Er was nog een hevige discussie geweest over het feit of ze de portaalsleutel zouden gebruiken of niet. De Zilan hadden al enkele weken voorsprong en ze denderden voort op hun zwarte paarden, de portaalsleutel zou hun afstand aanzienlijk kunnen verkleinen. Maar ze wisten niet of de Zilan naar een ander volk waren getrokken of zich ergens hadden verscholen in het woud, wachtend tot ze opnieuw zouden verschijnen. Daarom had Elyah besloten om te voet te gaan. De magie die rond de portaalsleutel hing zou hen kunnen verraden voordat ze ook maar een voet in een ander gebied hadden kunnen zetten, ze konden niet voorzichtig genoeg zijn. Het was een vermoeiende tocht waarin de gesprekken tot een minimum waren herleid, niemand wist echt waar ze over konden praten. Er was de afgelopen weken te veel gebeurd. En ieder van hen had tijd nodig om alles eens op een rijtje te kunnen zetten. Misschien was het daarom ook wel goed om te voet te gaan, even rust, voor ze zich in een nieuw avontuur zouden storten, ongewild of niet.

+ + +

Die avond lag Sarit tegen Iwen aan genesteld, hun ogen op de lucht boven hen gericht dat bezaaid was met sterren. Af en toe was er een vlammende witte streep te zien, vallende sterren die hun harten vulden met hoop. Hoop om de strijd te winnen. Hoop dat de wens die samen met de heldere streep werd weggezonden zou uitkomen. Sarit wenste dat al dit gedoe snel achter de rug zou zijn. Dat ze de twee anderen gauw zouden vinden om dan het kwade te vernietigen om vervolgens in een eeuwige rust en een vredige wereld te belanden. Maar ze wist dat het niet zo eenvoudig zou zijn. Een strijd met het kwade was nooit eenvoudig. Toch niet als je de fantasyboeken wilde geloven die over hem hadden verhaald. Iwen streek met zijn vingers over haar blote bovenarm, zacht en teder. Zijn lippen landden op haar slaap en gleden verder naar haar oor.
“Heb ik je al eens verteld dat ik van je hou?” vroeg hij zacht.
“Meer dan ik me kan herinneren,” antwoordde ze.
Haar lippen vonden de zijne en ze verloren elkaar even in hun liefde voor Sarit hem weer losliet. Ze had de vier woorden die ze vroeger tegen hem had uitgesproken niet over haar lippen gekregen. Een knijpend gevoel nestelde zich in haar buik. Hield ze nog van hem? Ja. Het antwoord was ja, toch? Ze had het slechts twee dagen geleden nog tegen hem gezegd, haast automatisch. Toen, aan het meer, een tijd die al zo lang voorbij leek maar die slechts enkele maanden geleden had plaatsgevonden, had ze wel degelijk verliefdheid gevoeld. Een verlangen om Iwens liefde te voelen. En nu? Ze verplaatste haar blik van de heldere sterren naar zijn gouden ogen die serieus de wereld inkeken.
“Ik hou ook van jou,” fluisterde ze zacht en ze voelde dat ze het meende al kon ze het stekende gevoel dat zich in haar lichaam had geplaatst toen ze recht in zijn ogen had gekeken niet negeren. Het was alsof ze ergens het gevoel had dat hij haar in de loop van de strijd die zou volgen zou verraden. Ze schudde het gevoel van zich af. Waarschijnlijk was de gedachte gewoon het gevolg van de angst die ze voelde. De toekomst was zo onzeker. Een glimlach sierde Iwens lippen en hij streek teder met zijn vingers over haar wang.
“Slaapwel Sarit,” fluisterde hij.
“Droom zacht.”
Ze nestelde zich tegen hem aan en sloot haar ogen, liet zich meevoeren naar een slaap zonder zorgen.

De zon had nog maar net de aarde verwelkomd toen Elyah besloot verder te trekken. Ze volgden een vaag spoor van paardenhoeven die zich kronkelend een weg baande tussen de bomen. Het was duidelijk dat ze al weken oud waren en zo goed als onbetrouwbaar maar toch bleef Elyah ze trouw volgen, ervan overtuigd dat ze op deze manier de Zilan zouden kunnen vinden vooraleer ze nog meer schade zouden aanrichten bij andere volkeren. Als de afdrukken al tot de Zilanpaarden behoorden. Maar niemand durfde de twijfel over de sporen hardop uit te spreken. Ze wandelden in stilte, niemand vulde de noodzaak om die stilte te doorbreken. Na enkele uren stevig te hebben doorgestapt stak Elyah zijn hand in de lucht om hen tot een halt aan te houden. Hij duwde zijn vinger op zijn lippen en dwong hen om te luisteren. Sarit wist meteen wat hij bedoelde, even verderop was er een zacht geluid te horen dat ze kende als een hertenhoef dat over de grond schraapte. Ze wandelde zo geruisloos mogelijk naar het begin van de groep toe terwijl ze haar boog van haar schouder liet glijden. Vanuit haar ooghoek zag ze Míreth hetzelfde doen. Ze wisselden even een blik voor ze zich tussen de struiken begaven, op weg naar de bron van het geluid. Sarits hart versnelde terwijl de sensatie van de jacht haar weer eens overspoelde. Toen ze het dier in het oog kreeg gleed er een glimlach om haar lippen. Ze naderde het dier voorzichtig en tegen de wind in zodat hij haar geur niet zou kunnen opvangen. Langzaam spande ze haar boog en legde een pijl op de pees. Het projectiel vloog door de lucht, het hert keek op, de scherpe punt doorboorde zijn hals, een fractie van een seconde later boorde zich een tweede pijl een paar centimeter lager op de plaats van zijn hart. Míreth had een triomfantelijke blik in haar ogen toen ze naar het dier toeliep dat langzaam door zijn knieën zakte terwijl het leven uit hem wegliep.
“Mooi schot,” zei Sarit.
Míreth glimlachte lichtjes. Ze streek met haar vingers over de nog warme vacht en een zucht verliet haar lippen.
“Het is zo’n zonde dat zo’n mooi dier moet sterven om onze honger te stillen,” zei ze zacht.
Voor Sarit daar een antwoord op kon formuleren sprong Dorian tussen de struiken tevoorschijn, een speer in zijn hand geklemd. Hij liet het projectiel zakken toen hij zag dat het dier zijn laatste adem al had uitgeblazen. “Mooi werk,” complimenteerde hij.
Míreth stond recht en klopte de aarde van haar broek voor ze van het dier wegliep. Bryn en Lorion sneden grote stukken vlees van het karkas en wikkelden het in de vacht van het hert. Toen trok de groep weer verder. Na een tijdje werden de sporen steeds vager maar Elyah hield geen halt, hij moest en zou de Zilan vinden en zijn dorpelingen wreken. Maar uiteindelijk hield het spoor volledig op en hij liet zich met een diepe zucht op de grond zakken. Alaïs zette zich naast hem en praatte hem moed in terwijl de anderen het kampement voor de nacht opmaakten en nog anderen tussen de bomen verdwenen, op zoek naar vruchten die ze met het hertenvlees zouden kunnen eten. Evan en Dorian, wiens wond goed was geheeld en verder geen problemen had veroorzaakt, sloegen zich een weg door het dichte struikgewas, op zoek naar frambozen maar in plaats daarvan stootten ze op een haast onzichtbaar pad dat bezaaid was met voetstappen. Even wisselden ze een blik voor ze zich omdraaiden en terug richting het kampement wandelden. Evan kraste met zijn dolk een paar X’en in de bomen die ze passeerden zodat ze de sporen gemakkelijk zouden terug vinden. Toen Elyah het nieuws hoorde wilde hij meteen vertrekken maar Lorion overtuigde hem om eerst een nacht goed te slapen voor ze het onbekende pad zouden verkennen.

Reageer (1)

  • Altaria

    Ik vertrouw Iwen niet helemaal..

    9 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen