Andrès liep het huis binnen waar hij zoveel jaren geleden had verbleven. Zijn vingers streken over de stoffige bakstenen terwijl hij trachtte zijn verdriet binnen te houden. Zijn gedachten gleden naar Ethan, wat zou er met hem gebeurd zijn? Langzaam wandelde hij tussen het puin, zijn ogen scanden de verschillende dingen die over de grond verspreid lagen. Toen zijn blik op een gebarsten fotokader viel, hield hij halt. Zijn ogen glansden vochtig toen hij zich bukte en het gebroken glas tussen zijn handen hield. Met trillende vingers haalde hij de foto uit de kader en veegde het stof met tedere bewegingen van het lichtjes glanzende oppervlak. Het was een foto van hem en Ethan, allebei met een grote glimlach op hun gezicht voor de Big Ben. Een waterige glimlach vouwde zich om zijn lippen toen hij met zijn vingers over het gezicht van Ethan streek, hij voelde diep van binnen dat de jongen nog in leven was. Hij durfde echter niet te denken aan in wat voor staat zijn vroegere vriend verkeerde. Andrès stopte de foto weg en balde even zijn vuisten voor hij verder de ruimte inliep. Buiten die ene foto lag er niets persoonlijks tussen de rommel die door het huis heen lag. Het was alsof de foto er opzettelijk was neergelegd om gevonden te worden, door hem of door iemand anders. Voorzichtig beklom Andrès de gammele trap die naar de bovenverdieping leidde. Hij betastte de treden eerst met één voet voor hij het aandurfde zijn hele gewicht erop te laten steunen, hij kon zich niet veroorloven zich te verwonden. Pas toen hij veilig de bovenste verdieping had bereikt durfde hij weer normaal adem te halen. Zijn voeten brachten hem haast automatisch naar de deur die toegang gaf tot de kamer die hij ooit als de zijne had beschouwd. Zijn vingers vouwden zich om de klink, de deur zwaaide zachtjes open en net op hetzelfde moment wierp een zwart wezen zich op hem waardoor hij zijn evenwicht verloor en met zijn rug op de puinhoop onder hem belandde. Een pijnscheut schoot door zijn ruggenmerg en hij had even tijd nodig voor hij kon reageren. Het wezen klemde echter zijn handen al rond zijn hals en Andrès kreeg moeite met adem halen. Hij tilde zijn vingers op en richtte ze op het raam waarvan het glas in splinters door de gehele kamer verspreid lag, hij had zijn kracht nog nooit gebruikt zonder een emotie en hij vreesde dat de wind hem niet zou helpen. Maar uiteindelijk streek er toch een zacht briesje langs zijn wang en terwijl de zuurstof langzaam uit zijn longen verdween zwol de wind aan tot een lichte storm die het wezen van hem weg tilde en tegen een van de muren van zijn kamer smeet waar het versuft bleef liggen. Gretig zoog Andrès weer lucht in zijn longen voor hij overeind krabbelde en naar het wezen toeliep. Hij wist zeker dat dit de wezens waren waar Ithuriël hem voor had gewaarschuwd. De angstzaaiers zoals ze wel eens werden genoemd. Een woede nam bezit van hem toen hij het wezen aanstaarde, het was hun schuld dat hij Ethan had moeten verlaten, dat hij er niet had kunnen zijn om hem te beschermen. Donkere wolken pakten zich bijeen, luide donder verdreef de stilte. Een bliksemschicht verscheen aan de hemel. Andrès’ ogen werden donker en toen een tweede bliksemschicht in de lucht schitterde stuurde hij het recht naar het wezen dat uiteenspatte alsof het slechts een simpele schaduw was die uit niets anders dan zwarte rook leek te bestaan. Hij bleef nog een paar tellen naar de plek staren waar de schaduw verpulverd was geweest door de bliksem voor hij zich omdraaide en de ruimte verliet. De foto van Ethan lag gekreukt tussen zijn vingers en een trieste glimlach gleed om zijn lippen. Hij daalde voorzichtig de trap weer af naar de benedenverdieping en stapte het grijze asfalt op dat lichtjes glinsterde door de zon. Hij keek nog even naar de foto tussen zijn vingers voor hij deze in zijn achter broekzak verborg. Even haalde hij diep adem voor hij zijn vleugels ontvouwde en zich afzette. Het was lang geleden dat hij zich nog zo vrij voelde tijdens een vlucht. Meestal vloog hij nauwkeurige routes, op voorhand uitgestippeld door Ithuriël of een van de andere hoofdengels, zonder trucjes uit te halen onderweg. Nu steeg en daalde hij, dook door nauwe spleten, maakte tuimelingen, een duikvlucht. Uiteindelijk hield hij halt, zijn vleugels zachtjes heen en weer bewegend om hem in de lucht te houden. Een vrolijke lach verliet zijn lippen. Het gevoel dat hem overspoelde was een gevoel dat hij al in lange tijd niet meer had gevoeld, een gevoel van absoluut plezier. Toen nam hij het medaillon dat rond zijn nek hing tussen twee vingers en begon laag over het gebied te vliegen, zoekend naar een teken van leven. Maar de steden waren verlaten. De meeste gebouwen ingestort, stof bedekte de straten. Zelfs het geluid van dieren was niet aanwezig. De wind blies huilend om hem heen en uiteindelijk, na ongeveer drie uur gevlogen te hebben, daalde hij neer tussen een aantal bomen die een klein park afgrensden. Het park was, net als al de rest al een hele tijd verlaten en de natuur had er welig getierd. Hij vulde zijn maag met aardbeien en frambozen en zakte even weg in een halfslaap. Hij schrok op uit zijn sluimer door het geluid van donder. Er zat regen aan te komen. Vlug ontvouwde hij zijn vleugels en zette zich af, op zoek naar een gebouw dat hem bescherming zou kunnen bieden tegen de druppels die nu langzaam aan naar beneden vielen. Hij daalde neer tussen de ruïnes van een gebouw waarvan een stuk van het plafond nog steeds aanwezig was. Zijn ogen gleden nog steeds zoekend rond over de verlaten gebouwen in de omgeving maar hij zag nog altijd geen enkel teken van leven. Hij bleef een paar uur in het gebouw tot de regen eindelijk wegtrok. Hij zette zich weer af en net toen hij op het punt stond om zich met behulp van de wolken naar een ander continent te begeven botste hij tegen iets zwart dat hem uit balans bracht en hem door de lucht liet tuimelen. Hij voelde hoe hij begon te vallen en sloeg snel met zijn vleugels zodat hij weer stabiel in de lucht zweefde. Toen keek hij om zich heen, op zoek naar hetgeen hem had aangevallen. Maar het luchtruim leek verlaten te zijn. Behoedzaam vloog hij verder, zijn ogen alert, terwijl hij steeds verder opsteeg naar de flarden van wolken die hoog boven hem aanwezig waren. Vanuit zijn ooghoeken zag hij weer een zwarte schaduw op hem afkomen, hij ontweek hem met een krachtige slag van zijn vleugels maar werd meteen aangevallen door een tweede wezen dat hem aan zijn enkel omlaag trok. Hij schopte ertegen met zijn andere voet maar voelde alleen lucht terwijl de kracht die hem naar beneden trok even sterk bleef. Een bekende warme gloed vulde zijn lichaam toen zijn hart hevig bonsde van angst. Hij liet een windstoot richting het wezen vliegen dat van zijn enkel werd weggeslingerd. Met een paar slagen steeg hij weer hoger in de lucht. Toen hij een paar kilometer was gestegen keek hij omlaag, op zoek naar nog meer vijanden die zich zouden kunnen verschuilen achter hoge gebouwen en donzige wolken. Het duurde even voor ze weer tevoorschijn kwamen, maar deze keer waren ze met tientallen. Andrès richtte zijn vingers op de regendruppels die met steeds grotere aantallen naar beneden vielen, gestuurd door zijn kracht, hij veranderde ze in hagel en stuurde ze naar de zwarte wezens. Ze werden doorzeefd door de kogelregen maar het was alsof ze echt letterlijk schaduwen waren. De witte bollen lieten even een gat achter in hun zwarte lichaam voor zich dat weer dichtte zonder dat de wezens zich er al te veel van aantrokken. Paniek maakte zich van hem meester en Andrès creëerde een kleine tornado die vijf van de wezens verder weg stuurde. Twee anderen kwamen weer akelig dichtbij en hij richtte een bliksemstraal op een van hen die daardoor verkoolde tot een hoopje as dat naar beneden dwarrelde. De tweede wierp zich rond zijn nek en Andrès bracht zijn vingers naar het wezen maar voelde enkel dons, waar zijn vingers zo doorheen gleden. De greep rond zijn keel was echter sterk en zijn longen hapten gauw naar adem. Hij bracht zijn vingers dichter bij het wezen toe, voelde de elektriciteit trillen in de lucht, tussen zijn vingers ontstond een kleine tornado, doorzeefd met bliksemschichten die ook dit wezen tot as liet vergaan. De drie overgebleven wezens stegen naar hem op maar Andrès vouwde zijn vleugels omhoog, richtte zich naar de grond en ging in een duikvlucht richting de grond. Zijn voeten schuurden even over het asfalt voor hij stilstond. De wezens vlogen nog altijd enkele meters boven hen en hij stuurde een laatste felle windstoot op hen af voor hij naar een gebouw rende dat zo goed als volledig overeind stond. De afgesloten ruimte zorgde voor een beetje warmte en hij vouwde zijn vleugels weer op voor hij zich tegen een van de muren zette en zijn handen rond zijn knieën sloeg. De missie die hem was toegeschreven was een zelfmoordmissie. Zijn vingers grepen weer naar het medaillon, hij bestudeerde het aandachtig. Hij hoopte dat hij zijn lotgenoten snel zou vinden en een einde kon maken aan deze ellende.

Reageer (1)

  • Altaria

    O.o Wow snel verder

    9 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen