Foto bij Chapter Ten.

‘Wat nou als ze nooit meer wakker word?,’hoor ik Elijah schreeuwend vragen aan Devina. Een paar sterke armen liggen stevig om me heen en ik voel een bekend lichaam tegen me aan. Langzaam open ik mijn ogen en kijk omhoog. Niklaus, ik wist het. ‘Hoi,’zeg ik zacht,’Hoi,’zegt hij terug met een lach op zijn mond, blij dat ik weer bij ben. ‘Hoe voe je, je?,’vraagt hij bezorgd,’Zwak, maar het heeft wel gewerkt,’zeg ik schor. Elijah, Halyey en Devina komen om ons heen staan. ‘Jongens,’zegt Niklaus meteen, langzaam staat hij op met mij in zijn armen. ‘We kunnen haar beter eerst laten rusten,’zegt hij daarna en voor ik weet staan we in mijn slaapkamer. Voorzichtig legd hij me op mijn bed. ‘Het spijt me dat ik er niet was,’zegt Niklaus, hij zit op de rand van mijn bed en kijkt me aan. ‘Dat geeft niets, je was er toen het nodig was,’zeg ik, meteen voel ik de warmte naar mijn hoofd stijgen en mijn wangen rood kleuren. ‘Heeft het echt gewerkt?,’vraagt hij, meteen wend ik mijn hoofd af en staar naar de gordijnen. ‘Ja,’fluister ik, de schuld gevoelens worden steeds erger. Hoe meer ik er aan denk. ‘Als je het niet wil vertellen, is dat prima,’zegt hij en staat op. ‘Niklaus, er is niemand die me mist,’zeg ik, meteen draait hij zich naar me toe. Nog steeds is mijn blik gericht op de gordijnen, maar al snel draait Niklaus zijn hand mijn hoofd naar hem toe. ‘Hoezo?,’vraagt hij, zijn ogen branden in de mijne. Hij hoopt iets te kunnen zien, maar het enige wat ik voel is verdriet. ‘Er is niemand meer die leeft,’zeg ik, hij zet zich naast me neer op het bed en legt zijn hand in de mijne. ‘Dan ga je dus nergens heen,’de opluchting is duidelijk te horen in zijn stem, maar de tranen staan in mijn ogen. Hij moest eens weten wat ik van plan was al die jaren geleden, dan raak ik hem direct kwijt. Hij stuurt me weg of nog erger; hij vermoord me. ‘Hey,’zegt hij zacht, zijn andere hand vind een weg naar mijn wang en hij veegt de traan weg. ‘Waarom ben je zo verdrietig?,’vraagt hij, hij dwingt me hem aan te kijken. ‘Omdat, als je de waarheid weet over mij. Je me zou haten,’zeg ik, zijn ene hand knijpt in mijn hand en de andere streelt mijn wang. ‘Jou, zou ik nooit kunnen haten,’zegt hij vol gemende emoties. ‘Je moest eens weten,’zeg ik, zijn ene hand sla ik van mijn gezicht en de andere laat ik los. Ik stap op uit het bed, even word ik duizelig en meteen staat Niklaus naast me om me te ondersteunen. Een geërgerde zucht, klinkt luid. ‘Laat me, ok?,’vraag ik en kijk Niklaus gefrustreerd aan. Meteen heb ik spijt van mijn woorden en de toon er bij. De pijn in zijn ogen breekt mijn hart en ik zie hem uit mijn slaapkamer verdwijnen.

‘Nish?,’klinkt de bezorgde stem van Hayley. ‘Alsjeblieft, laat me even met rust?,’vraag ik wanhopig. In de laatste drie uren zijn Elijah, Hayley en Devina al meerdere keren bij me aan de deur geweest. Ze maken zich zorgen om me, dat is niet geheel onterecht. Het enige wat ik wil op dit moment is rust, laat ze dat begrijpen. Ik hoor hoe Hayley zucht en weg loopt. Ok, ik loog net tegen mezelf. Het enige wat ik wil, is dat Niklaus bij me is. Dat hij weet wie ik ben, maar me niet haat. Wetende wat me te doen staat, sta ik op uit bed. Loop ik de gang op, naar de slaapkamer van Niklaus. Twijfelend blijf ik bij de deur staan, starend naar het donkerbruine hout. Ik sluit even mijn ogen en haal een keer diep adem, daarna klop ik twee keer zacht op de deur. ‘Wie is daar,’klinkt een gebroken stem. ‘Ik ben het,’zeg ik, voetstappen lopen naar de deur en langzaam gaat die open. Verbaast kijkt Niklaus me aan en zo snel mogelijk loop ik langs hem de slaap kamer binnen. ‘Zullen we een belofte aan elkaar maken?,’vraag ik hem, nog verbaasder dan net kijkt hij terug. ‘Dat kan ik niet, pas als ik weet waarover,’zegt hij, hij loopt naar zijn bed en gaat op de rand zitten. ‘Dat we altijd eerlijk tegen elkaar zullen zijn,’zeg ik, stap voor stap, loop ik naar hem toe. Ik sta tegen over hem en kijk hem vragend aan. ‘Ik beloof het,’zegt hij, mijn eerste stap is gezet. Ik neem plaats naast hem. ‘Ik ben even oud als jij,’zeg ik, meteen schiet zijn hoofd mijn kant op. ‘Wat?,’vraagt hij,’hoe is dat mogelijk?,’. De zenuwen stromen door mijn lichaam en de misselijkheid speelt op. ‘Dit lichaam, is niet mijn eigen,’de woorden waren er eindelijk uit. ‘Ben je een traveler?,’vraagt hij en ik schud mijn hoofd. ‘Ik ben wel een heks, dit meisje is dat niet,’zeg ik, ik zie meerder vragen in hem opkomen. ‘Duizend jaar geleden ben ik dood gegaan, maar een aantal maanden geleden is de andere kant in gestord,’dat is een vraag bedantwoord. ‘Hoe ben je dood gegaan?,’vraagt hij, meteen zie ik het beeld van zijn moeder weer. Kom op, Latrisha. Je had beloofd om eerlijk te zijn. ‘Jou moeder heeft me vermoord,’zeg ik, meteen sprijden zijn ogen verder open. ‘Je kende mijn moeder?,’vraagt hij verward. Ik knik. ‘Ik kende jullie allemaal, ik wilde jullie vermoorden,’met die woorden sta ik op. ‘Je haat me nu,’zeg ik, de tranen staan in mijn ogen en ik draai me van hem weg. ‘Wat?,’vraagt hij,’Waarom wilde je ons vermoorden?,’. ‘Omdat ik dacht dat jullie monsters waren, jullie vermoorden mensen en jullie moeder heeft jullie zo gemaakt,’zeg ik. Het duurt een paar seconde, maar dan staat hij op. Hij loopt naar me toe, pakt mijn arm beet en draait me om. ‘Vind je mij een monster?,’vraagt hij, de woede staat in zijn ogen. ‘Nee,’zeg ik meteen, nog verwarder dan net zoekt hij een object om op te focussen. ‘Niklaus, ik kende jullie niet. Ik wist alleen wat je had gedaan, niet wie jij was,’zeg ik, mijn hand gaat naar zijn gezicht. Bang dat hij hem weg slaat, laat ik hem toch weer vallen. ‘Waarom ben je weer terug gekomen? Om ons te vermoorden?,’vraagt hij, zijn ogen doordringen de mijne. Hij hoopt te kunnen zien of ik lieg of niet. ‘Nee, de andere kant stond op in storten en ik zag mijn kans om dat lot te ontkomen,’zeg ik, twijfelend staart hij me aan. Wat zou hij van me denken. ‘Je vind me een monster,’zeg ik, met een ruk draai ik me om en maak aanstalten om weg te lopen. Die kans krijg ik echter niet, Niklaus draait me weer naar zich toe en op elke wang voel ik een van zijn handen. ‘Jou, zou ik nooit een monster kunnen vinden. Een paar dagen geleden zei ik het ook al, het meisje wat ik heb leren kennen is geen monster,’zegt hij, een gevoel van opluchting gaat door me heen. ‘En nee, ik haat je niet. Dit is gewoon veel informatie om in een keer te verwerken,’zegt hij, even sluit ik mijn ogen om te proberen mijn tranen van geluk binnen te houden. Hij haat me niet, hij vind me geen monster. Voorzichtig open ik mijn ogen en kijk naar hem. ‘Hoe kan het dat je, je geheugen bent verloren?,’vraagt hij,’Een jonge heks uit deze stad, zou me een lift geven naar Mystic Falls. In plaats daarvan heeft ze mij bewusteloos geslagen en ik denk dat ze een vloek over me heeft uitgesproken,’zeg ik, meteen borreld er woede op. ‘Hoe heette ze?, ‘vraagt hij,’Rachel,’antwoord ik hem. ‘Dat was inderdaad een heks hier, volgens mij is ze er nog steeds,’zegt hij,’Een ding vraag ik me af, ze wist mijn echte naam. Terwijl iedereen mij kent als Danisha,’zeg ik, de vragende blik van Niklaus brand op mijn gezicht. ‘Je echte naam?,’vraagt hij, peinzend kijk ik terug naar de jongen. ‘Ja,’zeg ik,’Latrisha,’

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen