De lucht buiten was ijl en het was al donker. Verderop op een bankje zaten twee studenten en op de trap waar ik vanaf liep ook een. Ik besloot om een rondje te lopen. Er was op dit tijdstip toch niemand die je zou lastigvallen. Achter de school was een kleine vijver met daar omheen wat bomen. Eroverheen was een bruggetje gebouwd. Of een soort stijger. Buiten was dus ook niet echt veel te doen. Zuchtend strompelde ik een van de paadjes op. Alle paden kwamen hier op hetzelfde punt uit. Op een klein pleintje waar een beeld stond. Waarschijnlijk van de stichter van de school. Ik las in mezelf de naam die erop stond. Matthew Atkins. Onder de naam stond nog wat geschreven, maar dat was onleesbaar door het onkruid dat eroverheen gegroeid was. Het beeld zelf zag er nog verassend mooi uit. Er was geen onkruid overheen gegroeid. Er zaten hooguit wat groene plekjes op. De man zag er wat klein uit. Hij stond in een nadenk positie –tenminste, dat was wat ik erin zag- met zijn ene hand onder zijn kin en de andere in zijn zij. Waarschijnlijk niet iemand die je graag zou tegenspreken. Verder was er op het pleintje niet zo veel te zien. Er stonden nog twee bankjes en een prullenbak. Misschien was het tijd om terug te gaan. Ik begon terug naar het gebouw te lopen. Ik deed er nogal lang over omdat ik onderweg een steentje voor me uitschopte. Elke keer moest ik het steentje weer verder voor me uitschoppen. Dan liep ik er weer naartoe om het vervolgens weer verder te schoppen. Het was een soort spelletje dat ik van kinds af aan al deed. Het hielp me ontspannen en het hield de verveling tegen. Uiteindelijk kwam ik dan toch weer bij het gebouw uit. De studenten die er op de heenweg nog zaten, waren nu allemaal verdwenen. In de school zelf was het ook al een stuk rustiger. Een aantal leerlingen zat nog in de zaal na te praten. Autumn zag ik nergens zitten. Wes trouwens ook niet, maar dat maakte me niet uit. Ik stond een tijdje in de deuropening naar de pratende leerlingen te kijken. Ik vond het best wel fascinerend. Studenten die, net als ik, nieuw waren, zagen er allemaal zenuwachtig uit. Sommige probeerde grappig te doen om de sfeer wat beter te maken. Hopeloos. Ik grinnikte. ‘Wat sta jij nou te grinniken?’ klonk een stem achter me. Het was Wes. Hij had blijkbaar een ander shirt aangedaan. Een witte met een V-hals. Hij mocht dan wel dun en lang zijn, maar toch zag je duidelijk zijn spieren in zijn armen. Hij keek me vragend aan. ‘Is het soms verboden om in een deuropening te staan en te ‘’grinniken’’?’ antwoorde ik bot. Het was niet mijn bedoeling om bot te klinken. Hij keek me even raar aan en schudde wat verward met zijn hoofd. ‘Nee, maar ik dacht, nou ja, laat maar’ en hij draaide zich om om vervolgens weer terug de gang in te lopen waar hij vandaan gekomen was. Waarom was hij in vredesnaam helemaal naar de zaal gekomen om daarna weer terug te lopen? Ik keek hem na en liep zelf een andere gang in. Aan het einde van de gang ging ik de vele trappen weer op. In mijn… onze kamer zag alles er gek genoeg helemaal opgeruimd uit. Blijkbaar hield Autumn van opruimen. Ze lag op haar bed met een boek in haar handen. Ze keek over haar boek heen. ‘Heey, ben je er ook weer?’ vroeg ze op een vriendelijke toon. Ik gaf haar een bevestigende knik als antwoord. Op de klok die tussen de bedden in hing zag ik dat het bijna tien uur was. Ik had dus een behoorlijk lange wandeling gemaakt. ‘Ben je zenuwachtig voor vannacht?’ Autumn keek me met een medelevende blik aan. Ik wist niet zo goed wat ik moest zeggen. Ja ik was zenuwachtig. Maar toch ook niet. Het leek allemaal een beetje langs me heen te gaan. Nu Autumn me er weer aan herinnerd had voelde ik de angstige gevoelens terugkomen. Ik slikte. ‘Valt wel mee’ zei ik luchtig. Aan het gezicht van Autumn af te lezen was dat er niet erg geloofwaardig uitgekomen. ‘Je bent bang hè?’ Haar ogen leken wel door me heen te branden. Ik haalde diep adem. ‘Ja.’ Zei ik wat beverig. Ik liep naar de kast om naar mijn pyjama te zoeken. Alles was netjes op stapeltjes gelegd. Het duurde dus niet lang voor ik hem gevonden had. De lichtblauwe kleur leek in dit licht net wit. Snel kleedde ik me om. Zuchtend ging ik op de rand van mijn bed zitten. Ik had geen idee wat me te wachten stond. Mijn voeten werden koud op de houten vloer, maar het kon me even niet zo veel schelen. Gedachten spookten rond in mijn hoofd. Ik probeerde mezelf te ontspannen met wat ademhalingsoefeningen. Autumn was tegenover me komen zitten. Op de rand van haar eigen bed. Ze keek me aan. ‘Wat als je het teken krijgt?’. Ik keek naar de grond. ‘Ik weet het niet.’

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen