid deed mijn adem in mijn keel stokken en liet mijn hart sneller kloppen.
Hij had een witte, egale huid en hoge jukbeenderen. Hoekige kaken, een rechte neus en perfecte wenkbrauwen. Zijn zachtroze lippen trokken in een scheve grijns en onthulden een stel hagelwitte tanden. De vleugels op zijn rug hadden een rode gloed, net zoals zijn roodkleurige ogen die opgevuld werden met grote, zwarte pupillen.
“Nevaeh!” Zelfs zijn stem was aantrekkelijk. Laag, maar niet te laag. Een schor randje in zijn stem omrandde elk woord wat hij uitsprak, zorgde ervoor dat hij direct geloofwaardig over kwam. “Je hebt werkelijkwaar geen idee hoe lang we naar je gezocht hebben, vader en moeder waren erg ongerust om je.”
“Dat is niet nodig, Orion.” sprak Nevaeh. “Ik kan mezelf prima redden.”
Orion. Volgens de Griekse mythologie was dit de beste jager die ooit geleefd had, na zijn dood was hij aan de hemel geplaatst als het sterrenbeeld dat wij ook wel De Grote beer noemen. Aan het pijl en boog en grote mes in zijn handen was te zien dat hij zijn naam eer aan deed. Hij leek op een jager en door de kleine groep jongens achter hem ook op een perfecte leider. Ergens deed hij me denken aan Jake, met zijn koppige uitdrukking en strak gespannen spieren.
“Wat heb je in godsnaam mee genomen?” bromde hij opnieuw. “Is dit de reden dat je zo lang van huis was? Heb je enig idee hoe gevaarlijk het hier is?”
“Het zijn mensen en ze zijn hier niet veilig, dus ik besloot ze mee naar huis te nemen, dat is wel het minste wat ik kan doen.”
Orion liet een schamper lachje horen en schudde zijn hoofd. “Je bent ongelooflijk Nevaeh, als ik voor elke onnozele actie van jou een stuk goud kreeg, was ik nu de rijkste man in Zònon geweest.”

Reageer (1)

  • ChocoHoranx

    Wow supergoed geschreven!!
    SNel verder xoxo

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen