Hij zat ineengedoken naast haar lichaam, zijn handen boven haar gezicht zwevend, angstig voor de aanraking. Ik wilde iets zeggen, maar raakte niet verder dan het prevelen van vloekwoorden onder m’n adem. Hij keek me niet aan toen hij zich probeerde van haar los te maken, zijn zachte blauwe ogen op iets in de verte gericht. “Het spijt me,” prevelde ik.
Hij schudde zijn hoofd, een rouwe lach scheurend door zijn borst. “Wat spijt je?”
M’n mond mompelde zwijgzame woorden, terwijl ik zocht naar een degelijk antwoord. Hij trok zichzelf recht en liep om haar heen. Ik zag hoe hij probeerde zijn schouders op te duwen en zijn kin hoog hield, maar de waterige glans in zijn ogen zei genoeg.
Het bleef lang stil.
Hij stond daar maar, naar haar te staren alsof dat haar zou terug brengen. Langzaam, schuifelde ik naar hem toe. Ik wou zien wat hij zag als hij op haar neer keek. Hij bleef roerloos staan.
“Waarom?”
Het liep ijskoud over zijn lippen, zijn blik nog steeds op de grond gericht. Ik tekende nerveus sterren met de punt van m’n schoen in de natte bosgrond. “Je begrijpt het niet…”
Hij keek woest op, woede brandend in zijn ogen, zijn kaken op elkaar geklemd. “Wat begrijp ik niet, Liv?”
Tranen prikte in m’n ogen, “wat had ik moeten doen? Ze wilde weg! Iemand zou haar gedood hebben. Wat maakt het nu uit of ik het was of één van hun! Ze zou ons verraden hebben!”
Zijn lichaam schokte en de spanning ontsnapte, zijn uitbarsting dovend. Hij overbrugde de ruimte tussen ons in. “Je hebt gelijk, het spijt me…”
Hij trok zijn mouw over z’n vingertoppen heen en veegde de verloren tranen van m’n wang weg. “Ze was gewoon…” hij keek me bedachtzaam aan. Ik knikte zodat hij niet verder hoefde te gaan.
“Zack!”
Hij keerde zich van me weg en maakte aanstalten om weg te gaan, maar keerde zich nog snel om. “Kun je misschien…”
“Goed,” zuchtte ik en slofte de andere kant uit. Hij verdween in het duister en liet me achter bij het levenloze lichaam op de grond. Ze was nog steeds mooi. Haar huid bleek, haar donkere haar als een halo om haar gezicht. “Het spijt me,” fluisterde ik nog eens, deze keer enkel naar haar.
“Weet je… Zack vond je leuk. Je had kunnen blijven. Samen met hem.”
Haar ogen bleven gesloten maar het leek bijna of haar mondhoeken droevig naar beneden trokken.
“Het spijt me echt.”
Ik duwde m’n arm onder haar benen en achter haar hoofd, verzamelde al m’n kracht zodat ik haar van de grond zou krijgen. Ik raakte niet ver.
Een mijl van de bosrand verwijderd legde ik haar weer neer, diep verscholen in het hoge gras waar niemand haar zomaar zou opmerken. Ik markeerde het met een kei waar ik moeizaam een 'V' in kraste. “Je bent eindelijk vrij…” mompelde ik en vertrok terug naar kamp.

Reageer (1)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen