Ik voel een windvlaag en het gevallen blaadje voor me beweegt met de wind mee. Als een soort dansje, een solo. Kort daarna dwarrelt nog een blaadje naar beneden en er volgen er meer, waardoor het een grote uitvoering wordt. Steeds als de wind waait, bewegen de blaadjes mee, naar links, naar rechts, voor en achter. En er komen steeds meer blaadjes bij. Op een één of andere manier durf ik niet verder te gaan, verder waar ik mee bezig was. Ik ben het publiek van de natuur, degene die het spel van leven en dood interesseert, die het laat staan zoals het is. Niet zoals die wezens die de dood niet accepteren, vele medicijnen inslikken om in leven te blijven. Maar ja wie ben ik, degene die nog niet de punt van zijn leven heeft bereikt. De wind doet het wat rustiger aan en gaat liggen, de blaadjes stoppen met hun dans en zitten er levenloos op de grond, eigenlijk dood. De blaadjes zijn dood. De wind maakt ruimte voor ander geluid, stappen. En niet zo zacht ook, blijkbaar die lompe wezens die de dood niet accepteren.
Maar de stappen gaan verassend snel, alsof degene vlucht, voor wat? Zij hebben het toch zo perfect? Zo goed? Alsof ze in hun eigen droom leven? Er komt een klein jongetje tevoorschijn, rennend en bezweet. Donker blond haar, groene ogen en een mager gezichtje. Hij ziet me niet, ik ben lucht voor hem en hij rent door, terwijl de weg gevaarlijk is. Een grote boomstronk verspert de weg, hij ziet niks, maar rent door. ‘STOP!!!’ Schreeuw ik, maar hij verstaat me niet, ik spreek diers. Het is te laat, de jongen struikelt en valt pijnlijk voor over. Ik kom tevoorschijn op mijn vier poten en ik kijk hem aan. De jongen is buiten bewust zijn, weg van de wereld. Ik kijk naar zijn hoofd, verwond, bebloed. De stenen zijn hard, te hard. Ik ga er met mijn poot overheen, als hij leeft zou zijn zal ik alles voor hem doen, ook al heb ik het niet zo op die wezens. Ik draai met mijn poot het hoofd van het jongentje en zie dat het al doorbloed is, op zijn voorhoofd.
Ik probeer me de lessen van mijn vader te herinneren, niet de jaaglessen, maar de verzorgingslessen. Er komt een woord in mijn hoofd: Glowblad, het woord dat mijn vader altijd zei als hij een rond en lichtgroen blaadje pakte. Moonglow, het andere woord die in mijn hoofd schiet, maar het beeld in mijn hoofd blijft hetzelfde. ‘Wees voorzichtig, ze lijken veel op elkaar, maar het Glowblad is de enige die midden in de middag glimt.’ Mijn vaders woorden, mijn moeders woorden, iets wat ik uit mijn hoofd moest leren. Het is ‘s avonds, maar ik kan me nog de struik herinneren met de glimmende blaadjes. Slepend met het jongentje, op zoek naar het Glowblad, herinneringen terug halen. De struik die glom, geneest, waar ik een blaadje vanaf haal. De magie overwint, wint van de pijn. Het Glowblad, hij heeft gewonnen.
’s Ochtends, zo vroeg, hij is verzwakt. Hij heeft honger, zoekt eten, maar het enige wat ik kan geven lust hij niet. Opgescheept, mensen, ik haat ze nog steeds. Enige optie: terug brengen, weg van mij, een leven gered.


~HUNGERFOX

Reageer (4)

  • FroIIo

    Wauw!

    9 jaar geleden
  • EvilDaughter

    Mooi :)

    Misschien kun je de mensjes die lid zijn van de sprookjeslandse club ook co-auteur maken van deze story en dat ze dan alleen met hun eigen hoofdstuk bezig mogen zijn...

    9 jaar geleden
  • OosterEiland

    :$ het is een soort nieuwe schrijfstijl van mij..

    9 jaar geleden
  • bloemenkroon

    Zo mooi. Mijn complimenten

    9 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen