Elyah richtte zijn ogen hoopvol op het drietal toen ze het gebouw waar de elfen verscholen zaten weer betraden.
“Niets,” meldde Iwen. “Enkel de oceaan, maar het zout is te pijnlijk, het water kan niet gebruikt worden om wonden te genezen.”
“Zonder water sterven ze zeker!” riep Elyah uit. De vermoeidheid en het verlies hadden zijn tol geëist. Van de drieënzestig elfen die in zijn dorp hadden geleefd waren er maar zevenentwintig overlevenden en hij wou ze koste wat het kost beschermen. Een kreun van Dorian liet hem zijn kant op kijken.
“Sarit,” zei hij zwakjes. Voorzichtig schuifelde ze dichter naar de gewonde elf toe. “Gebruik het zoute water, pijn is beter dan sterven. Ik kan niet veel langer wachten, alsjeblieft.”
Sarit werd verteerd door een tweestrijd, de smekende blik in Dorians ogen maakte dat ze hem hier en nu wilde genezen, maar was dat wel een goed plan? Wat als de bijkomende pijn hem teveel zou worden? Dorian hield haar ogen vast en ze wist dat hij gelijk had, als ze niets deed zou hij sterven, en dat terwijl zij het zou hebben kunnen voorkomen. Dus vermande ze zichzelf en nam een van de waterzakken over van Dante.
“Neem mijn hand, je mag zo hard knijpen als je wilt,” zei ze zacht tegen hem.
Ze voelde hoe Dorians ruwe vingers zich rond haar linkerhand vouwden en ze goot met haar andere hand voorzichtig wat water op de diepe snee die over zijn gehele borst liep. Toen bracht ze haar rechterhand op zijn huid en liet haar kracht het water instormen. Ze zag Dorians gezicht vertrekken toen het zoute water de snee binnendrong maar ze kon niet meer terug. Het water zou pas verdampen als de wonde volledig was genezen. Haar ogen keken met bezorgdheid naar de gesloten ogen van Dorian. Zijn vingers knepen pijnlijk in haar hand. Ze kon enkel hopen dat hij bij bewustzijn zou blijven. Een bewusteloze toestand zou de pijn misschien wel wegnemen maar ze wist niet of hij er uit zou kunnen ontwaken of niet.
“Wakker blijven Dorian,” zei ze terwijl ze vervloekte dat het genezingsproces zo traag verliep.
Fabian zat geknield naast zijn vriend, Dorians vrije hand in de zijne. “Dorian, kijk naar mij, wakker blijven maat,” zei hij zacht. Dorian glimlachte waterig naar hem.
“Kan je het genezingsproces niet versnellen?” vroeg Gabriël.
Sarit schudde haar hoofd. Ze probeerde de warme gloed sneller door haar lichaam richting de wonde te jagen maar dat ging niet. Als ik hem niet had genezen had hij nog weken afgezien. Maar hij zou nooit zo’n pijn ervaren als hij nu ervaart. Sarit probeerde de tegenstrijdige stemmetjes uit haar hoofd te bannen terwijl ze zich concentreerde op de wonde. De verschillende doorboorde huidlagen bonden zich weer aan elkaar tot de huid weer volledig in orde was, gesierd door een rafelig litteken. Sarit haalde haar handen weg en Dorian wendde zijn blik af van Fabian om Sarit aan te kijken.
“Dankjewel,” zei hij zacht.
“Slaap nu maar,” antwoordde ze terwijl ze zelf moeite moest doen om haar ogen open te houden.
Elyah richtte zijn ogen op de verzwakte jongen. “Hoe pijnlijk was het Dorian?”
“Het brandde,” antwoordde hij zwak. “Maar het is beter dan de pijn ervoor nu het genezen is.”
“Het is pijnlijk,” zei Sarit die voelde dat Dorian niet wou toegeven hoeveel pijn hij eigenlijk had geleden. “Ik heb het op mezelf uitgetest bij een oppervlakkige snee en toen was het al bijna niet te verdragen. Mijn plan was eigenlijk om te wachten op regen maar tegen dat die komt is het voor sommigen hier misschien al te laat.”
Elyah liet zijn ogen over de andere gewonden glijden. “De pijn die ze zullen lijden zal misschien niet goed te verdragen zijn maar het is beter dan wekenlang een lichte zeurende pijn te lijden terwijl je zweeft tussen leven en dood,” wierp Dorian ertussen die vocht tegen de slaap die hem overmande.
“Degene met wonden waaraan ze deze nacht nog kunnen overlijden behandel je als ze de toestemming geven. Degenen die nog kunnen wachten, wachten,” besloot Elyah uiteindelijk ferm.
Hij had zelf geen kleine wonde maar hij wist dat hij nog een paar dagen zou kunnen wachten. De andere elfen gingen nu voor. Hij wist dat het pijnlijk was maar leven was beter dan sterven, hij had al genoeg elfen van zijn dorp moeten laten gaan. Sarit keek hem na toen hij de straat op liep. Ze wist dat hij nu even alleen moest zijn, dat hij de beslissing niet graag had willen maken. Maar ze begreep hem wel. Hij wou enkel het beste voor zijn volk. En als ze daarvoor pijn moesten lijden moest dat maar zo. Ook al had hij daar moeite mee.
Sarit probeerde zich sterk te houden terwijl ze de zwaar gewonde elfen een voor een genas. Ze las de pijn in hun ogen maar er was niemand die de pijn verbaal uitte. Daar was ze dankbaar voor. Ze wist dat haar lichaam zou blokkeren als ze verbaal moest horen dat ze anderen pijn deed. Tranen glinsterden in haar ogen en telkens als de blik vol niet geuite pijn veranderde in een vredige blik die de elfen meevoerden naar een herstellende slaap voelde ze weer wat hoop branden in haar hart. Niemand weigerde haar hulp. Niemand wou sterven. Uiteindelijk liet Sarit zich uitgeput op de grond vallen. De wonden waren moeilijk te helen geweest en ze voelde zich zwak. Dante liep naar haar toe.
“Gaat het een beetje?”
Sarit knikte lichtjes. “Ik heb gewoon wat slaap nodig.”
“Hou mijn hand vast.”
Sarit deed wat hij van haar vroeg en ze voelde hoe er een deel van zijn kracht in haar overstroomde. De vermoeidheid gleed langzaam van haar af en ze keek hem dankbaar aan.
“Slaap nu maar,” zei Iwen die haar lippen tegen haar slaap drukte. Ze gehoorzaamde hem en vluchtte dankbaar in haar dromen.

+ + +


Die avond aten ze vissen die enkele elfen uit de zee hadden weten te halen, maar het was een karig maal en er was zeker niet genoeg voor iedereen. Daarbij kwam nog dat de gewonden meer nodig hadden om weer aan te sterken, het besluit was dus duidelijk.
“We moeten eten zoeken,” sprak Evan.
Elyah, die zelf maar een klein hapje vis tot zich had genomen knikte.
“Als het goed is staat mijn jeep hier nog altijd ergens,” zei Dante. “In deze stad ga je volgens mij niet veel meer vinden.”
“Wees voorzichtig op je tocht, je bent een van de vier, dat moet je onthouden. Neem Evan, Gabriël en Fabian mee,” zei Elyah tegen hem.
Dante knikte alvorens hij zich overeind duwde. Hij liep naar de drie andere jongens toe en keek hen met een scheve glimlach aan. “Morgenvroeg gaan we eten zoeken, ik zal mijn jeep halen en naar hier toerijden.”
Dante draaide zich om en liep in de richting van zijn ouderlijk huis, zijn hoofd werd gevuld met herinneringen aan de laatste keer dat hij hier was geweest, de hond, de oude man, het ingestorte huis dat hij ooit als zijn thuis had beschouwd. Hij vocht tegen de tranen die opkwamen en wandelde met forse tred door de stoffige straten.
“Hej,” zei een zachte stem achter hem. Hij draaide zich om. Alaïs keek hem glimlachend aan. “Gaat het een beetje? Wil je dat ik je vergezel op je zoektocht?”
Dante keek haar een paar tellen in stilte aan voor hij knikte. Hij wachtte tot ze hem had genaderd en begon toen weer verder te wandelen.
“Als je erover wilt praten, ik kan goed luisteren,” sprak Alaïs na een stilte.
Dante richtte zijn ogen weer op de elf naast hem. Hij keek naar de fijne handen die hem hadden verzorgd toen hij gewond was geweest, de bleke huid die haar nog mooier maakte. Hij had nooit begrepen wat alle Amerikanen hadden met een getinte huid, meestal verkregen door bruine verf dat op hen werd gespoten en een paar dagen bleef zitten. Uiteindelijk begon hij te vertellen. Over zijn kindertijd, zijn jeugd, de inval van de wezens, hoe alles langzaam aan achteruit ging. Hij vertelde over zijn zusje en zijn ouders. Ze bereikten de jeep lang voor hij was uitgepraat maar hij bleef praten, de woorden stroomden automatisch uit zijn mond. Hij moest het aan iemand kwijt. Toen hij eindelijk was uitverteld stonden er tranen in zijn ogen. Alaïs nam zijn handen in de hare. “We zullen je zusje en je moeder vinden,” zei ze zacht voor ze haar lippen op zijn voorhoofd liet neerdalen. Dante glimlachte lichtjes.
“Ooit een auto van dichtbij gezien?” vroeg hij toen. Alaïs schudde haar hoofd en keek de jeep met nieuwsgierige ogen aan.
“Ik kan je een saaie uitleg geven over hoe dit ding rijdt maar dat zal ik je besparen, zin in een ritje?”
“Is het veilig?”
“Natuurlijk is het veilig.”
Dante opende het portier en begeleidde Alaïs op de bijrijdersstoel, nadat hij haar had uitgelegd hoe ze haar gordel moest vastdoen wandelde hij om de auto heen om zich achter het stuur te zetten. Het duurde even voor hij de auto aan de praat kreeg maar toen vonden de wielen grip op de ondergrond en waren ze vertrokken. Dante draaide het raampje open zodat de koele avondlucht naar binnen zou kunnen waaien, een glimlach vormde zich om zijn lippen, hij had het rijden gemist. De vrijheid die hij voelde als hij achter het stuur zat, de kracht die onder hem aan het werk was. Hij hield ervan. Hij reed langs de kustlijn en vertelde Alaïs hoe de ingestorte gebouwen er ooit hadden uitgezien. Hoe er vroeger altijd meeuwen rondcirkelden in donkere lucht. Ze reden ongeveer vijftien minuten voor Dante de jeep omkeerde en terug reed naar waar de elfen zich hadden verzameld. Toen hij de motor uitzette keek hij Alaïs glimlachend aan.
“En?”
“Het is een fantastische uitvinding,” antwoordde ze vooraleer ze het portier openduwde en naar buiten stapte. Dante volgde haar voorbeeld en samen liepen ze naar de groep elfen toe die buiten het gebouw op de grond zaten. “Slaapwel,” zei Alaïs zacht voor ze haar lippen op zijn slaap drukte en het gebouw binnenliep om een plaats te zoeken waar ze kon slapen. Dante keek haar even na voor hij zich bij Evan, Gabriël en Fabian neerzette. De vier jongens praatten nog een tijdje over vanalles en nog wat voor ook zij zich lieten meevoeren naar een zorgeloze slaap.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen