“Waarom is er een aardling in ons huis?” viel de jongen, wiens naam Harry alweer vergeten was, met de deur in huis. Hij besefte zich dat Myrith waarschijnlijk niet de enige was die ‘aardlingen’ haatte.
“Nou, nou. Ciel, waar zijn je manieren gebleven?” Ciel, dat was zijn naam dus. “Jullie zullen met Louis en zijn… metgezel meegaan om ze bescherming te bieden.” De blik van afschuw het op het gezicht van Ciel maakte duidelijk dat hij onaangenaam verrast was.
“Dit ga je niet menen! Bescherming aan dát zeker,” zijn vinger priemde venijnig in de richting van Harry, die het liefst onder de stoel wilde wegkruipen. “want ik ben er vrijwel zeker van dat een Engel zich prima alleen kan redden.” vervolgde hij.
“Dat is waar, de bescherming zal vooral voor de aardling gelden.” sprak Myrith weer. Kon niemand hem gewoon Harry noemen? Zo moeilijk hoefde het niet te zijn. Twee lettergrepen.
“Dan weiger ik.” Ciel maakte al aanstalten om te gaan staan, maar een waarschuwende blik van zijn moeder liet hem er voor kiezen zijn plek op de bank toch maar te behouden. Slim plan, met Myrith zou Harry zelf ook niet graag een discussie voeren. Het was hem opgevallen dat het meisje naast Ciel, Eden dacht hij, nog geen woord gezegd had, net zo min als dat ze ook maar enkele emotie had laten doorschijnen. Haar gezicht bleef neutraal.
“Je bent niet in de positie om een verzoek van een Engel af te wijzen, Ciel. En daarbij is het Phoebe waar het hier om draait. Wees nou niet zou dwars.” Toen opende Eden haar mond voor de eerste keer sinds haar aanwezigheid.
“Protesteren heeft weinig zin.” zei ze tegen haar broer, die nukkig om zich heen keek, maar uiteindelijk toegaf met een niet heel erg enthousiaste ‘best’.
“Dan is alles geregeld. Ik stel voor dat jullie” zei Myrith tegen Harry en Louis, “hier de nacht nog doorbrengen en morgen vertrekken naar het gebied van de vampieren.”
Vampieren? Harry rilde. Hij hoopte niet dat ze zo verontrustend waren zoals in sommige horrorfilms die hij wel eens gezien had.. Of dat se sprankelden zoals bij die Twilight gast.
“Jullie koffers staan al boven, hopelijk is het geen probleem om een kamer te delen.” Eerst vroeg Harry zich af hoe de koffers zo plotseling al boven konden zijn, waarna hij zich de vaardigheden van heksenmeesters herinnerde. Pas daarna drong het andere tot hem door; hij zou een kamer moeten delen met Louis. Die leek er niet heel erg veel problemen mee te hebben. Acht, het was ook maar voor één nacht. En niet veel mensen konden zeggen dat ze met een Engel geslapen hadden. Wacht.. Niet als in ‘slapen met’, maar als in ‘in één kamer.’ Je snapt het wel. Louis rekte zich uit en ging toen staan.
“Het is geen probleem voor mij, maar ik denk dat ik nu naar boven ga. Harry, ga je mee of blijf je gezellig hier?” Hij legde de nadruk expres op het woord ‘gezellig’. Harry keek van Ciel naar Myrith en besloot toen dat hij geen seconde langer in de aanwezigheid van die twee wilde blijven. In stilte liep hij achter Louis aan, die blijkbaar al precies wist waar ze moesten zijn. Vast weer een Engelen ding, dacht Harry.
"Hoe weet je zo precies waar we moeten zijn?" vroeg Harry toch maar, uit nieuwsgierigheid. Een mondhoek van Louis krulde omhoog tot een licht geamuseerde grijns.
"Ik heb het gevraagd." Misschien dus toch geen Engelen ding. Ze waren twee trappen opgelopen en bevonden zich in een lange hal, met een stuk of tien deuren. Louis opende de eerste deur, die toegang gaf tot de kamer waarin ze mochten verblijven.

Tot Harry's grote opluchting waren er twee bedden en hoefden hij en Louis er geen een te delen. Op het ene bed was zijn tas al klaargezet, wat waarschijnlijk betekende dat hij op dat bed mocht slapen. Harry verplaatste de tas naar de grond, zodat er voor hem plaats was om te gaan zitten.
"Ligt het aan mij of mogen de mensen in dit huis me niet zo?" vroeg hij, terwijl hij met het armbandje aan zijn pols speelde.
"Ik mag je."
"Je snapt wat ik bedoel." antwoordde Harry, waarna hij Louis even droog aankeek. Die maakte een verontwaardigd geluidje.
"Niet de reactie waarop ik gehoopt had maar goed. Het zijn heksenmeesters, halfdemonen. De meeste halfdemonen vinden dat ze hoger staan dan aardlingen, omdat ze krachtiger zijn. Mijn voorkeur gaat wel uit naar 'aardlingen'."
"Waarom?"
"Ze zijn de balans tussen goed en kwaad. Je hebt de demonische wezens aan de ene kant, door en door slecht. Aan de andere kant staan de Engelen, puur goed. Maar de mensen zijn niet per se goed of slecht. Van beide schuilt iets in een mens. Het hangt van zijn of haar omgeving af welk deel omhoog komt." Harry keek geïnteresseerd naar de Engel. De manier waarop hij sprak was fascinerend, alsof over wat hij zei eerst heel erg goed nagedacht was. Misschien was dat wat je deed als je zo lang leefde; over dingen nadenken. Na een tijdje wist Harry zijn blik van Louis af te wenden, waarna hij zich ook meteen klaarmaakte voor de nacht; zijn shirt trok hij over zijn hoofd en zijn spijkerbroek verwisselde hij voor een grijze trainingsbroek.
"Louis. Misschien is dit een rare vraag, maar slapen Engelen wel?" vroeg Harry toen, terwijl hij nog op de bedrand zat en naar de vloer keek, bang dat hij iets ontzettend doms had gevraagd.
"Het is geen rare vraag. En ja, we slapen wel, alleen minder dan normale personen. Één uurtje slapen laat ons al een volledige dag doorkomen. Het komt er dus op neer dat we minder slaap nodig hebben dan andere schepselen." Harry knikte begrijpend.
"Dus je bent hier de hele nacht, maar slaapt slechts ongeveer een uur. Verveel je je dan niet?"
"Jawel, maar ik kan jou bekijken terwijl je slaapt."
"Oké, dat is gewoon eng. Ik ga slapen, of het proberen in ieder geval, na dit beangstigende nieuws krijg ik waarschijnlijk nachtmerries." Harry ging in zijn bed liggen en trok de dekens over zich heen.
"Dat is onmogelijk, dromen die mij includeren kunnen geen nachtmerries genoemd worden." protesteerde Louis nog, waardoor Harry met zijn ogen rolde.
"Sukkel."
"Ik houd ook van jou." En bij deze woorden sloot Harry zijn ogen, om in een diepe slaap, zonder nachtmerries over Louis, te vallen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen