Reacties.

In the middle of the night.
Regen tikt tegen het raam. Ik kijk onrustig naar jou. Zuchtend ga ik recht zitten. Ik kan niet slapen. Het enige wat ik doe is naar jou kijken, piekeren en denken. Denken aan de toekomst. Als het ooit foutloopt? Zal ik je ooit kwijtraken? Dat zijn dingen waar mensen liever niet aan denken, maar waarover ik me net zorgen maak. Ik heb het gevoel dat dit niet voor eeuwig is. Hoe dat komt weet ik niet, want ik hou ontzettend veel van je. Misschien hou ik wel te veel van je, en is dat de reden dat ik schrik heb om jou te verliezen. Omdat ik het niet zou overleven.
Herinneringen flitsen door m'n hoofd. Het doet te veel pijn om dat te zien verdwijnen. Het gedacht alleen al laat me huilen. Ik moet hier weg. Ik kan niet naast jou zitten, terwijl ik over ons pieker, om ons huil. Ik kan dat niet in het bijzijn van degene waarvoor ik leef, degene waarvan ik het meest hou. Ik kijk terug naar buiten. Het is nog steeds aan het regenen. Steeds harder. Net zoals m'n pijn die elke keer erger wordt, telkens er een druppel op het raam openspat.
Ik beslis om alles te laten bezinken. Ik kijk nog even naar je en zucht diep. Alsof alle liefde uit m'n mond komt, samen met de damp van m'n adem. Ik sta langzaam op en hoop dat ik je niet wakker maak. Ik wil nu even niet met je praten. Jij bent net degene die ik niet wil zien. Ik sta nu recht en zie dat je geen kick hebt gegeven. Gelukkig. Ik ontspan m'n lichaam en sluip stil naar de badkamer. Ik sluit de deur en doe dan pas het licht aan. Ik kijk naar mezelf in de spiegel. Het doet pijn. Veel pijn. Zonder dat er eigenlijk een reden toe is, voel ik me ellendig. Voel ik me eenzaam, terwijl ik een superlieve jongen ken. Mijn jongen.
Ik kijk snel weg van dat pijnlijke beeld. Ik kan het niet zien. Niet meer. Ik neem een dikke trui en trek die over m'n hoofd. Ik zie er beteuterd uit, maar dat kan me niet schelen. Het is namelijk midden in de nacht, niemand zal me zien. Zoals dat altijd al is geweest. Niemand ziet me ooit staan. Dat hoeft ook niet, want ik ben het zo gewend. Het zou pas raar zijn moest iemand dat wel doen. Ik zou me helemaal niet goed meer voelen. Het klinkt raar, maar ik wil gewoon dat doodgewone meisje zijn. Ik hoef niet speciaal te zijn, mensen hoeven ook niet van me te houden.
Ik ga terug naar onze kamer. Ons, dat woord klinkt zo raar. Alsof het er nooit was, het nooit heeft bestaan. Maar we zijn zo gelukkig samen. Wij, dat is ook zo'n woord. Maar dat is net de reden waarom ik zo onzeker ben. Omdat we zo gelukkig zijn. Omdat we zo veel van elkaar houden. Omdat we voor elkaar door het vuur gaan. Omdat we niet zonder elkaar kunnen. En dat is het. We kunnen niet zonder elkaar. Daarop wil ik me nu al voorbereiden. Wat als het ooit stopt? Dan ga ik dood. Dood. Dat is de reden, ik kan niet zonder je. Jij bent m'n enige schakel, jij bent degene die me rechthoudt. Wat als die schakel dan wegvalt? Ooit...
Ik kijk je aan. Ik ben klaar om te gaan. Een wandeling brengt me misschien op andere gedachten. Niet meer denken aan jou, aan ons, aan wij. Dat het regent, neem ik er graag bij. Het geeft een rustig gevoel, het is zalig om te voelen hoe de waterdruppels op je schouder vallen. Of om de wind om je oren te horen razen en de wind die met je haren speelt. Ik richt m'n blik op jou. Je adem is zwaar, je slaapt diep. Zou je dromen over ons? Weer verlaat een zucht m'n mond. Ik draai me met m'n rug naar je toe. Klaar om te vertrekken. Klaar om je te vergeten. Als is het maar voor heel even...
Ik laat de deur achter me dichtvallen. Alsof een last van m'n schouders valt. Het is donker. Pikkedonker. Het enige licht dat me de weg wijst zijn duizenden, fonkelende sterren en een volle maan. Duister, mysterieus, dat is het wel. Maar ik ben niet bang. Ik voel me goed. Ik voel me beter, als het nog eens begint te regenen. Kleine druppeltjes worden snel grote, miljoenen waterdruppels. Ze komen van overal, en zijn met oneindig veel. Ze vallen langs me, maar ik vang er enkele op met mijn gezicht. Dat voelt zalig. De druppels die vanaf je voorhoofd beginnen, over je wang glijden en afdruppen aan je kin. Zalig gevoel.
Helemaal doorweekt slenter ik door de donkere, verlaten straten. De lantaarnpaals langs de weg knipperen. Dat effect is zo mooi. Ik begin het koud te krijgen, maar dat voelt goed. Ik zit heel omgekeerd in mekaar. Hoe meer pijn ik voel, hoe beter, lijkt het. Maar diep vanbinnen weet ik dat het niet zo is. Maar de pijn maakt alles mooi. Ik zucht. Ik denk dat ik maar terug ga, ik heb lang genoeg genoten van de regen, het duistere en de wind. Ik kom nog wel eens terug, weer als ik het nodig heb.
Hopend dat je nog altijd rustig ligt te slapen, open ik de voordeur. Maar die hoop wordt al snel verbroken als je ongerust op je bed zit. Ik weet dat je op me wachtte, dat merk ik aan je gelaatstuitdrukking. Je kijkt me plots verbaast aan en wrijft met je hand over je voorhoofd. Je springt recht en komt naar me toegelopen. Zonder twijfelen neem je me stevig vast, terwijl ik blijf staan, alsof ik vastgenageld ben aan de grond. Ik voel je haren over m'n gezicht strelen, net zoals de koude druppels daarnet deden. Ik zucht diep in mezelf, jij kan het niet horen.
Je laat me los. 'Je bent helemaal nat,' is je eerste reactie. Ik knik alleen maar. Ik heb geen zin om te praten. Dat is de reden waarom ik wegging. Voor even maar. 'Waarom ben je gaan wandelen? In het midden van de nacht, terwijl het regent?' vraagt hij ongerust. Ik zucht diep, met de bedoeling dat hij het deze keer wel hoort. Hij kijkt me aan, dwingt me met z'n blik om te antwoorden. 'Zomaar. Ik kon niet slapen. Frisse lucht nodig.' antwoord ik kort. Heel kort, zodat hij niets doorheeft. Dat hij niet doorheeft dat ik dit elke nacht doe, maar dit is de eerste keer dat hij het merkt. Het voelt zo speciaal. Hij heeft het nog nooit ontdekt. Dat zal ook zo blijven, hoop ik tenminste.
Ik ga terug liggen, met jou naast mij. Het raam is nog nat, hoewel het gestopt is met regenen. De maan nog even vol als daarstraks, als gisteren, als vroeger. Zoals altijd, zoals elke nacht. Ik lach droogjes en knik met m'n hoofd. Alsof ik de vogels groet, ze goedenacht wens. Dat doe ik eigenlijk ook. Want het laatste wat ik zie voordat ik ga slapen, is het raam. Mijn vertrouwde raam. Ik lach. 'Tot morgen.' fluister ik naar de regen, de maan en de vogels. Ik val met een zucht in slaap. 'Tot morgen.'





Reacties n_n

Reageer (8)

  • Elucidate

    ik ben even sprakeloos

    wouw ö

    1 decennium geleden
  • Hopefulness

    Wow, das echt heel mooi ^^ Die laatste zinnen lieten me huiveren. Prachtig geschreven! (:
    xx

    1 decennium geleden
  • SharonaTom

    prachtig. <3

    1 decennium geleden
  • Pliena

    Lisaaaaaa O.O'
    Wooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooow.

    En dat is nu het enige wat ik kan uitbrengen ofzo na zo'n mooie SA ?! =]

    x

    1 decennium geleden
  • uncommon

    Wauw...
    Mooi!
    Xx.

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen