Foto bij 3. No flee, never flee

Ik word wakker van het ruisen van de bladeren boven me. De boom staat in al zijn pracht en praal recht in de zon, waardoor hij een gekartelde schaduw op me werpt. Ik rek me uitgebreid uit, wat ik in geen dagen meer heb gedaan. Daar heb ik ook niet echt de tijd voor gehad, maar nu wil ik er extra lang van genieten. Het is zaterdag vandaag, dus rustig op de weg. Ik schud de akelige beelden van mijn droom uit mijn hoofd, maar besef wel dat het geen gewone droom was. Dit heb ik al eerder meegemaakt. Toen een jonge vos stierf, heb ik daar ook eerst een droom van gehad. Hij was de laatste van zijn soort, wat me weer een pijnsteek van verdriet in mijn hart oplevert door er gewoon aan te denken. Deze droom is een visioen. Ik leg mijn handen op mijn slapen en sluit mijn ogen. De beelden flitsen helder voor mijn ogen langs, maar verdwijnen dan. Ik zal er wel rekening mee houden, maar nu gewoon nog niet. In mijn droom is de bloem die ik vast genomen heb, al mooi open gebloeid. En ik heb hem nog maar gisteren geplant, dus het zal nog wel even duren. Ik loop de straat op en geniet van de zon. Tot er ineens een zwarte wolk boven mijn hoofd hangt. Het is niet een wolk waar ieder moment een plensbui uit kan vallen, maar de uitlaat van een van de metaalfabrieken verderop. De stank komt er dus ook achteraan. Ze zijn gelukkig van plan de hele boel plat te gooien, maar dat kan nog wel even duren. Ik wacht tot de wolk voorbij getrokken is wat hij meestal snel doet, maar hij wordt alleen maar groter. Snel loop ik verder de stad in ne merk dat de hele stad in schaduw gehuld is. Mensen komen speciaal hun huizen uit om te kijken wat er zo lang duurt als er ineens een stem klinkt: “Er is een noodsituatie afgeroepen. Iedereen moet zich nu meteen naar zijn huis begeven!” Terwijl het bericht nog een paar keer herhaald wordt, kijk ik naar de mensen om me heen. Iedereen haast zich terug naar binnen zodat ik alleen op straat achter blijf. Achter mij gaat de deur van een smal hoog huis weer open en klinkt er een vrouwenstem: “Hé meisje! Kom naar binnen!” Ik draai me om en kijk haar dankbaar aan. De aardige jonge vrouw laat me gehaast binnen. Het huis is rijkelijk versierd met schilderijtjes en foto’s, waardoor de kale hoge muren een stuk minder saai lijken. “Waar woon je, meisje? Is het ver van hier?” Ik knik. “Toch zeker een kwartier lopen, mevrouw.” Ze wrijft bedenkelijk over haar kin. “Je mag hier zo lang blijven als je wil. Ik heb nog een dochter, maar zij zal nu wel op bij oma vastzitten.” Ze draait zich om en loopt het kleine keukentje in. “Wil je iets drinken?” Ik bedank haar vriendelijk. “Oh, oké dan.” Niet wetend wat ze verder moet doen, schenkt ze een glaasje water in voor zichzelf en gaat aan de hoge keukentafel zitten. “Weet u wat er eigenlijk is gebeurt?” vraag ik. Ze kijkt me aan en lacht dan. Geen bespottelijke lach, maar eerder geamuseerd. “De fabriek is de lucht in gegaan. Veel doden, drama, drama. Maar iedereen had het wel verwacht. Dat ding is te oud om lang te kunnen blijven staan.” Ze grinnikt weer en staart dan in haar glas. Ze heeft gelijk. Oude gebouwen gaan tegenwoordig steeds sneller tegen de grond. Of in dit geval de lucht in. Ik kijk door het spiegelende raam en zie hoe de rookwolk steeds dikker wordt en waarschijnlijk maakt het de stank ook erger. Maar in dit huisje is er zowat niets van te merken. Alsof je een zwart gordijn hebt dicht gedaan en het licht aan is. De automatische verlichting is dus al aan gesprongen. Dat kan niet veel goeds betekenen. En terwijl het buiten steeds donkerder wordt, begin ik me zorgen te maken over mijn boom. Hoe lang kan hij het uithouden in deze verstikkende lucht? Dan voel ik de eerste steek door me heen gaan. De rook heeft zijn eerste slachtoffer gemaakt.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen