Die avond had Sarit moeite om de slaap te vatten, de zorgen die zich in haar hoofd hadden opgestapeld zoemden rond als een zwerm bijen die haar niet met rust wilden laten. Uiteindelijk verliet een klaaglijke zucht haar lippen en wierp ze de dekens van zich af. Stil verliet ze haar kamer en doolde rond door de vele gangen die het woongebied van de dwergen telde tot ze eindelijk aankwam waar ze wou zijn: het grasveld waar het toernooi had plaatsgevonden. Het natte gras voelde vertrouwd aan onder haar blote voeten en ze richtte haar ogen op de sterren boven haar, die helder fonkelden. Een glimlach gleed om haar lippen en ze liet zich neerzakken in het gras, zich niets aantrekkend van het vocht dat in haar kleren sijpelde. Ze luisterde aandachtig naar de nachtelijke geluiden die haar oren opvingen en na een tijdje begon ze zachtjes te zingen. Nu de alcohol uit haar lichaam was verdwenen en ze echt zong omdat ze het wilde liet het haar een vrijheid voelen waarvan ze een lange tijd beroofd leek te zijn geweest.
“Je hebt een mooie stem,” klonk het plots voor haar waardoor ze abrupt haar mond sloot en haar ogen richtte op degene die haar genaderd was. Het was Dante.
“Dankje,” zei ze zacht voor ze haar ogen afwendde.
“Je moet niet zo verlegen zijn, je hebt een prachtige stem.”
Hij ging naast haar zitten en richtte zijn ogen op de sterren.
“Wat als we de twee anderen niet op tijd vinden?” vroeg hij toen het een tijdje stil was geweest.
Sarit richtte haar ogen aandachtig op hem voor ze een antwoord formuleerde: “We zullen ze wel vinden.”
“Ik hoop het.”
“Maar ik wil daar nu even niet aan denken.”
Stilte daalde weer tussen hen neer terwijl ze beiden in gedachten verzonken naar de hemel boven hen staarden.
“Ben je gelukkig met Iwen?” vroeg Dante plots.
Sarit richtte haar blik weer op hem en zag dat zijn blauwe ogen haar geïnteresseerd opnamen, haar reactie peilend. “Ja, natuurlijk,” antwoordde ze.
“Maar je hebt je twijfels.”
“Waarom begin je daar over?”
“Zomaar,” antwoordde hij terwijl hij zijn schouders ophaalde en zijn blik weer afwendde. “Ik had gewoon niet gedacht dat hij jou type was.”
“En op wat voor types zou ik dan wel vallen volgens jou?” vroeg Sarit.
Dante haalde weer zijn schouders op. “Mensen zoals Evan of Gabriël, zij zijn ten minste honderd procent te vertrouwen.” Even zweeg hij voor hij verderging. “Alaïs heeft me alles over Iwen verteld en ik zou voorzichtig zijn met het vertrouwen dat je hem geeft.”
“En sinds wanneer maak jij je daar zo’n zorgen over?”
“Ik ben je vriend Sarit, ik wil niet dat je gekwetst wordt.”
“Dat zal niet gebeuren. En als je me nu wilt excuseren, ik ga nog eens een poging doen om te slapen.” Een frustratie gleed Sarits lichaam binnen, Dante had geen recht om zich te bemoeien over de relatie die ze met Iwen had. Maar toch had ze ergens het gevoel dat hij gelijk had en dat ze zich daarom zo gefrustreerd voelde. Was Iwen inderdaad wel de juiste voor haar? Sarit krabbelde overeind en wandelde terug naar het complex, ze keek nog een keer om naar Dante die op zijn rug in het gras lag, zijn handen onder zijn hoofd gevouwen en zijn blik op de sterren gericht. Het gesprek had haar twijfels over Iwen alleen maar aangewakkerd. Ze schudde even met haar hoofd om de vragen en gedachten die zich in haar hoofd op te stapelen weg te krijgen en ze wandelde de aarden gang weer in die toegang bood tot de berg waarin hun slaapvertrekken waren uitgehouwen. Ze bleef even staan aan de kamer van Iwen en keek hoe zijn borst langzaam op en neer ging als teken dat hij in een diepe, vredige slaap verzonken was. Zachtjes betrad ze zijn kamer en ging naast zijn bed zitten. Haar vingers gleden over zijn wang. Ze hield van hem. Maar die gevoelens konden niet vermijden dat ze hem niet honderd procent vertrouwde. Ze drukte een lichte kus op zijn wang vooraleer ze weer opstond, maar voor ze het einde van de kamer kon bereiken hield de stem van Iwen haar tegen. “Sarit?” vroeg hij zacht. Ze draaide zich om en keek hem aan, een lichte glimlach om haar lippen geplooid. “Wat scheelt er?”
“Niets, je bent schattig als je slaap,” antwoordde ze.
“Ik ben niet schattig,” protesteerde hij.
“Oh jawel,” zei ze ze voor ze zich omdraaide en naar haar eigen bed toeliep. Het was niet haar bedoeling geweest om hem wakker te maken en eigenlijk wilde ze even verlost zijn van zijn gezelschap om helder te kunnen nadenken. Maar ze hoorde hoe Iwen uit zijn eigen bed stapte en even later voelde ze zijn vingers rond haar bovenarm die haar naar hem toedraaide. Haar hart versnelde toen ze zijn gouden ogen zag die haar intens opnamen. Even waande ze zich weer aan de vijver, toen ze hem voor het eerst had gezien. De aantrekkingskracht die ze toen had gevoeld. De haat die in Evans stem had gescholen toen hij had gezien met wie ze had staan praten. Even leek het alsof Iwen iets wou zeggen maar toen liet hij haar weer los en een zucht verliet zijn lippen.
“Wat?” vroeg ze.
“Niets, je bent prachtig, weet je dat?”
Een glimlach gleed om Sarits lippen. Iwen boog zich naar voor en drukte een kus op haar lippen, de gevoelens die ze voor hem had weekten los en ze sloeg haar armen om zijn nek om hem nog dichter te kunnen brengen. Ze sloot haar ogen en genoot van de warmte die de kus teweeg bracht. Toen ze hem losliet zag ze zijn gouden ogen glinsteren. “Slaapwel Iwen,” zei ze zacht voor ze zich omdraaide en naar haar bed toeliep. Ze bleef nog een tijdje wakker liggen met tegenstrijdige gedachten die haar hoofd bevolkten. Uiteindelijk besloot ze dat de tijd wel zou uitwijzen of zij en Iwen echt wel voor elkaar gemaakt waren en viel ze in een droomloze slaap. Midden in de nacht werd ze echter wakker doordat de muren trilden en de grond beefde.
“Wat gebeurt er?” mompelde ze slaperig tegen niemand in het bijzonder voor ze het deken van haar afwierp en haar benen over de rand van het bed zwierde. Andere elfen waren ook al wakker geworden en stonden in het midden van de slaapkamerruimte. De stenen grond onder haar voeten beefde hevig en Sarit had schrik dat het grijs elk moment kon openscheuren.
“We moeten hier zo snel mogelijk weg!” hoorde ze Elyah zeggen terwijl ze de groep steeds dichter naderde. Toen iedereen zich had verzameld en hun belangrijkste bezittingen bijeen hadden geraapt renden ze door het doolhof van gangen heen, op zoek naar een uitgang. Puin kwam los van boven hen en viel op hen neer als zachte regen, het was een kwestie van tijd voor de berg zou instorten. Hoe was dat in godsnaam mogelijk? De bergen stonden al eeuwen als stevige beschermers van het rijk overeind. Nog nooit had er een instorting plaatsgevonden in het rijk van de dwergen. Ze wisten perfect hoe ze zich een weg door de bergen moesten hakken zonder puin los te maken. Toen de elfen in een van de hoofdgangen kwamen zagen ze verscheidene dwergen in paniek wegvluchten, allemaal in dezelfde richting, als in een impuls besloot Elyah hen te volgen. Toen pas voelde Sarit de aanwezigheid van de schaduwwezens. Ze wisselde even een blik met Dante die haar toeknikte als teken dat ook hij wist dat de wezens weer eens waren komen opduiken. Meriad keek de twee even afzonderlijk aan voor zich naar Dante te richten. “Wat is er?”
“De wezens zijn gearriveerd.”

Reageer (1)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen