Foto bij o1 - Grote glazen en ijsthee

o1 - gr0te glazen en ijsthee

Verwachten dat het zulk warm weer was, deed ze niet en de blauwe lucht zonder wolken had ook haar gedachten niet doorkruist. Ze zat achter in de warme, vochtige auto met zweetdruppeltjes hangend aan haar voorhoofd. Vastgekluisterd aan het boek, pakte ze het flesje water dat haar moeder haar aanreek zonder te kijken. Ze nam een slok en gaf hem weer terug. Haar vader was niet mee gekomen, hij was ergens. Hij had ze verteld dat hij voor een zakenreis in londen zat, maar ze geloofde het niet en ze wist honderd procent zeker dat haar moeder het minder geloofde. Maar dat deed er niet toe, want dat was wat haar moeder had verwacht - het was een gepland huwelijk en ze had er niks aan kunnen doen. De weg onder hen werd steeds hobbeliger en het begon steeds meer op een zandweg te lijken dan het asfalt van eerder. Het werd zo hobbelig dat Lilly de letters op de papiere bladzijdes mee zag hobbelen en dus legde ze het boek maar weg. Ze keek uit het raam en zag velden met gekleurde bloemen en dan weer zag ze groene velden met vee.
‘Zo, we zijn er.’ zuchtte haar moeder toen de motor ophield met brullen en Lilly stapte uit. De hete, vochtige lucht klemde haar keel dicht en ze werd een beetje benauwd. Haar moeder gaf haar het flesje met koud water.
‘Gewoon heel erg veel drinken, schat.’
Haar moeder noemde haar altijd schat, Lilly was er nooit achtergekomen waarom, ze had er toch geen problemen tegen en zag ze ook geen reden om er achter te komen. Het huisje waar ze deze zomer zouden blijven was groot, en het zag er heel erg gezellig uit. Houten balken hielden het balkon boven de veranda staand en er hingen bloembakken onder de zwarte raamkozijnen om het gedeeltelijk donkere huis wat lichter te maken. Bijen zoemden ijverig van links naar rechts en Lilly zwoer dat in het veldje achter het huisje een konijntje zat te genieten van de zon. Achter dat veldje begon het bos vol groene, levendige loofbomen.
‘Ik ga even op zoek naar het andere huisje.’ zei haar moeder en ze verdween uit het zicht, dus liep Lilly naar het veldje toe. Het konijntje dat er eerder zat huppelde er van door, richting het bos. Aan de rand van het bos, waar het gras overliep in zwart zand, lag een boomstam en ze ging erop zitten. Ze pakte haar boek er weer tevoorschijn.
Lilly hield heel erg van boeken, want ze vond dat ze je overal mee konden nemen - naar de Tweede Wereldoorlog, naar Egypte of naar de toekomst. Ze hield ervan dat je zo meegezogen kon worden in de letters, alsof tussen de regels een heel andere wereld bestond die je betrad zodra het geschreven woord werd gelezen.
‘Wil je een glas ijsthee?’ vroeg een lage, jong klinkende stem. ‘Ik heb het zelf gemaakt.’
Ze wendde haar blik af van het boek en keek de jongen aan. Hij was redelijk lang, gezien het feit dat Lilly redelijk klein was. Zijn vragende groene ogen staken mooi af bij zijn bruine, krullende haren. Lilly knikte en hij ging naast haar zitten, wat Lilly nogal nerveus maakte.
Zo ging het ook altijd op school, ze werd nerveus elke keer als iemand in haar persoonlijke ruimte kwam en laat dat nou een hele grote zijn. Maar het enige wat er het volgende half uur hoorbaar was waren de bladeren van de bomen en het briesje dat door hun haren waaide.

Ze was zichzelf kwijt, ze herkende zichzelf niet meer. Haar gezicht was hetzelfde als altijd, ze had dezelfde neus, dezelfde ogen en hetzelfde soort haar, alhoewel ze dat allemaal pas zeker wist nadat ze zichzelf in de spiegel had gezien. Ze voelde zich verloren en verdwaald. Verdwaald in het doolhof van haar gedachten, maar het doolhof leek te bewegen zodat ze elke keer weer een doodlopend pad in liep. Ze voelde zich ook als een vallende ster, alsof ze één wens mocht doen voordat het (of, in haar geval, zichzelf) ophield met bestaan, doodging en opbrandde. Maar als je te laat was om een wens te doen -simpelweg omdat je gedachten niet zo snel waren als de snelheid van het licht- je kans verkeken was. Een gedicht over een verbroken liefde, zo kon ze de situatie ook ervaren. Dramatisch, verdrietig, verloren en dus verbroken.
Ze opende haar gordijnen en een groot raam verscheen in de plaats waar eerst de gordijnen hingen en het uitzicht blokkeerden. Ze wilde naar de nacht kijken, ze wilde hoop vinden in de sterren die om hun beurt oplichten in de duisternis en ze wilde vooral een sprankje hoop in zichzelf vinden. Maar zoals alles die dag, die week en die maand, lieten de sterren haar in de steek en daarmee liet ze zichzelf misschien ook wel in de steek.
Ze dacht aan de jongen met de ijsthee en hoe het stille gesprek aanvoelde als een niet zo stil gesprek, waarschijnlijk omdat ze er vertrouwen lag in het geristel van de bladeren en zich meevoerde met de koele bries. Ze dacht aan die vreemde drang die in haar opkwam om daar te willen blijven voor een hele dag, een hele week of misschien wel een hele maand. De manier waarop hij verlegen en tegelijkertijd heel erg zelfverzekerd over zijn bewegingen dat bos uit kwam lopen.
De deur van haar kamer ging zachtjes open, echter niet zonder gekraak van het hout tegenover de schanieren. Haar moeder gluurde om het kiertje om te kijken hoe het met Lilly ging en ze deed ook de deur weer zachtjes dicht toen ze haar dochter naar buiten zag staren. Voordat Lilly in het grote bed kroop, deed ze de gordijnen dicht en de nacht verdween weer. Het duister en het grote gebrek aan slaap omhelsden haar stevig en binnen enkele minuten viel ze in een droomloze slaap.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen