Foto bij Hoofdstuk 1

Were heaven meets earth, there's were I belong.
-Geneviève Devonshire

Tranen stapelden zich op in mijn ooghoeken. Het duurde niet lang totdat ze als een waterval naar beneden stroomden. "Ik ga jullie missen," mijn stem klonk schor en breekbaar en mijn lippen proefden zout van de tranen. Ook bij mijn ouders vloeiden de tranen rijkelijk naar beneden. "Wij jou ook," een vriendelijke, heldere stem maakte dat ik haar aankeek. Felblauwe ogen keken me hartverscheurend aan. Ogen die sprekend op de mijne leken. Ze schenen niets anders uit dan verdriet. "Als er iets is, we zijn er voor je." Nu keek ik mijn vader aan. Hoewel hij zich probeerde sterk te houden, waren ook zijn ogen nat. Met mijn armen uitgestrekt liep ik op hen af. Voor de laatste keer verborg ik me in hun vertrouwde armen. Een luide snik ontging aan mijn lippen. "Wees voorzichtig, en weet dat wij altijd over je zullen waken." Ik keek mijn beide ouders aan, en schonk hen een waterige glimlach. "Je vader en ik houden onvoorwaardelijk van je, of je opdracht nu lukt of niet. Houd dat altijd in je achterhoofd," mijn moeders stem brak en snikkend viel ik terug in haar armen. "Ik hou ook van jullie," mijn stem klonk gesmoord. "Het is tijd," een vierde stem liet ons gedrieën opkijken. Ik knikte begrijpend, en liet mijn ouders met tegenzin los. Met loodzware voeten schuifelde ik naar de man in het soberblauwe gewaad. Vlak voor ik het zwarte gat binnenstapte keek ik een laatste keer achterom. Mijn moeder had zich vastgeklemd aan mijn vader, en bij beide was een geheel spoor van tranen zichtbaar. "Ik zal jullie nooit vergeten," fluisterde ik. Na deze woorden stapte ik door de poort, mijn ouders achterlatend.
Ik viel recht in een zwart gat, en tolde door de duisternis. Na wat uren scheen te duren, viel ik met een zachte plof op de grond. Een beetje beduusd keek ik om me heen. Ik was in een groen veld beland, dat omgeven was door een groot bos. Het gras bewoog mee met het zuchtje wind dat er was. Mijn haren golfden over mijn schouders, glanzend als altijd. En ik had een lichtblauw, simpel kleedje aan dat soepel rond mijn lichaam hing. Het was hier volkomen anders dan waar ik vandaan kwam. Best wel logisch, want dit was de aarde; de planeet van de mens. En ik woonde in het sterrenrijk. Inderdaad, ik ben een ster. Net zoals mijn ouders, en eigenlijk gewoon mijn gehele familie. Mijn vader -Alexander Devonshire- was heerser van het hele uitgestrekte sterrenrijk. En mijn moeder -Arwen Cassandra Devonshire- was zijn vrouw. Samen kregen ze een dochter, mij dus. Oftewel Geneviève Devonshire. Ik tel 15 mensenjaren en lijk qua uiterlijk sterk op mijn moeder. Vuurrode ontembare haren, hemelsblauwe ogen, tamelijk klein, best wel slank en kleine voeten. Maar innerlijk heb ik veel kenmerken overgenomen van mijn vader; trots, rechtvaardig, vastberaden, levensvol, strijdvaardig, maar vooral koppig. En hoewel ze me soms mateloos konden irriteren, toch hield ik van ze met heel mijn hart. Een glasachtige traan baande zich een weg naar beneden. Snel veegde ik deze weg en stond recht. Besluiteloos bleef ik staan. Naar waar zou ik moeten gaan? Ik kende geen enkele levende ziel op aarde. Maar ik kon mezelf prima redden, dat zat nu eenmaal in mijn bloed. Met opgeheven hoofd zette ik mijn eerste pas op deze vreemde planeet. Vastberaden stapte ik door het bos. Soms enkele takken wegduwend, tot ik eindelijk bij een dorp aankwam. Een bord gaf aan dat ik aangekomen was in Little Norton. Ik kuierde een beetje door verschillende straatjes zonder echt te weten waar ik liep. "Wat doet zo'n jong meisje zoals jij in een dorpje zoals dit?" Een vrouw van middelbare leeftijd keek me inschattend aan. Ze had zwart met hier en daar grijs haar en vriendelijke, bruine ogen. Ze was aan de kleine kant, want zelfs ik was groter als haar. Als antwoord gaf ik haar; "Ik ben een beetje aan het rondwandelen, dit dorpje even verkennen." "Heb je geen dorst? Het is namelijk snikheet." De zon brandde inderdaad ongenadig op mijn hoofd, en ik snakte naar een slok water. Maar ik had geen geld om drinken te betalen, en ik had geleerd om niets van vreemde aan te nemen, hoe vriendelijk ze er ook uitzag. Als ster bekeek ik dagelijks het leven van de mensen, en er waren -geloof me- veel slechte mensen op deze planeet. "Het valt nog mee, maar toch bedankt mevrouw." "Nee nee, ik sta er op. Ik heb zelf een café dus drinken genoeg. En laat die mevrouw maar achterwege, ik heet Doris Preutel." "Ik zou graag meegaan," antwoordde ik naar waarheid, "maar ik heb geen geld." "O, maar jij hoeft niets te betalen. Het is van het huis." Ik glimlachte dankbaar en volgde haar. Onderweg taterde ze vrolijk door over van alles en nog wat. Ze had 3 kinderen, maar die waren allemaal het huis uit. Alle drie waren ze naar Londen verhuisd om daar carrière te maken. Haar man was helaas een vroege dood gestorven, waardoor ze dus alleen achterbleef. Na 5 minuten wandelen bereikten we haar café; De pruttelende bezemsteel. Ik vond het nogal een eigenaardige naam, maar ik zweeg wijselijk. Het was niet groot, maar het zag er gezellig uit en dat was het belangrijkste. Toen ze de deur open deed, kwam het rumoer me tegemoet. Er zaten enkele mensen aan de toog en een paar aan de tafeltjes die verspreid stonden doorheen het kleine cafétje. "Hee Doris." "Goedemorgen Doris." "Hoe gaat-ie?" Verscheidene mensen begroeten Doris hartelijk. Ze antwoordde altijd vrolijk en oprecht, wat iedereen apprecieerde. Behendig kroop ze achter de toog en schonk me een glas water in. "Bedankt," in één teug goot ik het glas leeg in mijn keelgat. "Zo, jij had ook dorst?" zei Doris grinnikend. Ik knikte instemmend. "Nog een glas?" Weer knikte ik. Ze gaf me nog een glas water, wat ik nu rustiger leegdronk."Woon je hier dichtbij?" vroeg de vrouw nieuwsgierig. "Nee, niet echt." "Waar ga je dan slapen?" "Dat weet ik nog niet," zei ik naar waarheid. "Ik heb nog een kamer vrij. Meestal verhuur ik ze maar er staat er een leeg. Daar kan je dan slapen." Het zou handig zijn, maar toch twijfelde ik. Ik kende haar totaal niet, en ik moest op tijd in Londen zijn. Ze zag blijkbaar dat ik twijfelde want zei; "Ik zal je heus niets doen hoor, en als je gehaast bent kan je morgenvroeg vertrekken." Na een tijdje knikte ik dan toch toestemmend. "Oke, maar ik zal helpen in het café. Als betaling." "That's a deal." Zogenaamd plechtig schudde ze me de hand.
Misschien viel deze planeet dan toch nog mee...




Reacties?? (flower)

Reageer (14)

  • Bennedict

    Nou nee.. Deze planeet valt niet mee..
    Ik woonde ook liever tussen de sterren..

    Maar je verhaal is echt prachtig.. En ik heb alleen het eerste hoofdstuk gelezen <3

    1 decennium geleden
  • SamiiMcClout

    ö OMG!!
    Dan ben ik trots da je zegt dat mijn verhalen mooi zijn en dan dit... OMG!

    Dit is een van de mooiste dingen die ik ooit in mijn leven gelezen hebben.

    1 decennium geleden
  • Caitriona

    cool!

    1 decennium geleden
  • Aerys

    Leuk! <3
    Ik ga verder lezen!

    1 decennium geleden
  • ejjlieeff

    coowl (H)
    ikneemabbo:P


    iloveeiit

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen