Ik had een tijdje een inspiloze week, maar hier weer een hoofdstuk.

De leider keek zijn zoon met grote ogen aan. 'Hoe durf jij op zo'n toon te spreken,' siste zijn vader, waarbij ik hem geschrokken aankeek. Ik keek met teneergeslagen ogen naar de grond.
'Mag ik dan op zijn minst vragen hoe u heet?' mompelde ik nog steeds geschrokken door zijn stem. De grote leider knorde tijdens het inademen. 'Upeze, maar nu je vrienden,' ging hij ineens over op een ander onderwerp.
Ik keek hem met angst aan en liep wat naar voren. 'Je gaat toch niets met hun doen,' smeekte ik. 'Dat ligt eraan hoe jij je gedraagd.' ik keek strak voor me uit en wist nu niet wat ik moest doen.
'Misschien eet ik ze wel op,' gaf hij als sugestie. 'Nee, eet ze niet op, ik doe alles voor je,' smeekte ik verder en viel voor zijn voeten op de grond. De staart die al die tijd rustig naar beneden bungelde, lag nu opgerold op de kale metalen vloer.
'Echt alles?' Upeze keek naar zijn zoon die verslagen op de grond zat. Hij was veranderd, dat zag hij. Hij was niet meer dat hulpeloze stuk schroot dat hij zag toen ze hem gevangen hielden.
Nee, hij zag er nu als een van ons uit, maar zijn menselijke vormen zaten er toch nog in, die emoties moest hij zien te breken. Ik was volslagen verloren en kon nu niets anders denken dan ik diep in de problemen zit, ik besef nu ook dat ik gewoon aan het tegenstribbelen ben tegen een leider van de wezens die we moesten opsporen. Dit was het experiment, waar ik me voor had aangenomen, alleen maar voor het geld.
Mijn vrienden zaten nu gevangen in dat kale stukje ruimte, vol schimmel. Ik keek de leider kort aan toen hij niets in de gaten had, rende ik de deur uit. Bewakers riepen me na en probeerde iets naar me toe te schieten, maar geen van allen was raak.
Ik had moeite met rennen, door de staart die achter me aan zwiepte. Mijn lange donkere haren, vlogen om mijn oren. Ik struikelde bijna doordat ik niets meer kon zien, maar kon mijn evenwicht nog net bewaren.

Ik rende op goed gevoel richting de cellen, waar mijn vrienden verbleven. Ik keek geschrokken opzij toen ik twee gedaantes achter glas zag zitten. Ze waren bleek, maar door hun ademhaling gaf het aan dat ze nog leefde.
Ik keek eerst om me heen of er iemand aankwam, gelukkig was het een totaal lege gang. Zachtjes schoof ik de deur open en kroop door het kleine kiertje naar binnen.
De twee meisjes, waren met sterke boeien vastgebonden, maar ze hadden niet in de gaten dat ik naar binnen was geslopen.
Ik stak een van mijn lange nagels in de opending van de sleutelgaten en probeerde hem te breken, wat met moeite ging. Zacht gekreun, kwam uit een van de monden. Een van de meisjes opende zachtjes haar ogen, en keek geschrokken op toen ze me zag.
'Wie ben jij,' riep ze en ik snoerde haar de mond, door een vinger erop te drukken. 'Ik ben Sam Whinter, ik kom je bevrijden,' fluisterde ik en peuterde weer verder. 'Ik ben Briz bay, dat meisje daar is Lea,' zei ze met een al te zwakke stem. Ik keek ze beide kort aan. Met een korte klik, kwamen de boeien los en Briz, vreef langzaam over haar polsen.
'Dat deed vervloekt veel zeer,' zei ze en keek een lange tijd me aan. 'Je ziet er appart uit, ben je een van hen?' vroeg ze, waarbij ik moest grinniken. Ik was ondertussen overgegaan in de boeien van Lea.
'Nee, ik kom van beneden...'
'Dan ken je vast Caine,' riep ze tussen mijn zin door. Ik kroop wat naar achter. 'Ehm..Ja...Ehm ik ben hem tegengekomen ja, maar dat was kort,' stamelde ik en de ogen van het meisje waren nu wat teleurgesteld.
'Ohw,' kwam er enkel uit.
Mijn nagels braken bijna door het openen van de boeien. 'Als jij Lea opvangt, kunnen we de andere gaan zoeken,' beval ik haar. Ze knikte enkel en hield haar handen gespreid om haar op te vangen.
Ik voelde een kleine klik en de boeien schoten open, Briz ving Lea op. 'En nu de naar de andere,' zei ik en hielp Briz om Lea te vervoeren.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen