‘Waar kom je vandaan?’ vraag ik hem terwijl ik hem bekijk. Zijn donkere haren, zijn lichte ogen. Hij kijkt me aan, ‘Hoezo vraag je dat.’ Ik frons mijn wenkbrauwen en neem een hap van mijn cornflakes. ‘Je bent hier niet geboren,’ zeg ik dan.
‘Nee,’ zegt hij en gaat naast me zitten. De haren op mijn arm komen overeind en er staat kippenvel op mijn armen. ‘Ik ben geboren in Italië.’ Ik kijk hem even verbluft aan en denk dan terug aan de eerste dag dat ik hem ontmoette. Ik werkte er nog niet lang, misschien een paar weken. Toen kwam hij, Thomas. Zelfverzekerd liep hij toen, vier jaar geleden, het politiebureau binnen. Ik weet nog dat de meisjes waarmee ik werkte begonnen te blozen. Ik niet, ik haatte hem. Ik haatte hem meteen. Toen hij tegen mij begon te praten viel me zijn accent meteen op. Hoewel ik het niet kon plaatsen. ‘Je accent viel op, ik kon het alleen niet plaatsen,’ zeg ik tegen hem. Hij zegt niets maar neemt een slok van zijn koffie. ‘Je kent toevallig niet die verdachten?’ vraag ik hem dan en kijk hem aan. Hij begint te lachen, ‘Nee. Ik ga niet om met mensen die jij criminelen vind.’ Maar iets in zijn ogen lijkt het er niet mee eens te zijn. ‘Het zou zoveel makkelijker zijn als we wisten wat er die avond gebeurt was.’
‘Laten we niet over werk praten,’ zegt hij en legt zijn hand op mijn arm. Ik kijk hem aan en glimlach. Hij brengt zijn gezicht dichter tegen mij aan, en zoent me dan. Mijn lippen gaan automatisch open en ik sla mijn armen om hem heen. Ik krijg het gevoel dat mijn benen week worden en dat ik elk moment kan vallen. Ik druk me tegen hem aan, ‘Thomas,’ fluister ik in zijn oor.
‘Anna,’ zegt hij in mijn oor. Nee, hij gromt het, misschien heet dat wel kreunen. Ik maak zijn blouse los, en hij scheurt mijn t-shirt open. ‘Misschien is een bed handig,’ fluistert hij terwijl hij me oppakt en me naar zijn slaapkamer brengt. Tegen de tijd dat we daar aan komen heb ik mijn bh nog aan en hij nog steeds zijn T-shirt. Hij legt me in bed, waar we verder gaan. Hij maakt mijn bh los en glijd met zijn ogen bewonderend over mijn ontblote bovenlijf. ‘Je bent prachtig,’ fluistert hij dan. Ik grinnik en leg mijn handen op zijn borst, ‘Je bent de eerste.’ Hij zoent me met zoveel passie dat ik vergeet zijn t-shirt over zijn hoofd te trekken. Uiteindelijk doe ik het toch, en sla mijn armen om hem heen. Mijn vingers glijden over zijn schouder, zijn sterke spieren. ‘Wat is dat?’ fluister ik dan. Hij rukt zich van me los en doet zijn t-shirt weer aan. ‘Niets,’ zegt hij. Ik kom omhoog en kijk hem aan. Hij heeft zijn gezicht van me afgekeerd, ‘Thomas?’ vraag ik hem. Hij zegt niets en ik leg mijn hand op zijn wang, ‘Wat is er?’ Ik word bang als hij niets zegt, bang dat ik iets verkeerd gedaan heb. Langzaam trek ik zijn t-shirt omhoog. ‘Anna,’ fluistert hij nog, maar ik duw hem weg. Op zijn rug zit een enorm litteken. Ik slaak een kreet van verbazing en schrik. ‘Waar is dat van?’ vraag ik hem. Hij legt zijn armen om me heen en duwt me tegen het bed aan, ‘Vuur,’ zegt hij dan. Ik frons mijn wenkbrauwen en kijk hem even aan, ‘Hoe bedoel je?’
‘Er was een vuur, en ik raakte gewond.’ Zijn ogen staan verdrietig, en ik streel hem over zijn wang.
‘Het maakt mij niet uit als je rug niet zo mooi is als de rest van je lichaam.’
Hij lacht kort, ‘De brandwond op mijn rug, ik had er mee kunnen leven.’ Ik kijk hem aan en ga een eindje van hem vandaan zitten. ‘Wat is er gebeurd?’ vraag ik weer.
‘Een paar jaar geleden was er een vuur, mijn familie werd verzwolgen. Ik heb het overleefd, niet alles van mij. Mijn rug hebben ze nog kunnen redden,’ hij kijkt me aan. ‘Mijn been niet.’
Ik staar hem wezenloos aan. Thomas kijkt naar zijn handen, zijn haren vallen voor zijn ogen. ‘Anna,’ begint hij langzaam. Ik steek mijn hand op en draai mijn hoofd weg van hem. ‘Praat even niet tegen me.’
‘Waarom?’
‘Ik ben niet dom, Thomas!’ roep ik tegen hem. Mijn hoofd begint te spinnen. Hij kijkt me aan en begint te grijnzen, ‘Je hebt het door.’ Ik sta op en doe mijn bh weer om en loop van hem weg. Hij loopt me achterna en houdt me tegen, ‘Anna, alsjeblieft.’
‘Waarvoor had je me nodig, Thomas?’ roep ik tegen hem. Ik kijk hem woedend aan, ‘Godverdomme, Thomas, als dat je naam is. Ik ben niet dom. Hoeveel hints wilde je me nog geven?’
‘Anna, alsjeblieft, luister.’ Hij kijkt me smekend aan en draait zijn handen omhoog. Ik schud mijn hoofd en loop bij hem weg. ‘Je moet me helpen, Anna!’ roept hij me na. Ik blijf staan en draai me langzaam om, ‘Helpen? Ik denk het niet, Thomas. Jij had jezelf een lange tijd geleden kunnen helpen. Liegen helpt niet.’
‘Ik loog niet.’ Hij lijkt te breken. Ik draai me langzaam om, zodat hij de tranen op mijn gezicht kan zien. ‘Goed,’ zeg ik dan terwijl ik op de grond ga zitten. ‘Je kwam hier vier jaar geleden werken, je bent Italiaans en je familie is omgekomen bij een brand, waarbij jij ernstig gewond raakte. Godverdomme, Thomas. Denk je niet dat ik het niet snap.’ Hij kijkt me met grote ogen aan en loopt naar me toe, ‘Anna,’ zegt hij dan. Ik ontwijk zijn blik en kijk naar de grond.
‘Het spijt me.’
‘Ik heb niets aan spijt.’
‘Dat weet ik,’ zegt hij en hij gaat naast me zitten. Hij steekt zijn hand uit en ik kijk er naar. Hij haalt zijn schouders op, ‘Fabrizio,’ zegt hij dan, ‘mijn naam.’ Ik bijt op mijn lip en schud zijn hand langzaam, ‘Heb je me gebruikt?’ vraag ik hem dan.
‘Ik wilde je vertrouwen winnen, maar meer niet,’ zegt hij dan. Ik kijk hem even aan en sla dan mijn armen om hem heen en begin te huilen. Hij sluit zijn armen om mij heen en troost me. ‘Het komt goed, Anna.’

Maar ik geloof hem niet.

Reageer (1)

  • Creator

    Echt super goed geschreven + spannend:)
    Snel verder schrijven jij x

    trouwens dit verhaal zou echt zo veel meer abo's moeten hebben!

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen