Foto bij 6. Travel and come back

Ik hield niet zo van geheimen. Telkens iemand mij een geheim toevertrouwde, had ik hem aan iemand anders verteld. Ik weet niet waarom ik dat altijd doe, het is ongelooflijk lastig. Hoewel ik wel goed ben in niets zeggen als het over mezelf gaat. Ik kijk naar mijn handen omdat ik nergens anders naar wil kijken, ik moet een beslissing nemen. Ik heb een beste vriendin en een nicht die ik als zo beschouw. Kan ik het hen vertellen? Ik sta langzaam op om naar buiten te kijken. Mijn kamer was op de begane grond, wat ik altijd wel handig heb gevonden. Zo kon ik altijd weg als ik dat wilde. Nu had ik dat niet meer nodig, nu kon ik overal heen waar ik heen wilde. Mijn hand maakte een afdruk op het raam toen ik hem erop legde. Het glas was koud, bijna net zo koud als het buiten was. Het was dan misschien wel lente, maar zo voelde het niet. Langzaam ademde ik uit en creëerde een dampvlek waarin ik een hartje tekende. Ik glimlachte. Het was lang geleden dat ik haar nog eens had gezien, ik moest haar misschien eens bezoeken. Nog geen seconde later stond ik al op het erf van de kleine koeienboerderij van mijn nicht. Ik deed de achterdeur open, want die was bijna nooit dicht. “Eva?” riep ik door heel het huis. Even hoorde ik wat gestommel en toen ging de keukendeur open. “Hé,” zei ze. Ik grijnsde naar haar. “Ik dacht, ik kom eens langs.” Ze knikte en ik volgde haar naar de living. “Waar is je broer?” mompelde ik nadat ik even in de studeerkamer hiernaast had gekeken. “Hij is naar een verjaardagsfeestje,” antwoordde ze. “Dan gaat het dus lekker rustig worden,” lachte ik naar haar. “Oh, ja. Ik wilde je nog iets tonen.” Eva kroop op de met grijszwarte stof bedekte bank en trok haar benen op. Achter de leuning zocht ze naar haar tablet en trok de oplader eruit. Haar snelle dunne vingers vlogen over de virtuele toetsen tot ze een filmpje opende. “Hier, dit moet je echt eens zien.” Ze gaf de tablet aan mij. Zo hielden we ons de hele middag bezig. Ik hield ervan om met haar gewoon te kunnen lachen met onnozele dingen en filmpjes over onze fandoms. Na anderhalf uur was de batterij plat en moest de veel te korte kabel terug in het stopcontact. “Wil je de poesjes nog zien?” vroeg ze me. “Tuurlijk.” In de hoge schuur hield ze koeien en op de lage zolders lag het hooi en stro netjes gescheiden. Hierin lagen ook vaak haar katjes en zoals nu, met jonkies. Ze waren echt ongelooflijk schattig. “Wil je er eentje hebben?” vroeg ze. Ik schudde mijn hoofd. “Nee, papa vindt het al te veel om twee katten te hebben.” Ik schudde mijn hoofd en denk weer terug aan hem in het ziekenhuis. “Ja, hoe gaat het eigenlijk met hem? Mama zei al dat er iets was gebeurt.” Ze durfde eindelijk het onderwerp aan te breken. “Het gaat eigenlijk opvallend goed met hem, maakt je maar geen zorgen,” antwoordde ik. Eva slaakte een kleine zucht en glimlachte zachtjes. De kleintjes in haar armen gaapten, dus ze legde ze neer bij hun moeder. “Moet je niet al vertrekken? En hoe ben je hier eigenlijk gekomen, ik zie geen fiets,” merkte ze op. “Wandelend.” Ze begreep het wel, dat had ik al eerder gedaan. Dan knikte ik. “Je hebt gelijk, ik kan beter gaan.” In stilte liepen we naar buiten. De lucht was grauw, het leek wel alsof het ieder moment kon beginnen regenen. Ik zwaaide en wandelde met een sereen gezicht de straat over. Om eerlijk te zijn wilde ik helemaal niet ineens naar huis teleporteren, ik wilde veel liever een eindje wandelen om mijn zorgen die ineens opstaken, eraf te wandelen. Dat deed ik wel vaker. Net toen ik dacht dat de regen wel over zou waaien, voelde ik de druppels door mijn T-shirt dringen. Langzaam werd mijn huid nat tot ik rilde en even overweegde of ik toch niet meteen naar huis kon gaan. Nee, ik zou gewoon naar huis wandelen, regen of niet. Na een half uur was ik doorweekt en moest ik ineens lachen. Wat was ik toch stom. Ik liet de regen op mijn gezicht vallen terwijl ik naar boven keek. De lucht was te blauw en de wolken waren te wit voor zo veel regen. Lachend stapte ik de straat door. Ik merkte niet eens dat ik heel snel liep, zelfs voor mijn doen. Ik stopte aan de grote baan die ik moest oversteken, maar er leek geen einde te komen aan de auto’s. Met een zucht sprong ik dus naar huis en liet, wonder boven wonder, al de regen ter plekke. Ik stond kurkdroog in mijn kamer en lachte luid.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen