Net toen we zaten meldde Sky gehaast dat ze nog naar haar kantoor moest, waar ze de foto’s blijkbaar had laten liggen. Ze had ze nog niet naar meneer Payne gestuurd en na een telefoontje van hem te krijgen was ze vertrokken, wat mij helemaal alleen in haar huis achterliet. Ik tikte met mijn vinger op de bankleuning en zuchtte toen. Ik kon echt niet lang niets doen, want dan raakte ik altijd hartstikke verveeld. Zuchtend stond ik op, om naar de voordeur te lopen. Daar had ik mijn schoenen neergezet. Ik pakte de bruine laarsjes met een kleine hak op en trok ze aan. Ik zou wel een stukje gaan wandelen, tegen de tijd dat ik terug zou komen was Sky wel weer thuis. Voordat ik het huis verliet stak ik mijn hoofd nog even om het hoekje.
“Als Sky terugkomt, zeg dan even dat ik een stukje ben gaan wandelen oké?” vroeg ik aan de zus van Sky. Toen ze knikte bedankte ik haar. Direct daarna pakte ik mijn jas en sjaal, waarna ik de deur opende en de frisse buitenlucht me tegemoet kwam.

Ik ademde uit, wat ervoor zorgde dat kleine wolkjes mijn lippen verlieten. Het weer was lekker, niet te koud en niet te warm. Precies zoals ik het fijn vond als ik een wandeling maakte. Dat deed ik wel vaker. Ik hoopte echt dat Vogue mijn foto’s mooi genoeg vond om ze in hun tijdschrift te plaatsen, want het betekende echt héél veel voor me. Ook al mocht ik Zayn totaal niet, zijn houding stond me niet aan. En dan heb ik het nog niet eens over zijn arrogantie. Ik schudde lichtjes mijn hoofd terwijl ik het parkje betrad. Gelukkig waren er een heleboel lantaarns in het park, anders was ik er niet eens heen gegaan. Ik haatte het donker, en op de een of andere manier beangstigde het me ook een beetje. Het was maar goed dat er maar weinig mensen op deze plek kwamen. Ze zagen het nut ervan niet in of vonden het simpelweg niet mooi genoeg. Beter, want zo kon ik er tot rust komen.

Het geluid van het kabbelende beekje voelde prettig in mijn gehoorgangen. De eerste keer dat ik de plek gezien had was toen ik jonger was. Zo’n dertien jaar, schat ik. Ik had weer eens ruzie met mijn ouders en moest gewoon even ontsnappen van al het gezeur waar ik geen zin meer in had. Sinds die tijd was ik er regelmatig gekomen, om verschillende redenen. Als ik verdrietig was, maar ook als ik me verveelde. Want het parkje verveelde me nooit. Het klonk misschien raar, maar het was wel de waarheid.
Opeens hoorde ik achter me een takje kraken, waardoor ik geschrokken de richting opkeek waar het geluid vandaan was gekomen. Was iemand me aan het begluren? Alleen de gedachte al gaf me kippenvel. Vast niet. Waarschijnlijk was het gewoon een eekhoorn of zoiets. Al hoewel, ik zag hier helemaal niet vaak dieren. Toen ik ook nog het geritsel van bladeren hoorde begon ik lichtelijk te panikeren. Ja, ik was echt een watje. Maar wie kon het me kwalijk nemen? Ik werd in het donker beslopen door iemand, en ik wist niet eens wie. Zou ik wegrennen? Nee. Ik moest stil blijven zitten, dan was er nog een kans dat de persoon dacht dat ik weg was of zoiets. Wie hield ik voor de gek? Diegene kon me toch zien zitten. Pas toen ik het gedaante zag dat tevoorschijn kwam, ebde mijn bangheid weg en maakte het plaats voor woede.

“Wat in hemelsnaam denk jij dat je aan het doen bent?”

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen