Opdracht was voor mij:
Genre: Sci-fi
Personages: Een mannelijke en een vrouwelijke hoofdpersoon
Locatie: Een verlaten stad

Ik vond het een moeilijke opdracht en hoop dat ik het een beetje oké gedaan heb.

‘Ren weg, zo hard als je kan,’ fluisterde hij in haar oor. Haar lichaam trilde, van angst en misschien ook wel van spanning. Tranen gleden als pure druppels verdriet over haar wangen, in zijn hand. Hij vouwde zijn hand om de tranen en keek haar aan, ‘Ren, weg van hier.’ Hij gaf haar een duw, waardoor ze in de modder viel. Ze wist dat hij zichzelf tegen moest houden om naar haar toe te rennen, haar vast te pakken en met haar mee te vluchten. Ze miste zijn hand in die van haar, slechts een echo van die hand lag in haar gedachten. Haar knieën gingen op en neer, haar benen bewogen als graanvlokken in de zomer, net nadat ze geoogst werden. Regen droop naar beneden, viel op haar schouders vanuit de hemel. Ze durfde haar hoofd niet omhoog te gooien, om te kijken naar haar moeder – ze huilde vast en zeker tranen – maar bleef rennen. Modder stroomde van haar lichaam af, naar beneden. Haar sokken sopten na enkele meters al, haar lichaam was moe en uitgeput. ‘Nina!’ riep hij haar achterna. Een schreeuw van liefde, een schreeuw van angst. Ze draaide zich niet om, ze bleef rennen. Tranen gleden van haar wangen naar beneden, rolden over haar schoenen, vielen op de grond. Een schot volgde, daarna niets. Er was enkel stilte.

Stilte… Met drie puntjes, want niets zal daarna komen.


Ze staarde naar de huizen, haar benen opgetrokken. Huizen die vroeger bewoond waren, nu niet meer. Huizen, waar zoveel liefde in had gelegen, had gezeteld maar nu zeker was vervlogen. Ze huilde niet, haar tranen waren opgedroogd, net als de Nijl – jaren geleden. Ze waren gekomen in de nacht, hadden iedere man opgepakt die ze konden vinden. Slechts een paar lieten ze leven. De minister-president had de volgende ochtend op de televisie verteld dat de bevolking te snel groeide. Ze moesten er voor zorgen dat er minder baby’s geboren werden, mannen werden afgevoerd en vermoord. Bruut, zodat ze geen kans meer kregen om iets te maken te krijgen met de bevruchting van een vrouw. Ze had er naar gekeken, de volgende ochtend had hij haar hand vastgepakt en waren ze gevlucht. Niet naar een ander land, maar naar een plek die ze kende. Een plek van duizenden dromen, het land van haar moeder – een land dat haar moeder maakte in haar dromen. Later bleek de reden van het vermoorden van onschuldige mannen niet correct te zijn. Mannen werden afgeslacht, omdat het einde van de wereld in zicht was. Ziektes, virussen braken uit, vernietigden elk mens dat ze tegenkwamen, gevluchte mannen, vrouwen en kinderen. Dood. Dood was overal.
Ze keek met haar hoofd op haar knieën naar de huizen. Ze dacht aan het huis waar zij vroeger had gewoond. Hij was er geweest, zijn warmte kon ze nog op haar lichaam voelen. Hij was de constante factor, hij liet haar nooit alleen. In het huis heerste liefde, liefde in hoeken en kieren. Hoewel ze soms ook boos kon zijn, had ze hem met liefde gekoesterd. Liefde, ook een woord met drie puntjes. Mooier dan liefde, dat bestaat niet.

Liefde… Drie puntjes voor de eenzaamheid van liefde.


Bomen vielen uiteen, zombies teisterden de rijstvelden. Doden heersten het leven op aarde nu, slechts een handje vol levens bewoonde nog een deel van de aarde. Ze leefde niet alleen, soms zag ze anderen. Dan zag ze hen, de zombies. Zombies waren jaren na die nacht ontstaan. Levende doden, noemde hij hen. Ze liepen alsof ze op zoek waren naar de zon, daarbij ze zouden alles doen voor mensenvlees, het liefst vers. Ze was niet bang voor hen, ze was voor niets bang. De dood vreesde ze niet, ze zou hem omhelzen als een oude vriend. Zelfs het einde van alles wat ze kende, vreesde ze niet. Ze zou alles aanvaren wat op haar vaarwater zou drijven. Het enige waar ze bang voor was, was leven. Ze was bang voor nakomelingen, niet per se van haar. Ze was bang om hen ter wereld te brengen, in een wereld die niet meer de oude was. Omdat hij het haar had verteld.
Haar haren hingen halverwege haar billen, krulden aan de onderkant om. Haar ogen flitsten langs de dode bomen, aangevreten door alles wat langs gekomen was. Ze hield de bosrand – als je een rij dode takken nog een bosrand mocht noemen – in de gaten. Haar ogen gleden langs het oppervlak van haar beeld, haar vingers bewogen op het ritme van een verloren melodie. Een melodie die enkel in haar herinnering nog bestond. Hij stond achter haar en legde zijn hand op haar schouder, een gevoel van familie. Hij was alles wat ze nog had en niet wilde verliezen. Ze zouden samen blijven, voor altijd. Hij had het haar beloofd. Nog een woord met zoveel puntjes; familie.

Familie… Drie puntjes omdat je nooit rijker kan zijn.


Haar ogen cirkelden rond de bomen, als een havik zwierf ze door de lucht. Haar handen in haar nek, haar hoofd omhoog gegooid, keek ze omhoog. Ze wilde dansen, maar durfde niet. Ze was bang dat ze de muziek niet zou herdenken, maar slechts een schim zou herdenken van wat muziek was geweest. Ze kon niet dansen, haar rug was verdraaid en haar voeten konden geen ritme houden. Alleen haar vingers konden dansen, haar oren hoorden muziek – muziek die ze in haar hoofd afspeelde, net als op een eeuwenoude langspeelplaat. Dus zong ze maar, ze zong woorden die ze niet begreep, vervlocht haar eigen melodie en haar vingers bewogen ritmisch op de maat van het grasveld om haar heen. Tranen gleden van haar wangen af naar beneden. Hij had zichzelf verloren, was een zombie geworden, niet meer levend en ook niet dood – maar ergens tussen in. Schemerland.
Haar handen trilden, ze liet zich vallen op het gras. Het gras was oud en bijna vergaan. Hier en daar ontdekte ze nog een sprietje groen, halverwege de kleurovergang naar geel. De rest om haar heen, was bruin gekleurd. Ze keek omhoog, wolken vormden zich boven haar. Ze keek ernaar en sloot haar ogen. Stilte, dat was een drie puntjes woord. Drie puntjes, om de oneindigheid ervan aan te tonen. Ze glimlachte en legde haar hand op haar hart, telde zachtjes mee. Hij legde zijn hand nog een keer op haar hart, hij was bij haar. Nu voor altijd.
Voor de dood was ze niet bang, slechts voor het leven.

Dood… Drie puntjes staan voor het definitieve van de dood.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen