Foto bij De Reus

'Wow,' zei ik verwonderd, met het puntige hoedje nog op mijn hoofd. Ik keek om me heen en zag hoe een reus naderde. Met een soepel gebaar stapte hij over de jongen en mij heen. De grond trilde even. 'Hoe komt het dat ze niet aanvallen? Ons niet proberen te vermoorden?'
'Ze zijn afgericht,' lachte de jongen. 'Ze zijn zo tam als het maar kan. Ze vallen ons allang niet meer aan. Nu helpen ze ons zelfs. Jij bent hier al een tijdje niet meer geweest, niet?'
Ik zag hoe de reus, gekleed in een maatpak op zijn maat gemaakt (Hoe konden ze zo grote kledij maken?), een container vol goederen ophees en terug onze richting uitkwam. Weer keek hij goed uit dat hij ons niet vertrappelde.
'Niet echt,' gaf ik toe. 'Is het hier wel veilig, eigenlijk?'
'Niet echt,' herhaalde de jongen mijn eerdere woorden. 'We mogen hier normaal niet zijn, dit is het werkterrein van de reuzen. Enkel mensen met een bevoegdheid mogen hier komen. Maar ik wilde het je laten zien.' Hij glimlachte liefelijk naar me.
Plotseling schoot ik als een pijl uit een boog naar voren. De jongen, die nog zijn best deed om me achterna te rennen, liet ik ver achter me. Mijn nieuwsgierigheid was gewekt. Ik moest weten hoe deze reuzen leefden, hoe alles in elkaar zat.
'Wat doe jij hier?' klonk de zware stem van een reus. Hij stond vlak voor me. Ik kon hem op geen enkele mogelijke manier negeren.
Ik keek op, recht in zijn grote bruine ogen die me een tikkeltje boos aanstaarden. Het was de reus van daarnet, degene die de container droeg.
'Je hoort hier niet te zijn,' merkte hij droogjes op. 'Dit is ons gebied.' Het leek er inderdaad op dat geen enkel mens zich in dit gebied waagde. 'Ik zal je terugbrengen.' Het was geen voorstel, geen vraag, hij was vastberaden om me terug te brengen naar de plaats waar ik vandaan kwam. Maar ik wilde nog lang niet terug!
Sloom bewoog de reus zijn hand mijn richting uit, om mijn kleine lijf erin te nemen zodat hij me makkelijk kon dragen. Ik ontweek hem echter snel, en rende tussen zijn benen door. De reus, helemaal in verwarring gebracht door mijn plotse beweging, verloor zijn evenwicht en kwam op de grond terecht, wat een aardbeving en hels gekraak van gebroken reuzenbeenderen veroorzaakte. Natuurlijk brak hij iets, hoe kon het ook anders? Als hij met zo'n klap op de grond neerkwam...
Een gevoel van zelf walging, maar ook van opwinding maakte zich meester van me. Ik had een reus ten val gebracht! Ik hadden een reus gewoon vermorzeld! Ik, dat mini mensje!
Door de kick versnelde ik mijn tempo. Ik voelde me onoverwinnelijk.
Opeens kwam ik weer aan bij een heel ander gebied. Hier zag ik huisjes, maar iets aan die huisjes vertelde me dat het niet normaal was. Langzaam opende ik een van de deuren. Ik keek recht naar het gelaat van een reus, met gesloten oogleden. Eerst zag ik enkel het hoofd van het gigantische monster, maar daarna zag ik dat er onder het huis een gigantische kuil was gegraven. Hier hield het lichaam van de reus zich dus schuil, omringd door water. Vonden ze dat aangenaam? Om in water te slapen?
Veel bedenktijd kreeg ik niet, want al snel kon ik de zware voetstappen van een andere reus horen. Snel keek ik achterom. Het was weer een reus in maatpak, maar toch verschillend van de eerste. Zijn haren waren stoblond, in plaats van donkerbruin, zijn ogen groen, in plaats van bruin en op zijn gezicht krioelden sproetjes, terwijl dat van de andere reus effen was geweest.
'Je hebt hem pijn gedaan!' brulde hij.
Mijn ogen werden groter. Wat moest ik doen?! Ik wilde terug gaan rennen, maar het was onmogelijk om sneller te zijn dan de reus. Ik moest hier weg zien te komen, weg uit dit reuzenland, en snel!
'Ik zal je vermoorden!' tierde hij. Zijn stem was oorverdovend en zelfs het geluid alleen kon de ruimte laten trillen.
Helemaal in paniek keek ik om me heen. En daar, als een redding van de Heer, zag ik een nooduitgang, terug naar de mensenwereld. Ik begon te rennen, hoorde de zware voetstappen van de reus achter me, maar probeerde ze te negeren, voor mijn eigen goed.
Uiteindelijk bereikte ik de uitgang, rukte de deur open en rende de normale wereld weer in. Ik hijgde even opgelucht, maar werd daarna weer uit mijn droom gerukt toen ik een raar gevoel in mijn zij voelde. Ik keek om en zag de wijsvinger van de reus, die hij door de uitgang had gestoken, in mijn rug. 'IK KRIJG JE WEL!' Hij leek nog woedender dan voordien.
De vinger verdween, maar in plaats daarvan begon hij tegen de muur - die een grens vormde tussen hun wereld en die van ons - te stoten. Hoelang zou het duren voordat hij erdoor heen brak?
In ieder geval: het zou gebeuren. En wanneer het gebeurde, wilde ik het liefst zo ver mogelijk van deze plek verwijderd zijn!
Uitgeput begon ik toch opnieuw te lopen. Ik was nog maar net de hoek om, toen ik mensen hoorde gillen en brokstukken van de muur in het rond zag vliegen. Hij was er doorgebroken. Oh, God, ik ging eraan!
De avond was al reeds gevallen, dat kon ik mijn voordeel spelen, aangezien ik had gehoord dat reuzen niet zo'n goed zicht bezaten. Opnieuw rende ik als een gek in het rond. Iedere zijweg sloeg ik in om de reus te verwarren. In ieder gebouw probeerde ik een schuilplaats te vinden. Maar de reus was me iedere keer weer te slim af. Ik wist altijd slechts net op het nippertje te ontsnappen.
Ik kwam net een supermarkt uitgerend - waarvan de reus de achterkant al had laten instorten - toen ik mijn kleine broertje zag staan. Met een kleine, niet gemeende grijns zei hij: 'Wow, hij doet wel heel erg veel moeite om je te pakken te krijgen.'
Hij zou niet stoppen voor hij me te pakken had, wist ik.
Onbewust kwam ik even later in een doodlopende straat terecht. De reus stond al aan het eind van de straat en ik wist dat het voorbij was. Er was geen ontsnappen meer aan. Hij zou me vermoorden, als wraak voor wat ik zijn goedwillende vriend had aangedaan.
De reus stond nu op amper vijf meter van me verwijderd. Met een bijna teder gebaar klemde hij zijn hand rond mijn middel. Ik hapte naar adem toen hij me wel heel dicht naar zijn gezicht bracht. Hoe zou hij me vermoorden? Zou hij me opeten? Was hij echt zo wreed?
'Alsjeblieft,' smeekte ik.
Hij hield zijn hoofd een beetje schuin, zijn blik zag er opeens heel ... nieuwsgierig uit.
'Jij bent raar,' zei hij met een glimlach. Voorzichtig zette hij me terug neer op de grond. En voordat ik goed en wel besefte wat er gebeurde, kromp hij tot een aanneembare lengte en nam hij me in zijn beschermende armen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen