029

Voorzichtig opende ik mijn ogen. Ik knipperde een paar keer. Mam? Zei ik. Sta op fluisterde mijn moeder. Ik duwde mezelf omhoog en leunde tegen de boom. Lopen zei ze en verdween. Mama riep ik. Langzaam begon ik te lopen. Ik volgde mijn half zichtbare voet afdrukken terug. Ik steunde tegen de bomen. Ik veegde sneeuw uit mijn haar. Eindelijk kwam Zweinstein dichterbij. Ik stopte even en kneep mijn ogen dicht. Ik opende mijn ogen weer en liep verder. Ik opende de deur en liep naar binnen. Verwarde gezichten die me aankeken, de warme lucht in Zweinstein. Het werd me teveel. Ik knipperde en viel neer.
Ik opende mijn ogen en keek rond. De ziekenzaal ik had het kunnen weten. Ik ging recht zitten. Ik voelde me weer prima. Ik stapte uit bed en liep naar een stoel. Ik ging zitten en liet me hoofd achterover hangen. Juffrouw Lewin, wat doet u uit bed zei een paniekerig stemmetje. Ik voel me prima zei ik. Nou, dan kunt u vast vertellen wat er gebeurd is zei het stemmetje.ik lag in een boom, ik viel, stond op, liep terug, viel flauw, lag in bed en nu zit ik op een stoel zei ik. U bent flauw gevallen omdat u uw hoofd bezeerd heeft zei ze. Daar was ik zelf ook al achter zei ik. Vooruit, u kan weg zei het stemmetje. Madam Plijster, dank je zei ik. Ik haastte me de ziekenzaal uit. Ik trok het verband van mijn hoofd en propte het in mijn zak. Weer zag ik verwarde gezichten. Ik liep snel door naar de leerlingenkamer. Ik plofte neer op de bank en probeerde mijn ademhaling onder controle te krijgen. Ik liep de trap op, de badkamer in. Ik bekeek de wond in de spiegel. Een grote wond zat op mijn voorhoofd. Ik draaide de kraan open. Ik haalde diep adem en liet mijn gezicht in het koude water zakken. Ik zag mijn moeder voor me staan in het bos, haar kille woorden die me gered hebben, het was niks. Ze had er niet echt gestaan, ik miste haar zo. Ik haalde mijn hoofd uit het water. Ik pakte een handdoek. Ik droogde mijn gezicht en bond de handdoek om mijn haar. Ik keek in een kastje en zocht wat om over mijn wond te doen. Na een tijdje vond ik wat en behandelde mijn wond. Ik zuchtte. Ik haalde de handdoek van mijn hoofd en kamde mijn haar. Ik deed ze in een staart en liep de badkamer uit. Ik liep snel door de leerlingenkamer naar de gang.