024
Weet je wie het zijn vroeg ik. Marcus Flint en zijn aanhangsels zei Draco. Ken je ze vroeg ik. Een beetje zei hij. Waarom deed hij ineens zo aardig? Waarom hielp hij die jongens niet? In de verte zag ik Zweinstein. We waren er bijna toe er twee jongen voor ons stonden. Ik draaide me razend snel om en zag een jongen met bruin haar staan. Waar ga jij heen Lewin zei hij. Laat haar met rust Marcus zei Draco dreigend tegen hem. Die jongen was dus Marcus Flint de leider met zijn aanhangsels. Wat moet je van me zei ik. Je hoeft alleen maar te zeggen waar Lubbermans is zei Marcus. Nee zei ik. Zijn gezicht betrok en hij pakte zijn stok. Hij richte hem op mij. Ik deinsde bang achteruit. Nu trok ook Draco zijn stok en richte die op Marcus. Ik volgde zijn voorbeeld. Ik slikte om dat ik geen spreuk wist om mezelf te beschermen. Avis riep ik. Er kwamen kleine kwetterende vogeltje uit mijn stok en vlogen recht op Marcus af die flink schrok. Ik rende langs hem heen en trok Draco mee. We rende het bos in. Ik keek achterom de jongens waren nergens te bekennen. Waren ze terug naar Zweinstein gegaan? Kon je niks beters bedenken zei Draco hijgend. Nee sorry ik ben hier nog niet zo lang hoor zei ik boos terug. Nou we zitten weer in het bos en zijn niet veilig op Zweinstein zei hij nu ook boos. Het werd langzaam donker. We liepen terug naar Zweinstein zonder iets tegen elkaar te zeggen. Zullen we weer normaal doen ik ben dit zat verbrak ik de stilte. Bedoel je deze nutteloze ruzie of de haat tegen elkaar zei hij. Beide zei ik zacht. Ik ben het ook zat zei hij. Fijn dan kunnen we weer normaal doen zei ik. We liepen Zweinstein in. Doei zei ik. Doei zei Draco. Ik sloop de leerlingenkamer in en trok mijn pyama aan. Ik kroop in mijn bed en probeerde te slapen. Ik staarde naar boven en lag roerloos in mijn bed. Ik viel in slaap.Laat me niet achter zei ik. Ga niet weg zei ik nu huilend. Ik ga niet weg dat beloof ik zei de persoon tegen wie ik praatte. Nee ga niet weg schreeuwde ik. Ik moet zei die persoon. Ik liet me vallen op de grond en legde mijn hoofd tussen mijn benen. Ik huilde en schreeuwde maar er kwam niemand om me te troosten. Ik was hellemaal alleen. Iedereen was weg gegaan. Ik schreeuwde steeds harder. Waarom was ik alleen? Ik schoot rechtop. Ik stapte uit mijn bed en trok aan Hermeliens arm. Hermelien wordt wakker zei ik zacht zodat de anderen niet wakker werden. Lucy? Hoorde ik haar zeggen. Ze draaide zich om en keek me aan. Is er wat zei ze. Nee niks zei ik en kroop mijn bed weer in. Dit keer hield ik mezelf wakker. Als ik ging slapen werd ik toch weer wakker door een van mijn nachtmerries. Soms haatte ik mezelf voor mijn gedachtes. Waarom droomde ik zulke nare dingen? Wie was die persoon? Morgen zou ik naar professor Perkamentus gaan.
Reageer (1)
Aaw ze is nooit alleen
1 decennium geledenje kan nog in jezelf praten
Snel veder