Ik met nog steeds hartkloppingen in m'n keel volgde Yandri ver van Rho af. Zodat Rho niet ongezien me alsnog neer kon steken. Als Rho dit wist. Waarom zei ze dat dan niet eerder? Gelukkig duurde het lopen niet zo belachelijk lang en kwamen we bij een boom uit waar Yandri op klopte.
Wie klopt er nou weer op een boom? Maar goed... Volgens Yandri zou die iemand hier moeten wonen...
'Kom wat dichterbij staan,' beval Yandri. En zodra we alle drie dicht genoeg bij de boom stonden, verdween de grond onder ons en begon er een helse val...
Opeens was het zwart. Rho zei telkens dat het te donker was om te zien. Maar ik zag er de schoonheid in. Het donker sprak tot me op een hele liefelijke wijze. Alsof het me aan moedigde het te omhelzen. Ik voelde me zo vrolijk tijdens de pure duisternis. Opeens stonden we veilig op de grond en stonden we in een kamer waar heel veel boeken in gepropt was. Overal waar ik keek waren boeken... Toen kwam het wezen dichterbij die uit een andere kamer naar binnen liep.
'Yandri!' riep hij luid, zijn mantel sleepte hij achter zich, over de houten vloer. 'Wat fijn om je nog eens te zien!'
Hij wilde Yandri omhelzen, maar deze ontweek het soepel. 'Kun je iets voor me doen?' vroeg hij, meteen ter zake.
'Poeh poeh Yandri. Kom je ooit is bezoek voor de gezelligheid?'
'Ja. Maar niet nu. We hebben hulp no...' Rho onderbrak Yandri tijdens het praten.
'Kan je die opgeblazen hagedis van zijn chip afhelpen.' Yandri keek geïrriteerd naar Rho toen Rho hem onderbrak.
'Chip?'
Rho stond op het punt om tegen de man te gaan schreeuwen, maar Yandri snoerde haar de mond. 'Ali, er zit een chip in zijn hoofd waardoor ze hem kunnen vinden. Jij bent chirurg, dus ik dacht...'
'Dat heb je goed gedacht,' lachte de man. 'Laten we er maar eens naar kijken.'
En voor ik het zelf goed en wel doorhad werd er een naald in m'n nek geramd en verloor ik het bewustzijn.
Ik hoorde geluiden alle geluiden klonken hol en dubbel... Alsof ze zich eindeloos herhaalde in mijn kop.
Ik kreeg mijn ogen niet open het voelde alsof m'n oogleden als lijm dichtgeplakt zat.
Naar mijn idee, wilde ze me expres pesten. Wilde ze alles aan doen om mij stuk te krijgen. Alles wat ik doe en hoor word tegen me gebruikt.
Eindelijk kreeg ik m'n ogen deels open. Maar het enige wat ik kon zien waren vlekken. zwart grijze witte vlekken. Meer kleur kon ik niet zien. Had ik ze kunnen zien? Ik weet het niet. Ik voelde me zo raar. Alsof ik herinneringen kwijt was van mijn bestaan. Er zaten gaten in mijn geheugen die ik niet kon plaatsen. Iets van 2 jaar geleden wat eerst heel belangrijk voor me was. Wat nu is overgebleven is enkel het gevoel.
'Dave?' een jongen die me vaag bekend voorkwam zwaaide met zijn handen voor m'n ogen. Snel liet ik ze terug dichtvallen. Ik had geen nood aan een gesprek. Ik had geen nood aan ook maar iets. Het enige wat ik kon, het enige wat ik wilde, was wegzakken in deze waas en nooit meer terugkomen...
De koppijn werd heviger naarmate ik meer geluid begon te horen.
De hoofdpijn die staken in mijn hersenpan lieten mijn concentratie koud.
Ik verbood mijzelf mijn ogen weer te openen. Openen om licht te vangen voor meer koppijn.
Waarom lieten ze me niet gewoon slapen? Waarom liet de pijn mij niet met rust? Waarom ging mijn ziel niet uit deze rotzooi? Overal was beter dan hier. Ik kan mij geen rotter leven bedenken. Misschien... Misschien moet ik mij gewoon van een berg afgooien. Maar nee. Onmogelijk. Mijzelf vermoorden zou slecht zijn. Dan zou ik mijn ego schade voor de rest van de wereld. Ik moet dood gaan op een eervolle wijze zodat iedereen aan mij kan denken wanneer dat gebeurd.
En die gedachte gaf me de moed om m'n ogen weer te openen. Om verder te gaan met mijn leven. Om te strijden voor wat ik wilde. Om mijn lot te vervullen. Wat het ook hoorde te zijn. Ik zal er op wachten...

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen