Damion liep net de berg op naar het kasteel als hij kort achterom keek naar de duizende lichtjes. Alle paraanse draken hadden en fakkel met vuur van hun steen. Damion keek zelf naar zijn staf, waarbij de bovenkant blauw licht gaf. Asmaltys bood aan om samen met hem voorop te lopen en zelfs kreeg Damion de eer om de ceremoniele staf te dragen.
Hij liep verder naar de brug en bleef ervoor staan tot alle belangrijke mensen bij hem aansloten. Hij keek Tobias aan die zijn tranen niet kon weerhouden, zelf voelde Damion medeleven met de dorpelingen.
Hij beklom de brug naar de enorme poort en trad die binnen om naar de troonzaal te gaan.
Zachtjes hoorde hij de mensen achter hem zingen. Het was een melodieuze en zeer troostende lied. De taal was dat van de draken en langzaam voelde hij hoe het lied zijn hart raakte.
Hij zwaaide kort met zijn staf, alsof hij wist wat hij moest doen en de duizenden vlammen van de fakkels lichten op en lieten los.
Damion keek naar de lucht en naar de kleine sterretjes van vlammen.
'Moge de almachtige heer van Pawei onze zang horen en onze leider Alastor bij jullie aanschuiven,' sprak Asmaltys en liep naar de met bloemengelegde kist. Alastor lag er vredig bij en zelfs Damion moest kort kijken. Ze waren aangekomen in de kasteelzaal en de draken hadden plaatsgenomen n de banken en de burgers weer op hun plek verspreid tussen de gangen en de overgebleven banken.
'Wij zullen een moment stil zijn.'
Plost was het stil in de grote kasteelzaal, niemand hoorde je ook kuchen. Damion liep met de staf naar de kist en hield die omhoog. Hij begon langzaam de woorden te prevelen, waarbij de vlam op de staf nog meer begon te schijnen.
Hij liep naar de kist en liet de staf zakken, het was wat lastiger met de arm die gebroken was, maar de bloemen begonnen langzaam vlam te vatten en al snel stond de hele kist in brand.
Damion keek toe naar de vlammen die zich blauw kleurde en verolgens hun eigen geel-rood achtige kleur aannamen. Damion keek geschrokken om door een hels
lawaai. Hij zag een centaur het middenpad op stormen en bleef voor de verhoging staan, keek Asmaltys aan.
'Hij is hier, hij is aan de hoofdpoort verschenen,' riep de centaur en dit keer wende hij zich naar Damion. Damion gaf de staf aan Asmaltys en liep naar de centaur toe.
'Zeg me uw naam,' sprak hij en de wezen voor hem moest eerst op adem komen, voordat hij kon spreken. 'Ik ben Ulta heer, het is een wonderbaarlijke verschijning, en hij wilt je spreken,' sprak hij met de rede van zijn komst.
Damion liep tussen de rijen met banken door naar de deur en liep zo de binnenplaats op. Vol verbazing bleef Damion staan en keek recht in de ogen van de koning van Pawei.
Damion boog diep, gevolgd door zijn meester Tobias en de burgers.
'Miijn heer,' sprak Damion formeel uit, waarbij hij naar hem toe liep en verder sprak: 'Wat een eer om u hier te ontmoeten.' De koning boog zelf ook en keek vervolgens Damion diep in de ogen.
Uit de binnenzak van zijn gewaad, haalde hij een perkament rol, waar de uiteindes van verbrand waren. De koning overhandigde de rol, waarbij Damion het voorzichtig aannam en uitrolde om te lezen.


Het is donker, ik weet dat het een uur na zonsondergang is. De kaarzen doven langzaam, waarbij de steen op mijn borst kracht begint te verliezen.
Ik schrijf dit in het geheim, zodat alleen de persoon kan lezen die begrijpt wie ik werkelijk ben.
Ik kan alleen vertellen dat de heer van de eenzame eilanden sterker wordt, hij heeft hulp uit onverwachte hoeken, ook dorpelingen in Paran zijn niet te vertrouwen. Ik waarschuw jullie dat er een oorlog aankomt.
Damion ik wil dat je me vindt, vlieg met de wind naar Araggia en ontmoet me voor de tweede nacht vanaf het moment dat je de brief krijgt. Het huis bij het water zul je vinden, neem niemand mee.
Meer kan ik je niet vertellen....


De rest van de perkament was verbrand, waarbij Damion de afzender niet kon lezen. Ergens had hij een hoopvol gevoel, dat hij de persoon kent. Maar nu voelde hij dat er waarschijnlijk weinig vertrouwen.
Tobias kwam naast hem staan, waarbij Damion de perkament overhandigde.
'Ik denk dat als ik optijd wil zijn, dat ik nu moet gaan,' sprak Damion en Tobias knikte. Hij wist dat de drakengedaanteceremonie nog niet volbracht was, maar om nu het af te handelen, was hij nog te jong voor.
'Ik rij met je totaan Evrest, daarvandaan neem de weg naar het zuiden, daar zal je om Cyamites moeten vragen. Je zal wel je best moeten doen om hem te overtuigen, waarom je over de redhill mountain wilt en waarom je naar Araggia moet. Hij zal je brengen onder aantal voorwaarden.' Damion knikte. Hij draaide zich naar de koning.
'Dan ga ik maar inpakken,' zei Damion en liep de binnenplaats af naar zijn paard die hij had klaarstaan naast de muren. Hij keek Tobias aan die hetzelfde had gedaan.
Ze wisten dat de perkament zou komen en dat ze opweg zouden gaan naar datgene wat mysterieus was. Damion steeg op en reed met Tobias van achteren richting de grens van Paran.

Reageer (1)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen