Foto bij 019. Olivia Adams

Olivia Adams

Het was nog vroeg in de middag, maar bloedheet toen we uiteindelijk in Nevaeh's dorp aan kwamen. Mijn voeten protesteerden hevig en mijn gebroken vingers klopten pijnlijk. Ik voelde me vies en uitgeput, overal kleefde opgedroogd bloed en zweet aan mijn lichaam. Mijn normaal zo stijle, blonde haar zat vol met klitten en deed me sterk denken aan een verwaarloosd vogelnest. Ik zag er alles behalve aantrekkelijk uit, dat dit eigenlijk voor onze hele groep gold was slechts een schrale troost, iedereen was er vreselijk aan toe.
“Nevaeh, oh wauw!”
Mijn blik schoot nerveus naar links en nam het beeldschone meisje in zich op. Terwijl ze haar voeten duidelijk op de grond neer zette leek het alsof ze zweefde bij elke stap die ze maakte. Haar stijle, zwarte haren kwamen tot aan haar billen en deinsde mee op haar soepele passen. Pas toen ze dichtbij genoeg was kon ik zien dat zowel haar vleugels als haar ogen voorzien waren van een roze gloed.
Haar tinkelende stem leek veel op die van Nevaeh. “Komen deze van het vliegtuig?” vroeg ze nieuwsgierig. “Ongelooflijk dat je op tijd was.”
Nevaeh glimlachte het meisje vriendelijk toe en wenkte haar naast zich. “Ik stel jullie voor aan Emyh, een hele goede vriendin van mij.”
Er ging een zacht gemompel door de groep, ondanks dat het vast een heel lief meisje was had ik nu meer behoefte aan eten, water en een zacht bed.
“Ze helpt ons naar de heler toe voordat de rest van het dorp jullie ziet.” grinnikte ze.
“Heler?” snauwde Tyler. “Ik ga helemaal nergens heen.”
“Dan blijf je hier toch lekker staan.” kaatste Joshua terug voordat Nevaeh antwoord kon geven. “Niemand zit op dat gedrag van jou te wachten.”
“Oké genoeg.” onderbrak Jake het tweetal. “Iedereen is moe, iedereen heeft honger, iedereen heeft pijn. Ik weet dat het lastig is en dat alles onbekend is, maar Nevaeh heeft alleen maar het beste met ons voor.”

Het 'huisje' van de heler was groter dan ik me had voorgesteld, het lag aan de buitenkant van het dorp en werd omhelsd door enorme klimops met tientallen gekleurde bloemen.
Emyh duwde de houtkleurige deur open en wenkte ons naar binnen. De muren van de enorme hal waren zo hard als marmer en zo wit als sneeuw, overal groeiden gekleurde bloemen en vlogen dezelfde, tinkelende lichtjes die we al eerder in het bos hadden gezien. Ik werd opnieuw betoverd door de schoonheid en merkte de lange, slanke jongen dan ook niet op.
“Nevaeh, Emyh.” Zijn schorre stem werd voorzien van een prachtige glimlach. “Ik verwachte jullie al, ik zie dat ik een hoop werk heb om ze zo netjes mogelijk bij de koning af te leveren. Volg me gerust naar boven, Devon en Isis hebben zich ook aangeboden. Mijn naam is Dalen, trouwens.”
Terwijl we Dalen in stilte volgde legde Nevaeh uit dat Dalen, Devon en Isis helers waren. Ze waren de enige drie in Zònon met een helende gave en gebruikten hierbij elfen stof om hun kracht een extra stootje te geven. Wonden heelden vrijwel gelijk, gebroken en gekneusden botten duurden slechts een dag, soms twee.
Wat deze wezens konden was onmogelijk, maar ik besloot me er niet voor af te sluiten. We waren niet langer op aarde, maar op een plek waarvan wij als mens-zijnde alleen maar konden dromen, over konden fantaseren of over konden lezen en schrijven. Nevaeh's werkelijkheid was zo anders dan de onze dat ik mezelf moest blijven vertellen dat dit niet slechts een droom was. Dat dit alles nu ook onze realiteit was, want er was geen weg terug.

Reageer (1)

  • Quies

    mooi! ik moet steeds aan Olivia's zus denken, of ze haar gaat tegenkomen in Zonon of niet.. :p

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen