De volgende ochtend werd ik vroeg wakker. De wolken hingen laag en waren verontrustend donker. Ik had nog 4uur voor school, veel te veel tijd dat ik niet wist te besteden. Het eerste uur spendeerde ik aan douchen. De straal die miljoenen waterdruppels door men haar lieten glijden en neerkletterde op men voeten, een niets verwachtende dood. Het water kon men knagend schuldgevoel niet weg wassen. Het gesnik van men moeder bleef door men hoofd galmen, een herinnering voor altijd vast gesloten in men hoofd. Ik droogde me af en liep in handdoek gewikkeld terug naar men kamer. Ik kleedde me vlug om in men favoriete jeans en shirt. De warmste trui die ik had en mijn sneakers. Zuchtend ging ik zitten. Nog 2uren te gaan. Met veel tegenzin slenterde ik de trap af. Beneden was alles normaal. Gedekte tafel, de radio die zacht speelde en het geluid van de wind dat in de schoorsteen sloeg. Ik nam een stuk brood en ging in de zetel zitten. Ik griste naar de afstandsbediening en duwde tv aan. Ik staarde, staarde naar het licht dat van kleur veranderde, maar keek niet. Hoorde het geluid van stemmen die spraken. Dingen zijden, maar ik luisterde niet. Het was vage achtergrond van mijn gedachten. Ze dwaalden als geesten door men hoofd, maakte me bang en onveilig. Ik zocht naar antwoorden op vragen die ik nog niet gevormd had. Wou spreken wat men tong niet kon zeggen. Wou al men gedachten terug gewoon krijgen, er was zo veel.
Jasper, de jongen waar ik smoorverliefd op was. Een jongen die bloed zoog uit hulpeloze dieren. Vampier.
Jacob, de jongen die sinds ik verhuist was, men beste vriend was geweest en wist wat Jasper was. Weewolf.
Mijn ouders, de mensen die ik gekwetst had. De mensen waar ik van hield, die me alles geleerd hebben wat er te leren viel. Die van me gehouden hadden en die ik zelf kwijt was. Mens!
3 verschillende werelden allemaal in 1 klein hoofd, dat van mij. Ze maakte ruzie. Men geweten maakte ruzie met ze. Ze wilden allemaal een deeltje van me. De 3 delen. Maar ik was maar alleen. 1 klein meisje dat ze allemaal wou houden. Niet een deeltje, maar allemaal. Ik probeerde te zoeken naar een oplossing voor een probleem dat zich in men hoofd gevormd had. Het probleem dat een gat in men hart boorde, pijnlijk, hartverscheurend. De oplossing zou het dichten, zou het verzorgen en helen. Maar de oplossing vond ik niet. Hoe kon ik een oplossing zoeken op een probleem dat ik niet begreep. Waarom was het zo moeilijk. Andere zouden het kunnen. Zij zouden weten wat te doen. Zij zouden wel de oplossing vinden; ik niet. Er werd zacht op de deur geklopt, net hard genoeg om boven mijn gedachtenispin en de televisie te klinken.
“Hij is open.” Zei ik met zwakke stem. Ik had geslapen, maar ik voelde me zwakker dan ik ooit geweest was.
Toen was er een lichtpuntje, iets dat de weg gedeeltelijk verlichte op mijn lijdenspat.
Zijn witte, beeldschone gedaante stond in de deur opening. Zijn blonde, krullende haar in de war door de wind en zijn gouden ontembare ogen die me bezorgd aanstaarde. Hij kwam, langzaam voor zijn doen, naar me toe en na men gezicht in zijn grote handen.
“Alles oké?”
Ik staarde in zijn ogen, vergetend hoe ik antwoord moest geven. Zijn ogen werden alleen maar ongeruster, een soort van angst vertroebelde zijn blik. Ik probeerde naar hem te glimlachen, maar men lippen wouden niet mee werken.
Hou je van me?
Het spookte door men hoofd. Een vraag die ik me nu pas stelde. 1 van de zo vele vragen die eindelijk zichzelf in elkaar gepuzzeld had. Ze lag op men tong, op de rand van mijn lippen. Ik kon het niet.
“Charlotte?”
Ik kreeg het voor elkaar, een lach. Een klein lachje, dat bestond uit men ene mondhoek die een beetje omhoog krulde. Dat was mijn lach voor vandaag. Meer kon ik niet. Ik voelde hem in men ziel, zijn krachten die me probeerde te dwingen te zeggen wat ik wou. Ik verzette me, maar slaagde niet in men opzet.
“Ga je me zeggen wat er is of…”
“Hou je van me?” het kwam er uit voor ik het wist. Ik zag zijn ogen vernauwen, zijn lippen samenpersen naar een bedachtzame lijn. Hij antwoordde niet. Hij kon daar geen antwoord op geven, of wou geen antwoord op geven. Één enkele traan rolde over men wang. Eenzaam een wegbanend over men wang, langs men hals en door men kleren, tot hij weg was. Toen deed hij iets wat ik niet verwachte. Hij boog naar voor en kuste men wang, zacht en teder. Nog steeds oplettend. Hij was een strijd aan het voeren. Zijn hart tegen zijn verstand. Zijn verstand had even een zwak moment gehad en zijn hart had mij die kus gegeven. Maar hij zei nog steeds niets. De stilte, ondragelijk.
Of was het toch zijn verstand dat won.
Ik wou opstaan, in wenen uitbarsten en me in men kamer opsluiten tot het einde van de tijd, maar hij hield me tegen. Zijn handpalmen zacht langs men gezicht.
Ik probeerde iets te zeggen, vertellen wat ik dacht.
Het spijt me.
Hij zou het moeten voelen, de spijt die door me heen kroop.
Hij nam diep adem en begon te praten:”Waarom denk je dat dat niet zo is?”
Ik haalde men schouders op, van de normale, logische reden afgezien. Waren er nog duizenden die ik kon bedenken. Hij sloot zijn ogen, zoekend naar een juiste manier om antwoord te geven.
“Ik… kunnen we dit vanavond bespreken”
Uitvluchten.
Hij zocht naar uitvluchten, manieren om het onderwerp stil te zetten, manieren om te vluchten zoals altijd. Ik knikte, wetend dat ik er toch geen antwoord op zou krijgen nu.
Hij stond op, nam men hand en nam mee naar zen wagen. Het was ontzettend koud buiten. Erger dan gisteren, toen had ik tenminste nog een wolf bij me. Nu was het alleen ik en de koude, van de wind, zijn wagen en hij zelf in het bijzonder. Ik dacht niet alleen aan z’n steenharde, huid. Zijn ziel, en hart waren nog erger, ijskoud. Hij hoorde alles te voelen, te voelen wat andere mensen voelden. Waarom kon hij dan niet voelen dat hij nu ook mijn hart in steen veranderd had, steen dat met 1 vingertik uit elkaar zou spatten. Miljoenen kleine deeltjes, ieder zijn naam schreeuwend. De weg naar school had hij meerdere keren geprobeerd me op te vrolijken, iets te zeggen. Ik zei niets. Staarde alleen door het raam naar het bevroren wegdek. Mijn gedachten weer ergens anders dan in men hoofd. Jacob had gelijk gehad. Hij was niet goed voor me. Niets was nog goed voor me, alleen rust en stilte. Hij stopte naast de glanzende Volvo, aan het eind van de parking. Hij draaide de sleutel om, en met het wegvallen van de motor kon ik zijn ogen op me voelen.
Het was zo ontzettend stil. Iets moest het doorbreken, maakte niet uit wat.
Een luid geknars klonk plots op de ruit van de witte jeep. Ik schrok op, zijn gouden ogen starend in die van mij, zijn bruine haar in de war. Ik klikte men gordel los en deed de deur open.
“Hallo Edward”
Hij knikte en schonk me een lach. Ik probeerde het zelfde te doen maar alweer, zonder succes.
“Je les begint zo, ik heb gehoord dat je straks een uitstap hebt?” het was meer een vraag dan een vaststelling. Hij vroeg zich vast af of ik weer er vanonder uit zou muizen als gisteren.
“Euhm ja, jij gaat toch ook?”
Hij lachte, even van die oogverblindende glimlachen waar hij zo goed in was. Ik beet op men onderlip, zette een stap naar voor en voor hij het zelf besefte kuste ik zijn wang.”Straks, Edward!”
Zonder om te kijken naar beide liep ik het schoolplein op. Jake en Leyna zaten wat verder op een bankje en in de hoek van het plein zat Bella. Het was voor de eerste keer dat ik haar zonder Edward zag. Het was een heel ander zicht. Ik wandelde langzaam op haar af en ging naast haar zitten. Ze keek op van haar boek en glimlachte naar me,”Alles goed?”
Nee, “Ja”
Men mond zei het tegenovergestelde wat men hoofd zei. Ze fronste, ze had het gemerkt.
“Alles goed met Jasper?”
Ik wou er niet over praten, dus veranderde ik vlug van onderwerp.
“Welk boek lees je?”
“Dat is geen antwoord!”
Ik had moeten weten dat Bella veel te koppig was om dit te laten gaan.
“Heb je ooit,” ik beet op men lip en zocht naar manier om dit te omschrijven.”Voor een dilemma gestaan”-?”
Ik keek op van de grond en staarde in haar gouden ogen. Ze was net gaan jagen, haar ogen waren zo licht dat ik mijn spiegelbeeld kon zien. Ik fronste en probeerde mijn uitdrukking zo neutraal mogelijk te houden
Haar ogen flikkerde naar de andere kant van het plein. Ik volgde haar blik en zag Jake. Ze knikte.
Natuurlijk, het grootste dilemma was haar relatie met Jacob. Jake had er al vaak over verteld, maar nooit had ik eraan gedacht dat het, het zelfde was.
“Wat is jou dilemma?”
Ze keek me terug aan, zorg in haar ogen en pijn.
“Euhm… Wolven, vampieren en mijn ouders” mompelde ik.
Ze lachte zacht,”En met Jasper?”
Ik balde men vuisten, ik boorde men nagels zo diep in men huid dat ik het maar pas merkte toen een druppelbloed op de grond drupte. Ik keek geschokte terug naar Bella.
Ze lachte naar me, die zorgeloze lach. Ik bracht men hand vlug naar men mond en zoog het bloed weg, mijn ogen strak op haar. Ze reageerde niet, ze was hier erg goed in.
“Zo erg?”
Ik knikte beteuterd. “Ik hou van hem, echt waar. Het is gewoon zo ondragelijk. Hij is de gene die emoties voelt, hij weet alleen niet hoe hij ze moeten uiten” zuchte ik.
Ze knikte,”Dat ken ik, Ja”
Haar ogen gleden naar Edward, die het schoolplein op wandelde en druk discussieerde met Jasper. Ik wende men blik af van het moment dat hij naar me keek.
“Was hij ook zo?”
“Waarschijnlijk zelfs erger!” lachte ze.
De bel rinkelde luid over het plein,”Ga maar naar de les, voor je te laat bent!”
Ik knikte, stond op en snelde naar Jake en Leyna die me opwachtte aan het lokaal.
Een lange les, waar ik waarschijnlijk toch niet zou opletten. Nuja, alles beter dan deze morgen.

Reageer (3)

  • Zucht

    geweldig
    snel verder!!!

    1 decennium geleden
  • Wilson

    Vlug verder, je schrijft prachtig. (hoera)

    1 decennium geleden
  • LottWolfje

    Mega goed geschreven!!!!
    echt waar, tis echt zot goed!

    snel verder x




    ly x

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen