- Goud
- Een vuilniszak
- Een stacaravan
- De naam 'Vera'
- Het dorp Drachten

Vera ziet het gouden ochtendlicht door haar raam schijnen, vlak voor ze de deur opent en er midden in stapt. Ze trekt haar zwarte rok nog wat naar beneden en sluit haar deur met de sleutel af. Haar witte hemdje geeft een stijlvolle inkijk. Pas dan merkt ze het kaartje dat voor haar deur lag op, omdat haar voetafdruk er nu opstaat en het de natte stoep raakt. Onhandig scharrelt ze het op en probeert met haar mauw al het water er af te krijgen. De zwarte afdruk van haar hak staat er nog duidelijk op, maar ze kan wel lezen wat er op geschreven is.
Het is een adres, geschreven in een soort dikke, goudkleurige stift. Alleen een adres, geen afzender, geen boodschap, ze kan zelfs niet zeker weten of het wel aan haar gericht is. Ze draait het om, op zoek naar nog een hint, maar vindt alleen enkele getallen. Ze draait het kaartje een ondersteboven, maar vindt geen verdere aanwijzingen.
Het adres is een plaats in het dorpje Drachten, het zegt haar maar weinig. Ze kent niemand die daar woont en is er misschien één keer geweest, wanneer ze de weg kwijt geraakt was onderweg naar een afspraak voor haar werk.
Ze stopt de kaart in haar tas en loopt verder, ze zou er later wel eens naar kijken.
Wanneer ze op het bureau aankomt, zit alleen de portier er al. Ze toont vluchtig haar pasje en gaat op weg naar de lift. Vera heeft een heel gewoon leven, een normale, saaie job in een normaal, saai bedrijf dat saaie dingen verkoopt aan saaie mensen, een vriend die ze regelmatig ziet en een goed contact met haar ouders. Ze is een jonge vrouw van vierentwintig met lang, lichtbruin haar en grote, groene ogen. Ze heeft een knap gezicht en een lichte teint, in de zomer had ze zelfs enkele kleine sproetjes rond haar neus.
In haar eigen, kleine kantoortje haalt ze de postkaart weer boven. Er zit geen postzegel op, dus iemand heeft hem zelf door haar brievenbus gestopt. Ze kijkt geconcentreerd naar de cijfers, maar kan er weinig uit opmaken. Voor ze met het gebruikelijke papierwerk begint, stopt ze bij de koffiemachine. Haar collega Finn heeft al een kop van het dampende, zwarte goedje in zijn hand.
‘Vera,’ begroet hij haar.
‘Hoi Finn, jij ziet er vrolijk uit,’ merkt ze op. ‘Klaar voor een leuke, lange dag werk,’ vraagt ze cynisch, waarmee ze meteen laat weten dat ze er zelf niet zo veel zin in heeft.
‘Niet echt, maar ik kijk wel uit naar vanavond,’ glimlacht hij mysterieus. Ze besluit er niet over door te vragen, zo close zijn ze niet. Finn is een knappe man, misschien enkele jaren ouder dan zijzelf. Hij is lang en smal, maar wel licht gespierd, voor zover ze door zijn hemd kan zien. Hij is een zuiders type, met donker haar, donkere ogen en olijfkleurige huid. Italiaans, Grieks misschien.
Ze laat het kartonnen bekertje vollopen en loopt terug naar haar kantoortje. ‘Veel plezier!’ roept ze nog voor ze naar binnen gaat.
‘Dat komt wel goed!’
Ze opent haar agenda en kijkt naar haar dag, geen afspraken. Dan valt haar de datum op, ze moet meteen terugdenken aan de cijfers op het kaartje. Het is een datum en een uur, natuurlijk, ze vervloekt zichzelf dat ze het niet eerder gemerkt heeft, maar er staan schuine strepen noch komma’s tussen. Het leek eerst gewoon een lijst cijfers. Met haar nieuw verworven inzicht weet ze de code al snel te ontcijferen.
De datum is de datum van die dag, het uur was negen uur ’s avonds.
Vera twijfelt, ze heeft geen idee van het zou kunnen zijn. Het is dan ook overduidelijk een slecht idee om zomaar blind op de kaart in te gaan, maar ze kan haar nieuwsgierigheid maar moeilijk bedwingen. De hele dag is ze nerveus en springt ze zo’n beetje op en neer in haar stoel. Ze heeft haar werk een uur vroeger af dan ze verwachtte en besluit maar naar huis te gaan.
Haar namiddag is lang en vervelend, ze weet niet wat ze met zichzelf aan moet vangen.
Om vijf minuten voor negen die avond staat ze, tegen beter weten in, op het gegeven adres. Het is een stacaravan, niet zo’n heel erg nieuwe. Hij is verkleurd geel en staat nog net niet op instorten. Het is een rare, afgelegen plek om een stacaravan neer te zeggen. Het voorspelt niets goeds.
‘Kom binnen,’ hoort ze een mannenstem zeggen. De nieuwsgierigheid naar de eigenaar neemt toe.
‘Slecht idee, stom idee, je bent een stom kind, Vera,’ fluistert ze tegen zichzelf, terwijl ze naar de krakemikkige deur toe stapt. Ze opent de deur, die niet op slot is, met een luid gepiep. Ze merkt gouden V op de deur niet op. Het is ongelofelijk donker binnen, buiten was er nog wat maanlicht, maar de oude, verkleurd rode gordijnen houden zelfs dat buiten. Ze struikelt naar binnen, ze hoort het gekraak van plastic onder haar hakken, ze vermoedt een silhouet te zien aan de andere kant van het gedrocht op wat ooit een bed geweest moet zijn.
Een hand grijpt naar haar heupen en trekt haar op de oude, dunne matras. Een rilling trekt door haar ruggengraat. Haar ogen worden het weinige licht gewend en eindelijk kan ze de combinatie van de stem en het weinige wat ze van het gezicht kan zien, plaatsen.
‘Finn?’ Haar stem is een zwakke, bange fluistering.
‘Goed geraden.’ Hij lacht, het is het meest angstaanjagende geluid dat ze ooit gehoord heeft. De angst klemt zich om haar hard, haar ademhaling stokt in haar keel.

De volgende ochtend loopt een verwoede jogger langs het kanaal, door regen en wind op een vreselijke dag. Onder een brug ziet hij enkele vuilniszakken liggen, er staat een grote, goudkleurige V op enkelen ervan, hij loopt er gewoon voorbij.

Vera is nooit meer levend gezien.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen