Foto bij 003. Briseis

Briseis

Toen de blauwe hemel zich omgeruild had voor het donker van de nacht en de maan zijn zwakke schijnsel door het open keukenraam naar binnen liet schijnen was ik nog steeds aan het werk. Zorin had de keuken uit woede overhoop gehaald en vervolgens geeist dat ik er net zo lang bleef tot alles weer schoon was. Ik was aan zijn woede aanvallen gewend geraakt, de drank maakte hem slechter dan hij diep van binnen al was. Nu zat hij in de kamer hiernaast en was waarschijnlijk in slaap gevallen voor de openhaard, zo ging het elke avond weer.
Met een zucht haalde ik een druipende doek uit de emmer water en begon een geelkleurige saus van de muur af te boenen. Ik had geen idee waar hij het vandaan had gehaald, maar het plakte en was bijna onmogelijk om in zijn geheel van de muur af te krijgen. Toen ik merkte dat het ook op het plafond zat verliet een geïrriteerde kreun mijn mond, omdat ik daar toch nooit bij zou kunnen besloot ik direct een ladder uit de kelder te halen. Zorin zou het niet waarderen als hij morgenochtend saus op zijn plafond zou vinden.

In de enorme kelder was het ijskoud en aardedonker. De kaars die ik vast had verlichtte slechts een klein gedeelte van de grote ruimte en ik huiverde. Ik hield niet van het donker.
Gelukkig wist ik de ladder vrij snel te vinden en strompelde ik daarna met moeite naar boven, de houten ladder sleepte ik voorzichtig achter me aan de trap op.
Het was niet tot ik boven was dat ik ze hoorde, de fluisterende jongens stemmen en de zachte voetstappen over het dure tapijt. Mijn wenkbrauwen schoten automatisch omhoog en ik legde de ladder geluidloos op de grond. Op mijn tenen sloop ik door de eindeloze gang heen en gluurde om het hoekje heen, mijn ogen strak gericht op de aankomst hal van het kasteel.
Mijn adem stokte in mijn keel toen ik twee bewakers levenloos op de grond zag liggen, achter hen liepen drie paar onbekende jongens de trap op. De voorste, blonde jongen stak een bebloedde dolk terug in zijn riem en wenkte de overige twee achter zich aan. Pas toen ze uit mijn zicht verdwenen waren schoot ik naar de een van de bewakers toe en legde mijn vinger in zijn nek. Geen hartslag, hartstikke dood.
Een maar al te bekende angst sloop langzaam mijn lichaam binnen en liet mijn maag samentrekken. Mijn ademhaling en hartslag versnelden en toen ik de trap op sloop nam de adrenaline bezit van mijn aderen. Ik begon sneller te lopen toen ik Zorin een kreet van angst en pijn hoorde uitslaan, voor zijn openstaande deur lag opnieuw een dode bewaker.
“Waar zijn de meisjes?” gromde een onbekende stem.
“I-ik... Ik weet het niet, welke meisjes?” piepte Zorin.
De onbekende stem vloekte en gaf Zorin hoorbaar een klap.
“Luister,” sistte de stem. “Als je niet mee werkt gaat dit voor jou een hele lange, pijnlijke nacht worden, want wij hebben alle tijd van de wereld. Oké, dus nog een keer, waar zijn de meisjes.”
“B-b-boven,” haperde Zorin. “Eentje is boven, eentje in de keuken hier naast en twee in de bunker naast het kasteel.”
Op het moment dat Zorin uitgepraat was stond ik naast de deur en keek ik langzaam om de hoek heen. De onbekende stem was van de blonde jongen, die recht voor Zorin stond. De twee bruinharige jongens stonden iets verder naar achter.
“Mooi,” grijnsde de blonde jongen. Vergeleken met de jongen zijn postuur was Zorin klein en mager. “Dan hebben we jou niet meer nodig.”
Toen de blonde jongen Zorin's hoofd vastpakte en zonder moeite zijn nek brak verliet een geschrokken geluid mijn mond. Wat resulteerde in dat de drie jongens zich met een ruk omdraaiden en ik met mijn hand voor mijn mond in de deuropening stond.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen