Foto bij 4. Brother, I do love you

Ik kon niet praten met mijn broer. Hij had mij de steen gegeven, maar hij had er nooit bij gezegd hoe hij eraan kwam. Ik draaide hem voor de zoveelste keer om in mijn hand en bekeek de magische inscripties op de achterzijde. Mijn vingers streken over het bekende patroon en stopten in het midden. Er was een teken die het meest opviel doordat hij over de rest was getekend. Het was kronkelend en het bestond uit een lijn. Ik had het voorheen nog niet echt opgemerkt, maar nu kon ik duidelijk het vreemde patroon zien. Het leek in het niets op de tekens die erachter te zien waren, alsof het nog maar net was verschenen. Ik wilde de steen niet misbruiken, ik was eigenlijk bang om hem te gebruiken. Het leek zo onecht. Toen ik mijn wekker bekeek, schrok ik. Het was al half zeven en we hadden nog niets gegeten. Snel schilde ik wat aardappels voor het avondeten en doorzocht de koelkast voor verse groenten. Er waren er geen. Natuurlijk niet, papa zou normaal gezien morgen boodschappen gaan doen en op het einde van de week was altijd alles op. Met een zucht rende ik naar de kelder en zocht daar naar een potje dat ik kon klaarmaken. Niets lekkers, en ik had geen zin om ingewekte tomaten op te warmen. Dat lustte mijn broer toch niet. Ik rende dus naar de stal om daar wat uien bij elkaar te scharrelen en dan wat champignons om op te bakken. Ik rende weer terug en merkte dat de aardappels al aan het koken waren. Snel zette ik het vuur wat zachter zodat ze niet droogkookten. Ik mengde ook wat spekreepjes door het baksel en roerde veel te snel waardoor er wat uit de pan vloog. Dat had ik nu altijd. Ik was óf te snel, óf te traag. Met een zucht zette ik een halfuur later het eten op tafel en dekte die ook snel. Toen riep ik mijn broer om te gaan eten. Ik moest drie keer roepen voor hij antwoordde, en dan nog kwam hij tien minuten later. Ik kon bijna met zekerheid zeggen dat hij nu al was vergeten dat paps in het ziekenhuis lag. Met een zucht ging ik alleen zitten en staarde naar de twee lege plekken aan de tafel. Ineens merkte ik dat ik het zelf ook was vergeten; uit gewoonte had ik ook voor papa gedekt. Snel ruimde ik het op met pijn in mijn hart. Ik was ook nog vergeten om mijn schort uit te doen, dus dat deed ik ook meteen. David was er nog steeds niet. Ik schepte alvast onze borden vol zodat het wat kon afkoelen. Ik sneed een wortel in kleine stukjes, omdat hij een beugel droeg en toch geen grote stukken wortel kon bijten. Ik schonk water in. Maakte de dessertjes klaar, met extra veel siroop zoals David het graag had. Toen ging ik zitten en legde mijn kin op mijn samengevouwen handen. Snel mompelde ik een klein gebedje, ook uit gewoonte, en staarde dan naar de lege plek tegenover me. Het duurde niet lang of ik kreeg het koud. “Waarom eten we zo laat?” Ik draaide me om en keek in mijn broers vermoeide gezicht. Hij had wallen onder zijn ogen en hij zag eruit alsof hij de hele nacht al op was. “Sorry,” mompelde ik. Ik moest echt eens proberen sneller te zijn, maar ik kon toch niet vliegen? Ik kon van zijn gezicht lezen dat hij blij was dat hij meteen kon beginnen met eten en niet eerst een gebed moest opzeggen. Ik had dat ook al voor hem gedaan. Ik had een extra gebedje voor hem gebeden, maar het leek niet te hebben geholpen. Ik was niet teleurgesteld in hem, gewoon bezorgd. Hij zorgde niet voor zichzelf zoals hij eigenlijk moest. “Wat? Waar kijk je naar?” Hij was altijd een beetje lichtgeraakt als hij zo moe was. Ik zwijg en begin met eten. Toen hij ineens verdween uit de keuken en zijn bord half opgegeten liet staan, zijn dessertje liet hij staan, zijn glas niet leeg gedronken en expres het deel met de wortels had laten liggen, slaakte ik een zachte, onhoorbare zucht. Ik zou het wel opruimen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen