Het minimum aantal deelnemers is bereikt en bij deze de eerste opdracht! De deadline komt pas als de wedstrijd vol zit.
Voor de eerste opdracht gaan we een gebeurtenis uit de Harry Potter boeken beschrijven vanuit een ander personage. Zo kan je denken aan het gevecht in de toiletten tussen Draco en Harry vanuit Draco's gezichtspunt. Iedereen kan kiezen uit een cijfer van één tot en met twintig en bij elk cijfer hoort een personage. Vanuit dat personage moet je gaan schrijven. Het mag in zowel de ik-vorm als de hij/zij-vorm. Er is een minimum van 800 woorden en een maximum van 1500 woorden. Als je begint met Engelse namen en termen moet je die ook blijven gebruiken. Veel succes met schrijven!

Mijn personage was Remus Lupos.

De chaos in het Department of Mysteries was compleet. Het was puur toeval dat Remus op het juiste moment net even de tijd had om adem te halen en om zich heen te kijken naar hoe het de anderen verging, want anders zou hij compleet hebben gemist dat Harry en Neville in hun eentje tegenover Malfoy waren komen te staan. Hij trok een sprintje en wierp zich tussen de twee jongens en Lucius Malfoy. Voor ademhalen zou hij later wel weer tijd hebben.
      “Harry,” riep hij, zonder zich werkelijk naar Harry om te draaien, “haal de anderen en ga!”
      Harry en Neville maakten zich uit de voeten, tot Malfoys woede. Hij wierp een spervuur van vervloekingen en onprettige bezweringen op Remus af, maar Remus was niet alleen een jaar docent Defence Against the Dark Arts geweest omdat Dumbledore medelijden met hem had gehad, dus hij pareerde de slecht gerichte aanvallen zonder problemen.
      Hij kreeg geen kans om zelf in het offensief te gaan, want de man waar hij net nog over na had gedacht verscheen ten tonele en alle gevechten werden gestaakt in afwachting van Dumbledores reactie. Dat wilde zeggen, alle gevechten behalve één. Op het podium in het midden van de zaal stond nog één koppel te vechten, zonder de plotselinge verandering in sfeer om zich heen op te merken. Sirius en Bellatrix. Zestien of zesendertig, Sirius bleef diep vanbinnen een arrogante tiener die alles zou doen om de familie waar hij niet in werd geaccepteerd te ergeren. Niet dat Remus zelf het recht had daar iets over te zeggen, want hij was ook niet veel veranderd op de belangrijke punten. Zijn hart voelde nog steeds net iets te groot voor zijn borstkas als hij Sirius zich zo zag gedragen.
      Sirius danste naar de zijkant om een spreuk van Bellatrix te ontwijken en lachte overmoedig, op die manier die typisch Sirius was en betekende dat hij eigenlijk brandde van woede. “Kom op, je kunt wel beter!” riep hij.
      Remus keek toe, verstijfd, en niet vanwege een vloek. Waarom stond Sirius zo dicht bij die boog? Wat voor voorwerp het exact was wist Remus niet, maar dat het duistere magie betrof was meer dan duidelijk, alleen al vanwege het gedeelte van het Ministry waar ze zich bevonden. Waarom zette Sirius niet een paar stappen naar-
      Een tweede rode lichtstraal uit Bellatrix’ stok raakte Sirius recht in zijn borst. Remus wilde het uitschreeuwen, maar hij was zijn stem kwijt. Hij kon alleen toekijken terwijl Sirius, lach nog niet volledig vervaagd maar ogen wel wijd open van schrik en verbijstering, langzaam achterover viel. Het leek alsof hij verbaasd was dat hij niet onoverwinnelijk bleek te zijn, zoals hij zelf veel te vaak leek te hebben gedacht, en zoals Remus misschien zelf stiekem ook een beetje was gaan geloven toen Sirius terugkeerde uit Azkaban. Maar geloof hielp hen beiden niet. Sirius viel en viel en viel. De zwarte gordijnen die in de stenen boog hingen bewogen even, als door een zuchtje wind, en toen was Sirius verdwenen.
      Er schreeuwde iemand. Even dacht Remus dat hij het zelf was, maar het klonk niet als een geluid dat hij zou voortbrengen. Het klonk triomfantelijk. Een deel van hem vroeg zich af wie het dan wel was en of dit betekende dat het gevecht weer was losgebarsten, maar dat stemmetje klonk ver weg.
      Wat er in plaats daarvan door zijn hoofd spookte was Sirius’ verbijsterde uitdrukking en kom op, je kunt wel beter! Het waren dezelfde woorden die hij had gebruikt al die keren dat James echt in de put zat wegens Lily’s aanhoudende afwijzingen, en op de dag dat Peter een Troll had gehaald op Potions en zijn koffers pakte omdat hij met school wilde stoppen. Dezelfde woorden en bijna dezelfde uitdrukking als de avond van James en Lily’s tweede date, toen Peter verkouden op bed lag en Remus zich door Sirius had laten overhalen meer illegaal verkregen Firewhiskey te drinken dan verstandig was, en zijn gezond verstand hem in zoverre had verlaten dat het hem een goed idee leek te kussen.
      Nu waren ze weg, die woorden. Voorgoed verstomd. Remus wist dat hij er tranen over hoorde te laten, maar het leek op dat moment nog veel te onwerkelijk. James dood, Peter een verrader en Sirius Merlin mocht weten waar, maar in ieder geval niet meer op deze wereld. Waar waren de plannen gebleven om op hun tachtigste nog steeds samen stinkbommen door de brievenbus van mensen die ze niet mochten te duwen?
      “Sirius!” gilde iemand. Het was Harry, die op het punt stond langs Remus heen te schieten om bij de stenen boog te komen. “Sirius!”
      Dat bleek de oplossing te zijn voor Remus’ tijdelijke verlamming. Hij greep Harry stevig bij zijn middel toen de jongen hem voorbij wilde sprinten. “Je kunt niets meer doen, Harry-” Hij had geen idee wat hij zei, maar misschien zou het helpen als hij probeerde het uit te leggen. Misschien zou die griezelige kalmte die Remus voelde dan ook over Harry komen.
      Harry bleef echter schreeuwen en spartelen, vol jeugdige onnozelheid en hoop op een goed einde. “Pak hem, red hem, hij is nog maar net gevallen!”
      “-het is te laat, Harry.”
      Harry wilde het niet waar hebben. Hij schudde heftig zijn hoofd en leek zelf niet eens te merken wat hij deed. “We kunnen hem nog redden-”
      “Je kunt niets meer doen, Harry.” Pas toen hij het hardop zei drong het tot Remus door hoe waar dat was. Hij moest even diep ademhalen om het gevoel dat er net een mes in zijn hart was geduwd te kunnen verwerken. Weer had Sirius er zonder het te weten voor gezorgd dat Remus’ hart raar aanvoelde in zijn borstkas, maar nu voor de laatste keer. “Niets… hij is weg.”

Reageer (1)

  • Gibbs

    That is not awesome. :c
    R.I.P Sirius.

    9 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen