In de tweede opdracht gaan jullie allemaal een verschillend verhaal inleveren, het ligt eraan welke combinatie je hebt c:

Mijn combinatie: Fantasy - Mannelijk hoofdpersonage - In de stad, 's avonds.

* Minimaal 500 woorden, maximaal 2000
* Het moet OP zijn

Het was donker, het zou niet lang meer duren tot de eerste regendruppels donkere stippeltjes op het trottoir zouden maken en het enige wat John nog wilde was thuis onder de dekens kruipen. Maar natuurlijk was dat niet zo gemakkelijk - de hele week was klote verlopen, dus waarom zou de vrijdag beter zijn? Het was tenslotte niet zo dat hij net een werkdag van twintig uur door het ziekenhuis sjokken achter de rug had en zo gesloopt was dat hij nauwelijks nog op zijn benen zijn staan. Nee hoor, hij was helemaal in orde en zo fit als een hoentje. Een hoentje met een slaapgebrek zo extreem dat het was begonnen te hallucineren, weliswaar.
      Dat leek althans de enige logische verklaring voor wat zijn ogen hem probeerden wijs te maken. Hij wist dat hij geen afkorting had moeten nemen, want het was algemeen bekend dat dit een slechte buurt was. Maar hij was zo verschrikkelijk moe en één keer kon geen kwaad, had hij beredeneerd. Uiteraard zat hij er grandioos naast, want het universum scheen van plan te zijn geen enkele kans om zijn ongelijk te bewijzen en hem recht in zijn gezicht uit te lachen voorbij te laten gaan.
      Hij had zin om eens goed tekeer te gaan en met zijn middelvinger in het rond te zwaaien om te laten zien wat hij daar precies van vond. Dat zou echter moeten wachten, want hij was te moe en te zeer in beslagen genomen door het paard een aantal meter verderop waarmee hij oog in oog stond.
      Hij keek nog eens om zich heen om zichzelf ervan te verzekeren dat hij niet tijdens het lopen in slaap was gevallen - wat ook een realistische verklaring leek, dus hij zou nog wel iets vinden waarmee de situatie uitgelegd kon worden - maar hij bevond zich nog steeds in dezelfde smalle, donkere gang tussen twee hoge huizen als eerst. Het enige wat hij om zich heen kon zien was vaag licht van lantaarnpalen op straat aan beide einden van de gang, grijze muren links en rechts en een hemel waar wegens de zich verzamelende regenwolken en de algemene lichtvervuiling van de stad geen ster te zien viel.
      En het paard, want het scheen niet te willen verdwijnen. Het paard met de hoorn op zijn voorhoofd. Hij durfde het woord nauwelijks te denken, maar er viel niet aan te ontsnappen. De eenhoorn.
      Het beest staarde hem kalm aan met twee grote, donkere ogen die recht in zijn ziel leken kijken. Normaal gesproken zou hij zich daar ongemakkelijk over hebben gevoeld, maar dit keer was hij te ver heen om zich zorgen te maken over diepe geheimen die misschien naar de oppervlakte getrokken konden worden. Er zaten sowieso geen lijken in zijn kast, hooguit motten. Een veel groter probleem was dat een paard midden in een smalle gang zeer effectief de doorgang versperde.
      “Je bent waarschijnlijk niet van plan me erlangs te laten, of wel?”
      Een deel van hem vroeg zich af waarom hij tegen een paard praatte en een ander deel was nog steeds bezig te verwerken dat iemand blijkbaar een hoorn op een paard had gezet en het dier midden in de stad los had gelaten. Moest hij de dierenbescherming bellen? Waren die überhaupt bereikbaar om twee uur ’s nachts?
      Het paard zelf leek zich om die tweede kwestie niet druk te maken en scheen zijn onbegrip te delen over het feit dat hij ertegen had gesproken, want het knipperde enkel een paar keer traag en bewoog verder niet. Wel begon het te gloeien.
      Het vermoeden dat iemand LSD in zijn laatste kopje koffie had gegooid werd steeds sterker bij John. Hij haalde diep adem door zijn neus en probeerde niet te gaan gillen vanwege de lichtgroen fluorescerende eenhoorn. In ieder geval was het beest niet gevaarlijk.
      Achteraf gezien was dat natuurlijk iets wat hij niet had moeten denken. Het universum had immers nog steeds een hekel aan hem.
      De eenhoorn brieste zacht en schraapte met een hoef over de kinderkopjes. Het dier zette één stap vooruit, toen twee, en leek niet van plan te stoppen. In feite galmde het geklop van de vier hoeven alleen maar sneller door de gang, die relatief lang leek wanneer je er ’s nachts in je eentje doorheen liep, maar die toch angstaanjagend kort kon zijn als er een eenhoorn op je af gerend kwam.
      John vroeg zich af wat hij in vredesnaam verkeerd had gedaan in zijn leven om zo’n bizar einde te verdienen. Hij week een stap achteruit, maar hij was te geschokt en te traag om zich volledig om te draaien en weg te rennen. In een reflex kneep hij zijn ogen dicht en zette zich onbewust schrap voor de impact en het gevoel van hoeven in zijn zielige, zachte organen die dat totaal niet verdiend hadden.
      Er gebeurde niets. Of eigenlijk was dat geen goede manier om te omschrijven wat er volgde, want er gebeurden wel degelijk dingen, alleen niet dat wat John verwacht had.
      Allereerst werd het stil. Geen hoeven op steen meer, dus hij scheurde zijn ogen open, waardoor hij toevallig precies op tijd was om de eenhoorn over zijn hoofd te zien vliegen. Over zijn hoofd, terwijl het nog steeds bewegingen maakte alsof het doodnormaal door een grasveld huppelde. John was zich er vrij zeker van dat hij zelf de stilte doorbrak met een zacht plopgeluidje toen zijn mond openviel.
      Vervolgens dacht hij even dat de bui eindelijk was losgebarsten, maar wat er naar beneden regende was slechts glitter. Glitter, want ja hoor, waarom ook niet? Natuurlijk strooiden eenhoorns glitter als ze ’s nachts door Groningen vlogen. John staarde het zacht gloeiende dier nog na tot het over het eerste gebouw verdween en aan zijn zicht onttrokken werd. Toen sloot hij zijn mond weer en herinnerde zich dat hij moest ademhalen om niet flauw te vallen. Voor de zekerheid ging hij toch even zitten, gewoon op de koude, harde grond, want in vergelijking met bepaalde andere dingen was dat absoluut niet vreemd.
      In ieder geval was hij er nu van overtuigd dat hij deze afkorting in het vervolg niet meer zou nemen, hoe verleidelijk een kortere weg ook leek. Dieven en mensen met messen had hij op de koop toe willen nemen als het betekende dat hij eerder zijn bed kon bereiken, maar dit was het niet waard. Aan de zonnige kant leek het erop dat de dierenbescherming niet meer nodig zou zijn. Misschien was een psycholoog een beter idee.

Reageer (1)

  • Phlegethon

    ahahha (: leuk! maar op ene moment heb je het vanuit je-perspectief gedaan, vogens mij,

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen