'Pak hem dan, als je kan!', hoorde ik iemand schreeuwen. Een paar seconden daarna renden David en Melisa achter de bal aan. Ik stond moeizaam op. Als ik eerlijk moest zijn, had ik echt een hekel aan het 'pak de bal spel.'
'Kom nou Silva', schreeuwde David. 'Anders ben jij de volgende!'
'Jaja ik kom al', schreeuwde ik terug. Snel rende ik in de richting van mijn vrienden en de bal. Ik zag hoe ik ze langzamerhand inhaalde. De wind speelde met mijn donker blonde haren.
Ik was het snelst van mijn vrienden, vandaar dat ik ook vaak dit spel won. Melisa was meer van het uitrekenen en David was gewoon een grapjas.
De bal vloog met een grote boog over me heen. Matt, die de bal dit keer had geschopt, had hem dit keer wel erg hard laten gaan.
Ik versnelde mijn pas zodat ik de bal nog gewoon door de lucht zag vliegen. Achter me hoorde ik mijn vrienden hijgen, ze waren echt snel moe. Een glimlach speelde rond me lippen. Dit keer zal ik het spel winnen.
'Silva wacht even. Daar moet je niet heen gaan.'
Melisa's stem galmde door mijn gedachte. Net op tijd stopte ik. Verbaasd keek ik om. Mijn vrienden sprintte op me af en hielden vlak naast me stil. Ik keek ze om de beurt aan en wierp toen mijn blik op de rivier die vlak voor onze neus stroomde. Zo ver het oog reikte was er water. Ergens daar lag onze bal. Rimpels verspreidde zich over het waterige oppervlakte. Hierdoor wist ik zeker dat onze bal aan het zwemmen was.
'Dus', begon David. 'Gaan we terug en vertellen tegen Matt dat de bal in de rivier is gevallen of gaan we hem zoeken?'
Melisa en ik wierpen een blik naar elkaar. Daarna keken we weer naar het water voor ons.
Ineens lichtte het water op. Alle kleuren verschenen omstebeurt. Eerst geel, daarna blauw en vervolgens rood. We staarden er met open mond naar.
Onze bal zweefde de lucht in. Felle zonnestralen lieten ons zien dat het geen simpele voetbal meer was, maar wat anders. Voor ons zweefde een wereldbol.
Wat-wat is er met onze bal gebeurd?', vroeg ik.
'Het was nooit een bal geweest', antwoordde een stem achter ons. Alle drie draaide we ons om. Daar stonden een stuk of vier mensen. David was de eerste die door had dat er iets niet klopte.
'Wie zijn...' Verder kwam hij niet. Een hand werd op zijn mond gelegd. Een vaag gegrom kwam uit zijn mond. Voordat wij ook maar wat konden doen, werd er ook een hand op onze monden gelegd. Ik probeerde er nog in te bijten, maar het was een hopeloze poging.
Onze handen waren het volgende slachtoffers. Ruw bonden de mensen ze vast. Daarna werden we geblinddoekt, iets waar ik een hekel aan had. Mijn grijze ogen waren het best ontwikkelt van al mijn zintuigen.
De hand werd van mijn mond af gehaald. Even later voelde ik de grond onder me trillen. Helaas zag ik niet waarom. Iemand schreeuwde wat, dat vaag klonk als: 'Hou je stevig vast!'
Hoe kon ik me ergens aan vast houden als mijn handen waren vastgebonden.
Ik kreeg het gevoel alsof ik in een achtbaan zat die op dit moment ondersteboven ging.
Snel slikte ik de neiging weg om over te geven. Net toen ik dacht dat het niet erger kon, volgde er een klap. Ik wou het uitschreeuwen van de pijn, maar ik hield me in. Melisa deed dat niet. Haar schreeuw galmde door de leegte.
In een keer stond ik op, wat me verbaasde. De doek werd van mijn ogen verwijderd en ik had weer normaal zicht. De ruimte waar we in stonden werd verlicht door enkele lampen. Het gele licht liet zien dat er een paar houten stoelen stonden, vier in totaal. Ze stonden rond een tafel. Daarop zweefde iets. Een soort oog, alleen dan smaller. Het oog van Horus, wist ik.
De stem van een man haalde me uit me gedachte.
'Misschien kan ik jullie even vertellen wat jullie hier doen, dan wordt alles wel wat duidelijker.'
'Ja misschien is dat wel handig', zuchtte David geërgerd.
'Wat is jouw naam, jongeman?', vroeg de man. David rolde met zijn ogen.
'Mijn naam is David. Verder vertel ik niks. Dat gaat jullie namelijk niks aan', antwoordde hij.
De man knikte en schreef wat op een papiertje dat hij uit zijn zak haalde.
'En die van jullie', vroeg hij aan Melisa en mij.
'Ik ben Silvy en dat is Melisa', antwoordde ik rustig. Melisa gaf me een dankbare blik. Ik wist dat ze in dit soort situaties niet in staat was om te antwoorden.
'Oke, ga zitten.' De man wees naar de stoelen. Aarzelend ging ik zitten, naast David. Melisa ging zitten naast de man.
'We zijn een organisatie met de naam de ontrafelaars van Tekens.' De man keek de tafel rond. Onze gezichten stonden verbaasd. Niemand van ons had gehoord van zo'n organisatie.
'Ik zie dat het jullie niks zegt', zei de man. Iedereen schudden van nee.
'Oke, nou zien jullie dat oog?', vroeg hij terwijl hij naar het oog wees. Nu knikte iedereen.
'Weten jullie wat het is, en zo ja waar het voor staat?'
Ik antwoordde met trillende stem: 'Dat is het oog van Horus en het staat symbool voor de vrouwelijke zon. Het is het alziende oog in het oude Egypte.'
Ik verbaasde me dat ik dit wist. Blijkbaar was ik niet de enige.
'Het is dus waar', mompelde de man in zichzelf. Daarna zei hij snel:'Ja dat is zo.'
Ik keek mijn vrienden vreemd aan. Wat was zo, vroeg ik me af.
De man zei tegen me vrienden dat ze moesten gaan. David wou dat eerst niet, omdat de man zei dat we even met elkaar moesten praten. Onder vier ogen. Na een lange discussie lieten me vrienden me alleen.
'Zo', begon de man. 'Jij weet dus van het alziende oog.'
Ik knikte omdat ik niet in staat om wat te zeggen.
'Weet je wat dat voor jouw betekend?'
'Nee niet echt', vertelde ik eerlijk.
'Je vormt een gevaar voor mensen. Jij bent niet normaal, dat zegt het alziende oog.' De man stond op en begon te ijsberen. Ik volgde al zijn bewegingen.
'Wat wilt u er tegen doen? En waarom ben ik niet normaal dan?', vroeg ik snel.
'Jij bent anders omdat je. Even denken. Is het je opgevallen dat je vaak sneller bent dan anderen. Dat je minder snel moe bent dan anderen?'
Ik knikte. Ja dat was me opgevallen.
'Mensen met het oog van Horus hebben dat soort krachten. Ze zijn sneller en hebben een grote fantasie',legde de man uit.
'Oke dan', mompel ik.
'Je bent dus erg bijzonder al merk je het zelf niet.'
De man ging weer zitten.
'Ga maar weer. Je kunt hier even blijven, we moesten alleen zeker weten dat jij degene was wie we zochten.'
Ik liep naar de deur. Met een hoofd vol vragen sloot ik de deur achter me dicht. Voor me stonden me vrienden. Ze keken me vragend aan.
'We moeten ergens hier gaan slapen. Voorlopig kunnen we niet terug', vertelde ik snel.
Stil liepen we de gangen door. Helemaal aan het einde van de gang zat een deur. Met zijn drieën opende we hem. In het midden van de kamer stonden er drie bedden. Moe van alles gingen we er in liggen. Al snel sliep Melisa. Daarna hoorde ik David snurken. Ik sloot me ogen en droomde over het oude Egypte en het alziende oog. Het teken dat ik anders was dan andere.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen