Foto bij Wesp!Oliver

Um, ja. Oliver de Wesp, dus, al heeft Oliver de Mens ook een bijrolletje. :Y)

Het allereerste wat Percy opviel toen hij zijn slaapkamer binnenkwam was de wesp die in het schemerduister op het raam zat. Hij stond even stil en staarde naar het beestje, maar besefte toen dat hij zich er eigenlijk niet voldoende aan stoorde om de moeite te nemen zijn ongenode gast het raam uit te gooien. In plaats daarvan liep hij naar zijn bed, knipte zijn nachtlampje aan en liet zich met zijn neus voorop op de matras neervallen.
      “Ugh.”
      Er prikte iets in zijn buik. Hij wist vrij zeker dat het zijn eigen boek was, maar hij liet het liggen. Een ongemakkelijk bed droeg alleen maar bij aan de ellende die zijn leven was, zodat hij nog iets had om zich over te beklagen.
      Hij hoorde een zachte tik en draaide zijn hoofd zodat hij naar het raam kon kijken. Het leek alsof de wesp net tegen het glas was gevlogen, want hij krabbelde nu verdwaasd over de vensterbank. Percy voelde zijn pijn.
      “Jij bent tenminste een vriend waar ik op kan vertrouwen,” vertelde hij de wesp. “Mijn broertjes zijn verschrikkelijk. Daarnet tijdens het eten maakten ze de hele tijd slecht verhulde opmerkingen over mij en Penny, en ik vind haar niet eens leuk.”
      Alsof de wesp hem had gehoord, steeg hij net op dat moment op. Hij bleef niet meer bij het raam hangen, maar vloog juist verder kamer in. Percy was hem dankbaar voor de steun.
      “Je moet een naam hebben,” zei hij tegen zijn nieuwe vriend. “Ik noem je… Oliver. Oliver de wesp. Het is een mooie naam, vind je niet? Je zou de Oliver uit mijn klas eens moeten zien. Die is pas prachtig.” Oliver vloog naar de andere hoek van de kamer, en Percy haastte zich om zich te verbeteren. “Niet dat jij niet mooi bent, natuurlijk. Je zult vast de aandacht van alle wespenvrouwtjes in je nest trekken als je naar binnen vliegt. Of mannetjes, natuurlijk.”
      Percy bedacht zich dat hij geen flauw idee had wat Olivers eigen geslacht was, maar hij besloot daar niets over te zeggen. Het zou als een nieuwe belediging opgevat kunnen worden en dat was wel het laatste wat hij wilde.
      “Weet je, Oliver, soms ben ik jaloers op je. Je leven moet zo simpel zijn. Geen huiswerk, geen druk om goede cijfers te halen, geen vervelende broertjes die denken dat je verliefd bent op je beste vriendin terwijl dat nergens op slaat omdat je eigenlijk alleen maar oog hebt voor de jongen die naast je zit bij biologie.” Percy tilde zijn hoofd een stukje op om Oliver wat beter aan te kunnen kijken. “Tenminste, ik neem aan van niet, toch? Dat laatste kan ik natuurlijk niet zeker weten. Deze taalbarrière tussen ons is erg lastig.”
      Oliver scheen de andere hoek van de kamer zat te zijn en kwam weer Percy’s richting op.
      “Daar heb je gelijk in,” vond Percy. “Inderdaad, vergeet de problemen die communicatie tussen mens en dier met zich mee kunnen brengen. We hebben geen woorden of gezoem of wat voor geluid jij dan ook maakt nodig om elkaar toch te kunnen begrijpen. Onze band is dieper dan het oppervlakkige dat taal met zich meebrengt.”
      Oliver scheen sterke gevoelens te hebben over dit onderwerp, want Percy hoorde opeens een hoop ge-bzzzz. Hij kon alleen niet meteen zien waar Oliver zich op het moment bevond, dus ging hij rechtop zitten en keek om zich heen.
      “Hm, wat zeg je? Waar ben je gebleven, Oliver?”
      Zijn oog viel op zijn nachtlampje, waar achter het matte glas een wespvormige vlek heen en weer bewoog. De angst sloeg Percy om het hart.
      “Oh nee, God, stop. Wacht, kom terug! Hoe ben je daar binnen gekomen?” Hij bekeek de lamp, maar het was het soort dat een reddingsactie zo goed als onmogelijk maakte. Er moest een manier zijn om hem uit elkaar te halen om het peertje te verwisselen, en zo zou ook Oliver eruit gehaald kunnen worden, maar hij had de lamp pas een paar weken geleden van zijn tante gekregen en hoe hij ook probeerde te draaien of trekken, hij kreeg hem niet open.
      “God, Oliver,” mopperde hij ondertussen, om zijn eigen paniek te verbergen, “je klimt toch niet zomaar in een lamp? Ben je helemaal gek geworden? Je bent nog te jongen om te sterven, mijn vriend. Je hebt nog zoveel om voor te leven! Er zijn nog zoveel gesprekken die we nog niet hebben gevoerd, zoveel barbecueënde mensen die je nog niet aan het schrikken hebt gemaakt en zoveel lege colaflessen waar je nog niet omheen bent gevlogen. Laat me niet alleen, Oliver!”
      Olivers gevecht werd steeds trager en wanhopiger. Met een kloppend hart gaf Percy zijn reddingspogingen op en drukte zijn vinger tegen het hete glas om nog een laatste keer contact te maken met Oliver, die nu echt ten dode opgeschreven was. Het deed pijn aan zijn hand, maar dat kon hem niet schelen. Zijn hart was toch al gebroken. Erger dan dat kon het niet worden.
      Hij huilde niet. Absoluut niet. Hij kende Oliver immers pas tien minuten en ze hadden nog nooit werkelijk een woord gewisseld.
      Hij huilde niet, hij had gewoon een stofje in zijn oog.

De volgende ochtend, toen zelfs de laatste stuiptrekkende bewegingen van Oliver waren gestopt, haalde Percy zijn moeder erbij. Zij kreeg de lamp met zoveel gemak open dat hij zich nog honderd keer schuldiger voelde over Olivers dood.
      Zijn moeder haalde het lijk tevoorschijn en zette een stap richting zijn prullenbak, maar werd gestopt door Percy’s schreeuw van schrik.
      “Nee, niet in de prullenbak! Hij moet een waardige begrafenis krijgen.”
      Zijn moeder keek even van hem naar de dode Oliver op haar hand en weer terug, maar legde zich er toen met een zucht bij neer. In verhouding was dit nog lang niet het meest vreemde wat haar zoons haar over de jaren hadden gevraagd.

Die dag was school een ware marteling. Alles herinnerde Percy aan Oliver en zijn tragische lot: iedere lamp, colafles, mug die ergens rondvloog of leerling die geel of zwarte kleding droeg was een wrede herinnering aan de vriend waar hij te vroeg afscheid van had moeten nemen. Toen hij tijdens de biologieles door zijn boek bladerde om de juiste pagina te vinden en langs een plaatje van een wespennest kwam, voelde hij een scherpe steek direct in zijn hart.
      Hij zuchtte diep. “Oh, Oliver.”
      Pas toen hij een blik op zich gericht voelde besefte hij zoals altijd naast de menselijke Oliver zat en net hardop diens naam had gekreund. Hij slikte en keek om. Olivers mond hing een stukje open, maar hij wist niet zeker of dat een goed of een slecht teken was.
      “Niet- Niet jij,” begon hij onhandig. “Er zat een wesp in mijn kamer, zie je, en ik…” Hij viel stil. Hij had geen zin in een blauw oog omdat hij de meest populaire jongen van school verteld had dat hij een wesp naar hem had vernoemd, puur omdat zijn naam altijd de eerste was die hem te binnen schoot.
      Oliver leek opeens ontzettend rood te worden. “Oh. Oké.”
      Percy staarde Oliver aan, gefascineerd door de kleur die zijn gezicht aannam. Waarom zou Oliver rood moeten worden? Percy was zelf degene die over wespen wauwelde.
      Oliver keek kort zijn kant op, deed een tweede poging zich op zijn huiswerk te concentreren en leek het toen toch op te geven. Hij gooide zijn pen neer en draaide zich weer naar Percy toe. “Er is iets wat ik je al een tijdje wilde vragen.”
      “Oké,” zei Percy. “Wat is het?”
      “Ik, eh-” Oliver schraapte zijn keel en wreef met zijn duim over een ruwe tekening van een penis op het tafelblad, tot hij opeens leek te beseffen wat de inkt die hij wegveegde eigenlijk voorstelde en zijn hand geschrokken terugtrok. “Ik vroeg me af of het waar is wat Fred en George zeggen over jou en Penelope.”
      “Nee,” flapte Percy er onmiddellijk uit, nog voordat hij zichzelf tijd had gegeven om na te denken over waarom Oliver zoiets zou willen weten. Dat was misschien maar beter ook, want anders zou hij waarschijnlijk een nog beschamender antwoord hebben gegeven. “Ze vertellen alleen maar onzin,” voegde hij er iets beheerster aan toe.
      “Echt?”
      “Echt. Penny is gewoon een vriendin.”
      “Oh,” zei Oliver. Hij leek opgelucht. “Oh. Dat is goed.”
      “Goed?” herhaalde Percy.
      Oliver draaide zich weer naar zijn huiswerk, maar Percy kon desondanks heel goed zien dat hij glimlachte. “Ja. Goed.”
      Percy bladerde verder door zijn boek en deed zijn best om niet om de minuut naar Oliver te kijken, maar dat was lastig. Hij was de ene Oliver verloren, maar hij vermoedde dat hij misschien een andere Oliver daarvoor in de plaats had gekregen.

Dit verhaal is opgedragen aan Frank de Wesp, een geweldig wezen dat maar veel te kort op onze aardbol heeft mogen rondvliegen, en waarvan Jip het tragische einde helaas heeft moeten meemaken. RIP Frank. Je zult nooit worden vergeten.

Reageer (7)

  • Butterflygirl

    Zo droog dat hij dat kreunde terwijl O naast hem zat hahaha

    Wacht wacht gebasseerd op een waargebeurd verhaal dan? Geweldig XD

    7 jaar geleden
  • Wiarda

    Dit is... werkelijk prachtig. Niet alleen omdat ik nu niet meer de enige sufferd ben die om een dode wesp gehuild heeft, maar ook omdat het gewoon zo enorm schattig is en aksdjhaegwue. Zowel wesp!Oliver als mens!Oliver zijn enorm knuffelbaar hierin. :9~
    De lange reactie op het derde deal van de break-up AU houd je overigens nog van me tegoed, want vandaag kwam het er niet meer van en ik wil het sowieso even goed en uitgebreid doen, want het heeft nou eenmaal een goede en uitgebreide reactie nodig. Het was nou niet bepaald het soort hoofdstuk waar ik mijn mond al snel over kan houden.

    Oh, en ik denk dat Frank vereerd zou zijn geweest. Als hij nog had geleefd. (no_chears)

    1 decennium geleden
  • Anaklysmos

    Haha, geweldig! (:

    1 decennium geleden
  • Tuala

    Hm, ik moet zeggen dat ik niet veel met wespen heb, dus dat ik me ook niet heel goed kan inleven in dit hoofdstuk. Hé, jammer, nu heb ik net een hele ode aan jouw schrijfstijl geschreven! Nee, grapje, je schrijft nog steeds goed en ik vind het ook wel schattig :') ergens doet het me ook aan die drapple-verhalen denken.

    1 decennium geleden
  • Maheegan

    Oliver D: Dit deed me eerst even denken aan Oliver de ongediertebestrijder

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen