De regen dat die nacht naar beneden viel, was nu enkel wat zachte miezerregen. Onweer was nog ver te horen en het huis werd al langzaam verlicht door de opkomende zon.
De studeerkamer in het huis, stond de deur open en een gedaante zat achter zijn bureau de krant door te lezen, hij was verbaast wat ze erin hadden gezet.
Een klein stukje met dat een vader van een familie nooit meer terug gekomen is. Een lichtflits verlichte de kamer en een donkere gedaante stond al grijnzend bij de deur. Zijn tanden waren bloot en glinsterde.
Thomas die nog steeds de krant aan het lezen was, gaf geen aandacht aan de persoon bij de deur,
Uiteindelijk kwam hij in beweging en ging op het randje van de bureau zitten.
'Rhai hoevaak moet ik je zeggen dat je niet met eten mag spelen?' sprak Thomas zonder hem ook maar aan te kijken.
Rhai's grijns verzwakte en keek vervolgens weg.
'Vaak, maar hij vroeg er zelf om, hij was degene die ervandoor ging,' zei Rhai die nu wat naar achteren leunde keek zijn broer eens goed aan.
Thomas vouwt zijn krant weer terug en legt hem naast hem. Hij keek naar de klok bovenaan de haard en zag dat het al zeven uur was.
'Rhai over een uur word het dag, en ik wil dat je voor die tijd beneden bent, is dat begrepen?' Vroeg hij aan zijn niet luisterende broer.
Rhai had het dus niet gehoord wat hij zei. 'Weet je Thomas, die man smaakte walgelijk, hij smaakte naar het eten wat jij altijd maakt,' begon hij te vertellen en Thomas had nu echt het gevoel om hem eens te wurgen. Hij was dan wel later gebeten dan Thomas, maar zijn ego was groter dan die van Thomas zelf.
'Het interesseert me totaal niet hoe die man smaakt, mij interesseert het dat je leven op het spel loopt als het over een uur licht is.'
Rhai keek verbijsterd zijn broer aan en wist daar niets meer op te zeggen. Het was stil en toen stond Rhai vervolgens op.
'Dan ga ik maar,' sprak hij en liep naar de deur en verdween door de deur. Thomas keek zijn tweelingbroer aan en vervolgens naar de krant, waar hij geen zin meer in had. Thomas en hij waren anders, ze waren allebei wezens van de nacht, gezworen vijanden van het dorp, maar toen Rhai gebeten werd, kwam de zon op. Zijn hele lichaam begon te roken en het scheelde maar weinig, of hij zou door het licht omgekomen zijn. Thomas daarintegen had gewoon geluk, hij kon met een bewolkte dag gewoon naar buiten. Thomas stond op en liep naar het raam waar de lucht donkergrijs gekleurd was, regen druppelde nog wat na en al snel kwamen de eerst stralen over de heuvel omhoog. Het zou snel dag zijn.
Thomas liep achter zijn bureau vandaan naar de deur, vervolgens de gang op naar de kelder.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen