Hoi.

Inzending van Maaaartje

Binnen is het aangenaam koel. Het lawaai van de mensen massa hoor je bijna niet meer. Het koude ijzer glimt in het licht dat door de open deur naar binnen valt. Als ik mijn hand uitstrek om de deur te openen, schuift die weg. De eerste coupé is enorm. In de hoek is een soort bar met eten waar ik zelfs nog nooit van gehoord heb. Daarnaast is een kleine tafel met glazen flessen erop. Die flessen zijn gevuld met een gekleurde vloeistof, alcohol denk ik. Links van me staan vier gemakkelijke stoelen met rode bekleding en glimmende houten randen. Iets daarachter staat een grote gladde tafel met een bos witte bloemen. Boven de tafel hangt zelfs een kroonluchter.
Als we allemaal binnen zijn, gaat de automatische deur dicht en begint de trein te rijden. Ik sta versteld van de snelheid. Ik loop naar het raam en zie hoe de wereld steeds sneller voorbij schiet.
‘Geweldig hè? Vierhonderd kilometer per uur en je voelt haast niets.’ Celese kijkt ons verwachtingsvol aan. Ik mompel een half ja en kijk weer uit het raam. Hoewel de districten verspreid liggen over een groot gebied, zal onze reis naar het Capitool nog geen dag duren. Voorzichtig ga ik op een van de vier stoelen zitten. Marten komt naast me zitten en Celese tegenover me.
‘Nou wat vinden jullie? Ook al zijn jullie hier niet zo lang, je kunt van dit alles genieten.’ Ze lacht opgewekt. Dan gaat de deur aan de andere kant van de coupé open. Een schriel mannetje van midden vijftig komt naar binnen gelopen. District 11 heeft nog maar één levende winnaar, Jacob Enterny. Hij had gewonnen door zich ergens in een diepe grot zich te verstoppen en te wachten tot alle anderen dood waren. Toen er nog maar eentje over was, Caspar uit district 1, won hij door puur geluk. Caspar had hem de hele arena achterna gezeten, en struikelde over een boomwortel. Terwijl hij zijn evenwicht probeerde te hervinden stapte hij op een losse steen en viel hij het ravijn in. Jacob had daarna gezegd dat hij Caspar expres daarheen had gelokt, in de hoop dat hij zou struikelen zodat hij hem kon doden. Het was een opschepperig en arrogant mannetje.
‘Zo,’ begint hij als hij ons ziet. ‘Daar zijn we weer. Gefeliciteerd met deze geweldige buitenkans.’ Een grote lach siert zijn pafferige gezicht. Ongemakkelijk schuif ik heen en weer.
‘O, wacht maar af totdat we er zijn. Jullie zullen het geweldig vinden.’ Terwijl hij dit zegt loopt hij naar de bar en pakt een klein groen hapje. Dan loopt hij weer naar ons en gaat tegenover Marten zitten. Zijn ogen glijden over mijn lichaam en ik zie hoe hij me probeert in te schatten. Hij knikt goedkeurend.
‘Lucy, Marten. Dit is Jacob, jullie mentor.’ Celese gebaart naar hem. Alsof wij dat niet wisten. Er valt een ongemakkelijke stilte. Uiteindelijk sta ik op en loop weg.
Na een uitgebreide verkenningstocht door de trein, loop ik weer naar de eerste wagon, die de restauratiewagon schijnt te heten. Celese en Marten zijn er al, of misschien nog steeds, maar Jacob is weg. Er staat een uitgebreide maaltijd klaar, en na een korte aarzeling ga ik zitten. Ik pak een broodje en begin te eten. Ik heb even overwogen om niet te komen, maar waar moest ik anders heen. En trouwens het heet niet voor niets ‘’De Hongerspelen.’’ Ik kan maar beter weldoorvoed beginnen. Zover dat mogelijk is in een paar dagen dan.
Het is stil aan tafel. Marten en ik eten, en voor de verandering is zelfs Celese stil. Dan komt Jacob binnen. Celese veert op.
‘Eindelijk daar ben je. Ik stond net op het punt je te halen.’ Jacob knikt even en gaat zitten.
‘Zeg,’ Marten legt zijn broodje neer. ‘Heb je nog advies voor ons. Voor in de arena?’ Jacob kijkt gretig op.
‘Oké als eerste, maak in de eerste nacht geen vuur. Liever helemaal niet trouwens. En-‘ dan onderbreek ik hem.
‘Daar is het.’ Marten kijkt met een ruk op. Ik schuif mijn stoel achteruit en loop naar het raam. Het Capitool is enorm. Een grote stad met hoge gebouwen glijdt voorbij. Het zonlicht weerkaatst op duizenden ramen. De hoge bergen erachter hebben besneeuwde toppen. Marten kijkt de andere kant op, naar het westelijke deel van het Capitool. We zijn allebei sprakeloos van alle rijkdom van de mensen hier. Dan rijden we de tunnel in die het Capitool en de oostelijke districten van elkaar scheidt. Het is bijna onmogelijk om niet door de tunnels bij het Capitool te komen.
Hoewel de lampen in onze trein nog branden, is het donker binnen. Ik kijk even naar Marten die half zit, half staat. De tunnel lijkt eindeloos te duren, vooral als je je bedenkt dat we ons met een ongelofelijke snelheid voortbewegen. Dan mindert de trein vaart en het plotselinge licht is zo fel dat ik een verrast stapje achteruit doe. Zodra ik aan het licht gewend ben kijk ik mijn ogen uit. Een enorme massa mensen met vreemde haarkapsels en kleren in de gekste kleuren staat ons op te wachten. Het gejuich en geroep dringt zelfs hier nog naar binnen. Als ze me zien worden ze extatisch. Ze gillen en juichen en wijzen met hun geverfde nagels naar me. Ondanks de walging die ik voel, plak ik een lach om mijn gezicht en zwaai uitbundig naar de menigte. Die mensen daar kunnen straks het verschil tussen leven en dood betekenen.
Ik klem mijn kiezen op elkaar als Shrika één voor één elk haartje dat op de verkeerde plek groeit eruit trekt. Fyria is bezig met mijn nagels en mompelt om de zoveel minuten of ik dan werkelijk niets om mijn uiterlijk geef. Toen ze aan mijn nagels begon slaakte ze een gilletje van schrik. Ik vond dat ze overdreef en dat mijn nagels er prima uitzagen, maar daar dacht zij blijkbaar anders over. Lamyn had net mijn hele lichaam geharst, waarbij ik bijna mijn stilzwijgen bij had verbroken. Mijn voorbereidingsteam zag er zo vreemd uit, en met alles wat ze deden en zeiden, werd ik steeds meer onzekerder over mezelf. Niet dat het mogelijk was om je nu nog wel zeker te voelen, maar dat terzijde. Om ergens anders aan te denken begon ik een wedstrijd met mezelf. Ik mocht niets zeggen terwijl ze zo met me bezig waren. En tot nu toe was dat aardig gelukt. Mijn hele lichaam brandt tintelt pijnlijk. Dan smeert Lamyn mijn hele lichaam in met een vreemde lotion, die eerst prikt, maar daarna mijn pijnlijke huid kalmeert. Dan ben ik volgens hen eindelijk klaar om naar mijn stylist te gaan. Ze wuiven nog een keer naar me, en verdwijnen dan door een deur.
Vijf minuten later gaat die weer open, en komt er een jonge vrouw binnen. Ik voel me enorm opgelucht als het niet de stylist van vorig jaar is. Die had zichzelf helemaal in een rode verf gedoopt leek het, waarna er met zwart vreemde krullige lijnen op zijn huid waren gezet. Verder had hij totaal geen inspiratie voor een origineel kostuum. Hij had, in overleg met de andere stylist die niets had kunnen bedenken, Ella en Marcel in een groot, log appelpak gehesen, wat er voor geen meter uitzag.
De vrouw steekt haar hand uit.
‘Hallo, ik ben Minka.’ Ze heeft een zachte, lieve stem, en in tegenstelling tot mijn voorbereidingsteam lheeft ze alleen haar haar in verschillende kleuren blauw geverfd.
‘Ik ben je stylist.’ Haar gouden ogen lichten op als ze lacht. Voorzichtig loopt ze een rondje om me heen. Ongemakkelijk volg ik haar met mijn ogen. Ze doet verder niets, ze kijkt alleen maar.
‘Je bent nieuw.’ Het is geen vraag maar een vaststelling om de stilte te verdrijven. De meeste stylisten zijn bekende, constante factoren in de massa tributen. Ze werken zich steeds verder omhoog en als het niet meer hoger kan, blijven ze daar. District zes heeft al mijn hele leven dezelfde stylisten. Minka kijkt op.
‘Ja, dat klopt.’
‘Maar waarom heb je dan niet district 12 gekregen?’ De meeste nieuwelingen werden met onpopulaire districten opgezadeld.
‘Omdat de vorige stylist van district 11 met pensioen ging, kwam er een plaatsje vrij. Verie heeft nu district 12, en ze had een erg goed idee. Dus daarom ben ik een stapje hoger begonnen.’ Ze stopt met rond lopen en komt voor me staan.
‘Doe je badjas maar even aan.’ Opgelucht pak ik de dunne jas van de tafel achter me die ik bijna nooit aan mag.
‘De openingsceremonie. Vorig jaar heeft Ritu jullie district niet zo mooi laten uitkomen. Dat wordt dit jaar anders. Zoals je weet moeten we de kenmerken van je district erin verwerken.’
Het is de bedoeling dat je bij de openingsceremonie iets draagt wat de belangrijkste bedrijfstak van je district weergeeft. Van ons is dat landbouw. Dat valt nog mee vergeleken met district 12. Omdat de mijnwerkersoveralls niet erg flatteus zijn, krijgen die tributen meestal een weinig verhullend kostuum aan met een helm met een mijnwerkers lamp. Onze tributen zien er niet altijd even flitsend uit, maar district 12 is nog erger. Eén jaar waren hun tributen spiernaakt en bedekt met zwart poeder. Die tributen hebben het ook niet lang volgehouden.
‘Aangezien de nadruk al veel vaker op de oogst zelf is gelegd, wat meestal niet tot de mooiste kostuums leidde, heb ik iets anders besloten. Je krijgt oogst door iets te zaaien.’ Minka kijkt me even aan. De schrik slaat me om het hart. Ik moet toch niet bedekt met aarde en bruine zaadjes in die kar staan?
‘En daarna groeit er een plant. En daaruit krijg je oogst. Daarom heb ik dit bedacht.’
Twee uur later ben ik gekleed in het mooiste kostuum dat district 11 in jaren heeft gehad. Ik draag een lange jurk van een zachte, fijne stof dat een beetje lijkt op tule. Hij lijkt te bestaan uit allemaal verschillende laagjes donkergroen, die zo een prachtig donker plantenpatroon vormen. Maar de jurk blijft dun en sierlijk en niet zo opgeblazen zoals bij jurken die helemaal van tule zijn gemaakt. Op sommige plaatsen schijnt de jurk door zodat je halverwege mijn rug en op mijn benen stukjes huid ziet doorschemeren. De jurk heeft blote armen, wat ik erg fijn vind. Het geeft me een vrij gevoel. Mijn gezicht is opgemaakt met gouden accenten die ook tussen de levensechte blaadje op mijn jurk terug te vinden zijn.
‘De blaadjes waren erg moeilijk, maar ik heb mijn best gedaan op ze zo echt mogelijk te laten lijken.’ Minka loopt keurend om me heen. Hier en daar trekt ze mijn jurk nog even recht. Mijn ogen schieten weer naar de spiegel die tegenover me staat.
Op mijn slapen zitten donkergroene smaragdjes, die zich naar de buitenste hoeken van mijn ogen toeslingeren. De kleur laat mijn ogen niet verbleken, zoals ik eerst dacht, maar laat ze extra mooi uitkomen. Mijn gladde rode haar zit bijna helemaal los. Twee lokjes hangen langs mijn gezicht, terwijl de rest van mijn lange pony in twee delen naar de achterkant van mijn hoofd is gebracht, en daar samen is gesmolten in een lange, dunne, ingewikkelde vlecht. De rest hangt steil naar beneden tot ongeveer halverwege mijn rug. Daar zijn de puntjes net iets omgekruld wat het helemaal afmaakt. Het geheel is prachtig. De jurk laat me sterk, sluw en sinister overkomen. Hij maakt me gevaarlijk. Het zachte, lieve meisje in mij is verdwenen. Een sterk en meedogenloos iemand heeft haar plaats ingenomen. Deze jurk vertelt je dat je voor me moet oppassen. Alsof ik alle anderen een stapje voor ben.
Sprakeloos kijk ik naar het prachtige wezen in de spiegel. Dit kan ik niet zijn. Zo mooi. En toch, ondanks alles zie ik er nog steeds uit als mezelf.
‘Kom.’ Minka wenkt me. Ik loop achter haar aan door de grote deur. Net als we in de gang erachter zijn, gaat de deur links van me open. Marten komt samen met zijn stylist de deur uit. Ook zijn stylist heeft het planten idee gebruikt, maar in tegenstelling tot bij mij is het bij Marten alleen een accent. Verder is het een doodgewoon saai zwart pak. Een Avox komt naar ons toe en gebaart dat het tijd is. Snel worden we vanuit het Correctiecentrum naar een ruimte op de begane grond gebracht, wat in wezen een soort enorme stal is. De tributen worden per district in een strijdwagen gezet die getrokken wordt door vier paarden. De openingsceremonie gaat bijna beginnen. De meeste tributen zijn er al. Het tweetal uit 5 heeft een vreemd goud pak aan. Aangezien zij niet naar goud graven, vind ik de keuze een beetje vreemd. Als de stylist onderaan de jurk van het meisje frunnikt, gebeurt er iets wat het hele kostuum laat flikkeren en bewegen. Natuurlijk. District 5, elektriciteit. Het ziet er leuk uit, maar te nep. Dan roept Minka me en moet ik doorlopen.
Onze wagen is zwart, wat mooi kleurt bij het donkere groen op mijn jurk en Martens pak. Ook onze paarden zijn zwart. Voorzichtig loop ik naar ze toe. ik steek mijn hand uit en aai de voorste zachtjes over zijn fluwelen neus. Hij briest even genietend.
Dan gaat er een lamp aan en moeten we in de wagen gaan staan. De grote massieve deuren gaan open en een orkaan van geluid komt naar binnen. De openingsmuziek schalt door het hele Capitool, en de tribunes naast de straten zien zwart van de mensen. De tributen van District 1 rijden weg en vervolgens district 2. In een lange sliert rijden we door de straten van het Capitool. Minka heeft niet gezegd wat ik moet doen, dus ik doe wat op gevoel. Ik handel naar hoe de jurk me eruit laat zien. Een sluw lachje kruipt op mijn gezicht. Ik sta rechtop en laat mijn hand op de rand van de wagen rusten. Een harde, meedogenloze blik nestelt zich in mijn ogen. Vanbinnen walg ik van wat ik doe, maar vanbuiten is daar niets van te merken. Buiten hangen grote televisie schermen, waar de verschillende tributen groot verschijnen. Elke tribuut wordt in ieder geval één keer gefilmd, maar daarna blijven de camera’s vaak hangen op de beroeps. Nu is er een jonen met zwart haar en blauwe ogen in beeld. Hij lacht een aarzelend lachje dat al snel veranderd in een vrolijke lach. Ietwat aarzelend heft hij zijn linkerhand op en begint te zwaaien. Een mantel van koeienleer hangt om zijn schouders. Zonder dat ik hem gesproken heb lijkt hij me ontzettend aardig. Dan schakelt de camera over naar mij. Ik zie er prachtig uit. In een opwelling verbreed ik mijn glimlach en blaas zelfs een kushandje naar de camera. Het publiek gaat uit hun dak. Ze gillen en schreeuwen mijn naam. De camera blijft langer dan gebruikelijk op me hangen, en na de mannelijke tribuut uit 12 gaat hij eerst nog naar mij voordat het meisje uit 1 weer volop in beeld komt. Nadat de beroeps uitgebreid aan de beurt zijn geweest, verschijn ik weer in beeld. Ik lach zelfingenomen en knipoog voordat ik weer recht vooruit kijk en geen aandacht meer schenk aan de camera’s. De mensen van het Capitool raken dor het dolle heen. Ze overladen me met bloemen, waarvan ik er toevallig eentje weet te vangen. Het is een witte bloem met vijf blaadjes. Het hart is bloedrood en de stampers zitten op verschillende hoogten. De bloem heeft een griezelige perfectheid, en als ik er elegant aan ruik geurt hij zoet naar vanille. Ik zend een lieve lach naar de tribune van de vorige eigenaar. De mensen van het Capitool zuchten ontroerd.
We rijden een rechte straat in, die eindigt bij de villa van de jonge president Snow. Rond de kring van de Stadscirkel stellen de wagens zich op. De muziek eindigt bombastisch. De president, een kleine magere man met zwart haar en misschien hier een daar een grijze haar, houdt de officiële welkomststoespraak op het balkon boven ons. Tijdens de speech is het traditie om nog een keer alle tributen te laten zien en ik hebt het idee dat de camera alweer net iets langer dan normaal op mij blijft hangen.
Het wordt steeds donkerder, en alleen de tributen van district 5 zijn nog echt goed te zien. En dan, alsof er een lichtsensor in mijn jurk zat, lichten de gouden accenten op. Eerst zachtjes maar steeds feller. De camera’s zwenken onmiddellijk weer terug naar mij. Als ik uitvergroot op het enorme scherm kom te staan, snak ik naar adem. Ik zie er schitterend uit. Letterlijk. Het lijkt wel alsof ik van binnenuit oplicht. Een zachte gouden gloed glijdt over onze wagen. De takken en bladeren op mijn jurk die op een prachtige manier in elkaar grijpen lijken het licht wanhopig vast willen te houden, wat hier en daar mislukt. Van de speech van de president krijg ik niets meer mee. Pas als de wagens zich weer in beweging zetten merk ik dat de speech is afgelopen.
De grote ijzeren deur gaat met een klap achter de wagen van district 12 dicht. Celese en mijn en Martens voorbereidingsteam staan ons stralend op te wachten. Zodra de kar met een schok stil staat, beginnen ze allemaal door elkaar heen te praten. Ze komen haast niet uit hun woorden over hoe goed ik het heb gedaan. Celese maant de andere tot stilte en wend zich tot mij.
‘Je was fantastisch! En dat kushandje, geweldig!’ ze klapt opgewonden in haar handen. Ik glimlach wat waterig. Martens voorbereidingsteam loopt naar hem toe en tatert opgewonden over zijn optreden. Waar ik niets van heb meegekregen, eerlijk gezegd. Maar voordat ik het aan hem kan vragen neemt Celese me mee naar boven. Als ik verward naar Marten omkijk zegt ze dat die samen met Jacob naar boven gaat. Ik werp nog een blik over mijn schouder en zie Jacob er nu bijstaan. Hij zegt wat en klopt Marten op zijn schouder.
Celese trekt me mee de lift in en de glazen deuren gaan geruisloos dicht. Ze brabbelt aan één stuk door onderweg naar onze verdieping. Het is een zegen als ik eindelijk de deur van mijn kamer dicht kan doen en de stilte me overspoelt. Ik trek mijn jurk uit en grijp een willekeurige pyjama uit de kast. Ik ga op mijn bed liggen en trek de deken over me heen. En dan huil ik. Eindelijk komt al mijn woede, verdriet en angst eruit.
Na een tijdje zijn mijn tranen op en blijf ik gewoon lusteloos in de verte kijken. In mijn hoofd wervelen duizenden vragen over Ella rond. Misschien zou ze ook wel in deze kamer gelegen hebben. Zou ze gehuild hebben om ons? Zo blijf ik liggen tot de vermoeidheid als een zware, zwarte deken over me heen valt.

De wijzers van de grote muurklok wijzen vijf voor tien. Een naar gevoel nestelt zich in mijn maag terwijl Celese met mij en Marten naar de lift loopt. Bij het ontbijt heb ik expres veel normale dingen gegeten, en ben ver uit de buurt gebleven van al het vette onbekende, eten. Aangezien ik gisteren het eten had gemist, had ik nog wat in te halen gehad. Maar ondanks de gewone broodjes, en de slappe thee dreigt alles er toch weer uit te komen.
De deuren van de lift gaan soepel dicht, en hoewel we op de één na hoogste verdieping zitten, duurt het niet langer dan een minuut voordat we de begane grond met de trainingszalen hebben bereikt. Mijn hart klopt in mijn keel, maar zo goed en kwaad als het gaat probeer ik er rustig en zelfverzekerd uit te zien. Mijn gedachten en vragen over Ella stop ik diep weg zodat niemand erbij kan. De grote glimmende deuren gaan geruisloos open. De gigantische zaal vol met verschillende soorten wapens en hindernisbanen beneemt me even de adem. We zijn niet de laatsten, zover ik nu kan zien, maar ook zeker niet de eersten. Alle tributen staan in een kring bij elkaar. Elke tribuut heeft een vierkante lap stof met het districtnummer op hun rug. Terwijl een Avox het nummer ‘11’ op mijn rug spelt, vliegen mijn ogen langs de andere tributen. De beroeps staan natuurlijk bij elkaar, hoewel het meisje uit 4 er wat afzijdig naast staat. Als de anderen ons zien maken ze plaats in de kring terwijl ze ons minachtend opnemen. Het meisje uit 1 valt direct op. Haar gezicht staat vrolijk, alsof ze dit alles een groot feest vindt. Haar ijsblauwe ogen nemen me zelfingenomen op.
Ik schrik me wild als de klok beierend tien uur slaat. Op dat moment komen de tributen uit district 6 eraan. Ook zij krijgen een nummer, en dan zijn we compleet. De hoofdtrainer, een lange bars uitziende man, komt naar ons toe. Als hij zich heeft voorgesteld als Caleb, begint hij aan het trainingsschema. Er zijn op vaste plekken allemaal specialisten op hun eigen gebied. Je mag van onderdeel naar onderdeel gaan, aan hand van de instructies van je mentor. Aan dat laatste hebben Marten en ik niet zoveel. Er zijn veel verschillende onderdelen. Bij sommige leer je survival skills, bij andere kan je vechtsporten oefenen. Wel met een assistent welteverstaan. Het was verboden om met een andere tribuut een vechtoefening te doen. Caleb leest de lijst met onderdelen voor. Per vechtonderdeel is er wel een beroeps die zich breed maakt en zich opricht. Dit zou hij wel eens even doen. Als de plantentest word genoemd kijk ik verrast op. Dat klinkt wel als iets voor mij. Als Caleb klaar is met de onderdelen rolt hij de lijst op.
‘En vergeet niet, iedereen wil een wapen, maar slecht weer kan net zo dodelijk zijn als een mes.’ Dan draait hij zich om en loopt weg. De beroeps kijken elkaar grijnzend aan, waarna ze allemaal naar een vechtonderdeel lopen. Alleen Ronja, het meisje uit 4, gaat ergens anders heen. Ze loopt naar de andere kant van de zaal naar het camouflage onderdeel. Dat verbaast me aangezien ze een beroeps is. Dan zet ik haar uit mijn hoofd en concentreer me op de training. Op advies van Stefan blijf ik ver uit de buurt van het boogschieten. Hoewel ik al best wat planten ken, ga ik toch eerst naar de werkplek van de plantendocent. Daarvoor moet ik langs verschillende onderdelen, waar tributen hun beste beentje voorzetten om te laten zien hoe goed ze wel niet zijn. Dave uit 2 kijkt me uitdagend aan als ik langsloop. Snel wend ik mijn blik af. Als ik eindelijk bij de plantendocent ben, zit er al iemand. De jongens tribuut van 10, die me bij de parade wel aardig leek, Raikon volgens mij, kijkt verrast op als ik aan kom lopen. Als ik ga zitten steekt hij zijn hand uit.
‘Raikon Mues, district 10.’ Zijn heldere blauwe ogen kijken me afwachtend aan. Aarzelend pak ik zijn hand en schud hem terwijl ik me ook voorstel.
‘Lucy Linger, district 11.’ Hij knikt en richt zijn aandacht op de plantenkenner. Enthousiast begint de man ons van alles uit te leggen. Nadat we een tijdje uitleg hebben gekregen, pakt hij zes verschillende plantsoorten tevoorschijn.
‘Wijs maar aan. Welke kan je eten en welke niet.’ Na een snelle blik op Raikon concentreer ik me op de zes plantjes op de plank. Eentje herken ik meteen.
‘Deze niet. Dat is nachtschot. Nog voordat ze je maag hebben bereikt ben je al dood.’ Verbaast kijkt Raikon me aan.
‘Hoe weet je dat? Die plant stond niet in het boek.’
‘Ach ja. District 11. Landbouw. Nachtschot is een echt onkruid. Het groeit overal langs de boomgaard.’ Zeg ik schouderophalend. ‘En,’ voeg ik eraan toe, ‘Deze is wel eetbaar. Dit is Beemdkroon.’ De planten leraar knikt instemmend.
‘Dit is ook eetbaar,’ zegt Raikon ineens. Hij wijst naar de vierde hoopje. ‘Dat is denneschors.’ De plantenleraar knikt weer. Ik prent dit weetje goed in mijn hoofd, wie wat heb ik er wat aan in de arena. En zo gaat het nog een uurtje door. Dan sta ik op en loop naar de planten test. Hij gaat erg goed en ik krijg een 9 op schaal van 10. Daarna is Raikon aan de beurt. Hij krijgt een 6 en is er niet zo blij mee. Als hij voorstelt om naar het messenwerpen te gaan knik ik. Zonder dat het hardop gezegd word doen we dit, het trainen, samen. Misschien was Raikon niet zo goed met planten, maar in messenwerpen blinkt hij echt uit. Bijna elk mes is in de roos, of er vlak naast. Met grote ogen kijk ik toe.
‘Zeg ik heb een voorstel. Ik leer jou mijn plantenkennis, en hoe ik ze zo snel herken, als jij me leert messenwerpen.’ Zijn wenkbrauwen verdwijnen bijna onder zijn zwarte haar.
‘Maar ik ben echt niet zo goed hoor.’ Nu is het mijn beurt om mijn wenkbrauwen op te tillen.
‘Jaja. Hebben we een deal?’ ik steek mijn hand uit. Even lijkt hij nog te aarzelen, voordat hij mijn hand vastpakt en hem schudt.
‘Ik begin wel.’ De rest van de tijd die ons gegeven is om te trainen leert hij me hoe ik een mes moet gooien, en wat er gebeurt als ik een mes net iets anders vasthoud.
‘Ook maakt het uit wat voor een mes je hebt,’ zegt hij. Hij geeft me twee verschillende messen, één smal en met een glad lemmet, en één met gekarteld lemmet en met een groot heft.
‘Gooi ze allebei naar het middelste doelwit.’ Geconcentreerd schat ik de afstand, waarna ik het slanke mes gooi. Het mes zoeft door de ruimte en blijft trillend in het hout steken. Wel in de schietschijf, maar niet midden in de roos. Dan gooi ik het andere mes. Deze is veel zwaarder en raakt het hout niet eens. De tributen uit 2 lachen smalend. Woede overvalt me als ik nog twee slanke messen grijp en naar hen gooi. Met een hard, schurend geluid dringt mijn eerste mes dwars door het eerdere gegooide mes van Josephine. Het andere gaat dwars door de houten schacht van de speer waarmee Dave aan het oefenen was. Nu heeft hij een nutteloze, bijna gewichtsloze stok over. Ik lach triomfantelijk. Een snelle blik op de tafel van de Spelmakers leert me dan zij het ook gezien hebben. Mooi. Ik ben niet iemand om mee te spelen.
Ook de andere drie dagen trekken we met elkaar op. Ik word echt goed in messenwerpen, en bij de plantentest weet Raikon er een 8 uit te slepen. Ook leren we hoe je een goed vuur moet bouwen, en hoe je de rook handig kan gebruiken. Ik probeer het ook nog even bij het camouflage onderdeel, maar daar word ik het gauw zat. Raikon staat erop dat we ook nog even naar het knopen onderdeel gaan, waar de leraar laaiend enthousiast is over mijn vallen, en waar ik Raikons knopen met alle wil van de wereld niet meer los krijg.
Af en toe zie ik Marten nog lopen, maar meer dan een halve ochtendgroet en een welterusten woord zit er niet in. Na de lunch op de derde trainingsdag is het tijd voor onze privé sessies met de Spelmakers. District voor district. Eerst de jongen, dan het meisje. Marten zit bij de beroeps, die zo te zien geen last hebben van zenuwen. De hele groep lacht uitbundig om iets wat Marten vertelt. De twee uit 8 daaraantegen zien eruit alsof ze straks het hol van de leeuw ingaan. Wat eigenlijk ook zo is. Ik voel geen jaloezie als ik Marten daar zo zie zitten. Alleen maar verachting. Eén voor één druppelt de ruimte leeg. Diegenen die al geweest zijn komen niet meer terug. Het wordt steeds stiller. Furr uit 8 wordt omgeroepen. Jytta. Daniël. Elin. Als Raikon wordt omgeroepen, ben ik echt alleen. Marten gunt me geen blik waardig en het meisje uit 10, Eveline negeert al mijn gesprekspogingen.
Langzaam tikt de klok verder. Eveline wordt omgeroepen. Dan Marten. En ten langen leste ik. Ik sta op en recht mijn schouders. Dan ga ik. Het hol van de leeuw in.
Het ijzeren hek gaat met een rammelend geluid omhoog. De zaal ziet er hetzelfde uit als tijden het trainen, alleen ben ik nu de enige. Ik ga in het midden van de zaal staan, en wacht op een teken dat ik kan beginnen. Een steek van woede schiet door me heen. De Spelmakers zitten hier te lang. Ze hebben geen aandacht meer voor wat hier gebeurt. Dan besluit ik dat ik het wel zonder teken afkan. Als eerste ga ik naar de plantentest. Het gaat uitzonderlijk goed, en ik krijg zelfs een tien. Ook bouw ik een klein vuurtje, als ik me bedenk dat dit waarschijnlijk de reden is dat ze zo ongeïnteresseerd zijn. Alle negen andere tributen hebben dit ook gedaan. Tijd voor een nieuw plan. Ik loop naar het messenwerpen en grijp een handvol slanke messen, terwijl ik in stilte Raikon toe juich. Ik laat ze in mijn zakken glijden, en loop naar het boogschieten. Er ontstaat wat rumoer. Ik had immers messen gepakt maar er niets meegedaan. Een klein lachje vormt zich om mijn gezicht. Nu letten ze wel op. Ik neem de boog die het meest lijkt op die van mij thuis. Daarna pak ik een pijlenkoker en loop naar het onderdeel boogschieten. Voorzichtig leg ik de pijl op de boog. De pees is strakker dan ik gewend ben, en ook de pijl is anders. Ik trek de pees naar achter en laat de pijl gaan. En ik mis. Natuurlijk. Zachtjes knik ik en probeer het opnieuw. Dat gaat al beter. Na drie keer schieten heb ik het wapen in mijn vingers, maar ben ik veel aandacht verloren.
Maar ik heb een plan. Ik loop terug naar het begin en typ het moeilijkste programma in. Ik klim het verhoginkje op en ga klaar staan. Mijn ogen schieten van links naar rechts om de geel geblokte aanvallers gelijk op te kunnen merken.
Een beweging aan mijn linkerkant toont aan dat het is begonnen. In een vloeiende beweging schiet ik mijn pijl recht door de blokman. Vervolgens duik ik weg voor een vliegende bijl waarbij ik twee messen uit mijn zak haal. Ondertussen zijn het twee blokmannen. Heel even houd ik me doodstil om alles op me in te laten werken, voordat ik in beweging kom. Ik gooi het eerste mes weg en zonder te kijken of het mijn doel raakt, gooi ik mijn tweede al naar de volgende. Ik pak een nieuw mes, en terwijl ik die in mijn hand houd leg ik een pijl klaar op mijn boog. Met mijn wijs- en middel vinger houd ik de pees vast, met mijn ringvinger en pink het mes. Mijn ogen scannen de ruimte. Als twee nieuwe blokmannen verschijnen aarzel ik geen moment. Ik trek in één beweging de pees naar achteren, laat los, en terwijl de pijl nog onderweg is sluit ik mijn overige vingers rond het heft, en gebruik de aanloop van de pees spannen om het mes te gooien. Beiden zijn raak. Een nieuwe pijl doorboort een volgende blokman, waarna er drie nieuwe verschijnen. De eerste twee heb ik gelijk maar de derde zit achter een paal waar ik niet bij kan.
En terwijl ik zo gefocust ben op hem, verschijnt er achter me een nieuwe. Te laat zie ik hem om hem te kunnen neerschieten, dus buk ik en haal uit met een nieuw mes uit mijn zak. Als de blokman in blokjes uit elkaar spat na mijn uithaal, komt de ander achter de paal tevoorschijn. Ook hem zie ik te laat, en mijn mes mist. Ik duik opzij en grijp naar een pijl. Maar ik ben te gestrest en moet twee keer schieten voor hem raak.
Hoewel het einde niet bepaald ging zoals ik hoopte was het een prima score. Triomfantelijk kijk ik naar de Spelmakers. Een klein groepje knikt goedkeurend, maar de rest is geanimeerd naar een papier op de tafel aan het kijken. Ik hoor iemand roepen.
‘Een zeven? Nee toch, dat kind moet op zijn minst een acht krijgen. Zag je wat ze deed met die speer?’ Als in een waas besef ik wat ze zeggen. Ik heb het gevoel alsof er binnen in me iets knapt als ik hoor wat ze zeggen. Ze bespreken het score cijfer van een ander, terwijl ik hier nog bezig ben! Woede heeft me in haar greep als ik het laatste mes grijp en een pijl pak. Nog heel even kijk ik naar de uitgang voor ik aanleg en richt. Wat werkte op de blokman, werkt vast ook op de stroomkabels. In een vliegende vaart doorkruist mijn pijl het vertrek en raakt de lichtkabel. Onmiddellijk word het inktzwart in de ruimte. Je kan geen hand voor ogen zien. Met de andere helft van de zaal nog op mijn netvlies draai ik me meteen om en gooi het mes in de kabel die de Spelmakers en de training onderdelen van stroom voorziet. Laat ze daar nog maar even last van hebben. Zo snel ik kan verlaat ik de ruimte. Tegen de tijd dat ze het licht weer aan hadden, was ik allang gevlogen.
De stem van Ceasar Flickerman vult de ruimte. Ik heb de anderen niets verteld over wat ik gedaan heb, in ieder geval niet Marten. Zenuwachtig staar ik naar de Capitool televisie. Eerst laten ze de foto van de tribuut zien, en daar komt dan de score onder te staan. De scores van de beroeps vallen mee. Josephine heeft maar een zes, net als Kay Wain, uit district 4.
‘Raikon Mues,’ zegt Ceasar. Hij spiekt even op zijn blaadje. ‘Scoorde een tien.’ Inwendig begin ik luid voor Raikon te juichen, maar hier vertrek ik geen spier. Eveline heeft een vier gekregen, en Marten snuift minachtend. Dan is eindelijk District 11 aan de beurt.
‘Marten Crosse scoorde een… zeven.’ Kwaad kijkt Marten weg. Zou hij maar een zeven hebben gekregen door mijn actie?
‘… een tien.’ Als Ceasars stem mijn oren bereikt kijk ik op. Een tien. Voor wie? Voor mij? Het is echt zo, het grijze cijfer glimt en draait nog even onder mijn hoofd voor Ceasar weer helemaal in beeld komt en verder gaat met district 12. Celese gilt en zet de uitzending uit.
‘Een tien wat goed! Niemand uit district 11 heeft ooit een 10 gehaald. Celese danst bijna. Met een nors gezicht staat Marten op en loopt weg terwijl de anderen me uitbundig feliciteren. Verbijstert kijk ik naar de nu lege muur. Ik had een tien gehaald. Misschien maak ik dan toch nog een kans.
‘Draai je eens om.’ Minka staat voor me.
‘Prachtig.’ Ze lacht tevreden. Dat ben ik helemaal met haar eens. Ik draag een roomwitte jurk met allemaal kleine spotgaaitjes erop. De jurk is gewoon glad, maar de prent van de spotgaai is zo levensecht, dat dat soms moeilijk te geloven is. Het is een verwijzing naar het deuntje dat ik altijd fluit als de werkdag erop zit. De spotgaaien nemen het over en zo weet de hele boomgaard dat we naar huis kunnen.
‘Aan het eind,’ Minka draait om me heen en trekt hier en daar mijn jurk recht, ‘moet je dat deuntje voor ze zingen.’
‘Waarom?’ vraag ik verbaast. Minka lacht veelbetekenend.
‘Dat zal je wel zien.’ Ceasar Flickerman, de man die de interviews gaat houden al voor het derde jaar, lacht breed naar de camera. Zijn haar is dit jaar grasgroen, en zijn lippen en oogleden ook. Het ziet er niet uit, maar dat vind ik van wel meer mensen in het Capitool. Hij maakt een paar grappen, om het publiek op te warmen, en leidt dan het onderwerp naar de Spelen toe.
‘ De vrouwelijke tribuut van district 1, Winter!’ Winter loopt in een witte jurk het podium op. Haar jurk glinstert overal, en het wit gaat aan de onderkant langzaam over in blauw. Haar hakken zijn bedekt met verschillende smaragden, net als het kleine kroontje op haar hoofd en de armband om haar pols.
Ze lacht vrolijk en zwaait even naar het publiek. Ik draai mijn hoofd weg van het scherm. Dit hoef ik allemaal niet te zien. Ik luister naar wat Minka zegt en probeer alles te onthouden. Af en toe hoor ik Caesar er bovenuit, of de giechel van Josephine.
Elk interview duurt maar drie minuten. Daarna gaat er een zoemer en is de volgende tribuut aan de buurt. En ik moet het Ceaser nageven, hij doet echt zijn best om de tributen op hun best te presenteren. Hij is aardig en stelt de zenuwachtige tributen op hun gemak. Hij maakt wat grapjes, en lacht om het minste. Een zwak antwoord verandert in iets wat de mensen in het Capitool nooit zullen vergeten. De districten glijden voorbij. Dave komt erg dreigend over, en zonder twijfel zit het halve publiek al met het geld in hun hand.
Mira Jones uit 6 komt langs, Eveline uit 10. Dan is Raikon aan de beurt. Hij loopt een beetje aarzelend naar voren. Caesar begint gelijk met een moeilijke vraag. Wat er door hem heen ging toen hij werd getrokken. Raikon denkt even na voordat hij voorzichtig antwoord geeft.
'Eerst had ik niet door dat het mijn naam was,' begint hij. ik zie hem even slikken voordat hij verder gaat. 'Daarna, toen iedereen mijn naam mompelde, drong het tot me door. Ik zal een van de vierentwintig zijn. Wat ik voelde? Ik denk op dat moment angst. Ik bedoel, er zijn er genoeg die naar dat moment hebben uitgekeken, er op hebben gewacht. En ik dacht ook dat de kans erg klein was. Maar nu zit ik hier dus, en weet ik dat die kans er wel zeker was.' Hij ziet er opgelucht uit als dat eruit is. Caesar knikt begrijpend en vraagt dan naar zijn thuis. Dit antwoord komt er vlotter uit, ik denk dat hij die verwachtte. Hij vertelt over zijn moeder en zusje. Ik zie hem oplichten terwijl hij over thuis praat. Ik lach naar hem, hoewel hij me niet kan zien.
Hierna schakelt Caesar over naar Raikons kleren, die er normaal uitzien. Om eerlijk te zijn, vind ik dit beter dan als zijn stylist hem in een vreemd pak had gehesen.
Als de zoemer gaat, ten teken dat Raikons rijd voorbij is, wil ik ter plekke sterven. Ik ben nooit zo blij geweest als ik een presentatie voor de klas moest houden, maar dit was duizend maal erger. Ik loop het kleine trapje op vlak voor de rode gordijnen waar ik straks langs moet. Zenuwachtig friemel ik met mijn haar. Als ik zie dat er dan klitten in ontstaan, houd ik er gauw mee op. Mijn handen glijden naar mijn hals en mijn vingers klemmen zich om het kleine vogeltje. Het kleine beetje van thuis. De lampen gloeien fel en licht. Ik durf mijn zweterige handen niet aan mijn jurk af te vegen omdat ik bang ben dat dat hem helemaal zou verpesten.
‘En dan nu, uit district 11, Lucy Linger!’ Caesars stem klinkt door de luidsprekers. Ik haal diep adem en loop met elegante stappen naar voren. Caesar heeft zijn hand uitgestoken en ik schud hem hartelijk. Hij is zo aardig om zijn hand hierna niet gelijk aan zijn pak af te vegen.
‘Zo Lucy. Het Capitool. Wat heeft nou het meeste indruk gemaakt?’ Caesar kijkt me verwachtingsvol aan. Ik pijnig mijn hersenen opzoek naar het antwoord. Het licht weerkaatst fel op Caesars haar. Dan weet ik het.
‘Nou om eerlijk te zijn, hebben jullie en enorme indruk op me gemaakt. Zeg nou zelf, jullie zien er toch fantastisch uit?’ Ik gebaar naar de zaal. Caesar lacht en het publiek gilt opgewonden en applaudisseert hard.
‘Dankje dankje,’ Caesar pinkt een traantje weg. ‘Maar Lucy,’ zijn stem wordt weer serieus en hij kijkt me aan. ‘Toen je verscheen op de openingsceremonie zag je er al prachtig uit, maar toen je zo oplichtte in het donker! Mijn hart stond echt even stil. Wat vond je van dat geweldige kostuum?’ Ik lach en mijn ogen zoeken Minka.
‘Ik vond het geweldig. Het was het allermooiste kostuum dat ik ooit had gezien. Ik kon gewoon niet geloven dat ik dat mocht dragen!’ Minka glimlacht, en ik lach terug.
‘En dan nu. De trainingsscore. Een tien! Wat ge-wel-dig! Kun je een tipje van de sluier oplichten over wat daar in hemelsnaam gebeurt is?’ Aarzelend kijk ik naar de Spelmakers.
‘Ehm… Ik denk dat ik een licht in de duisternis was.’ De camera’s zwenken onmiddellijk naar de Spelmakers die hard lachen en knikken terwijl ze hun buik vasthouden.
‘Ik mag er zeker niets over zeggen?’ vraag ik. De Spelmakers knikken en eentje roept dat dat inderdaad zo is.
‘Nou je hoort het.’ Ik wend me weer tot Caesar. Die trekt een zielig gezicht waarna hij het gesprek op mijn jurk brengt.
‘En ook deze is weer schitterend! Maar zeg eens, zit hier een verhaal achter?’ Caesar kijkt me doordringend aan. Ik knik instemmend.
‘Ja. De vogeltjes zijn kleine spotgaaien. ’s Avonds als we klaar zijn met werken in de boomgaard, zie ik altijd als eerste de vlag die aantoont dat de werkdag voorbij is, omdat ik meestal het hoogst in de bomen zit. Ik heb daarvoor een melodietje bedacht dat ik dan zing. De spotgaaien nemen het deuntje over en dat klinkt dan door de hele boomgaard. Zo weet iedereen dat we klaar zijn en weer naar huis mogen.’ Caesar knikt.
‘Zou je, zou je dat voor ons willen zingen? Zou je ons het plezier willen doen?’ Caesars stem klinkt bijna smekend en het komt niet eens in me op om te weigeren. Ik knik en Caesar doet een stapje naar achteren en lacht in de camera. Ik open mijn mond en zing met een zachte, heldere stem het vijftonige deuntje. Dat me doet denken aan thuis. Mooie herinneringen schieten langs mijn ogen. Een brok vormt zich in mijn keel als ik terug denk naar alle mooie zomer dagen met mijn familie. Ik kan de spotgaaien zelfs horen antwoorden.
Maar ik hoor de spotgaaien echt. Verbaast open ik mijn ogen waarvan ik niet eens had gemerkt dat ik ze had dichtgedaan. In prachtig hoog vogelgefluit wordt mijn deuntje herhaalt. En nog eens. Dan maakt één vogeltje op mijn jurk zich los van de stof. Hij kwettert hoog en helder het deuntje nog eens waarna hij wegvliegt het publiek in. Mijn ogen worden groot van verbazing. Nog een vogel maakt zich los, en nog een. Binnen een paar seconden klinkt er een hele symfonie waarin mijn deuntje op de mooiste wijze herhaald wordt. De zwerm vogels onttrekt me even van het zicht van heel Panem. De hele zaal is gevuld met vogelgekwetter. Nu wordt de zwerm om me heen al wat minder dicht en het gefluit neemt af. Het laatste vogeltje verdwijnt, en een stilte vult de zaal. Dan breekt er een orkaan aan bewonderingen los. Ademloos kijk ik naar mijn jurk. Nu de vogels weg zijn is er een netwerk van prachtige taken en bladeren onthuld. Het glanzende, romige wit ziet er prachtig uit tussen al dat groen. De zoemer gaat, en als in een droom neemt Caesar afscheid en wenst me succes.
Als Martens interview begint, ben ik er nog steeds niet helemaal bij. Zwijgend kijk ik naar het grote scherm zonder iets te zien. Mijn gedachten dwalen af. Naar thuis.
Minka helpt me uit mijn jurk. Ik zet een lach op en bedank haar. Ze wuift het achteloos weg.
Eenmaal in bed val ik als een blok in slaap. Hij is gevuld met vredige dromen en herinneringen en verlangens.
De volgende ochtend is Minka al voor zonsopgang bij me. Ik krijg een eenvoudige hemdjurk aan, waarna Minka me meeneemt naar het dak. De definitieve outfit voor de spelen krijg ik pas in de catacomben van de arena aan. Daar worden ook de laatste voorbereidingen getroffen, wat dat dan ook mag wezen. Uit het niets verschijnt er een hovercraft en er komt een ladder naar beneden. Ik zet mijn voet op de onderste sport en plaats mijn hand iets verder naar boven. Meteen stroomt een vreemd verlammend gevoel door me heen, en kan ik me niet meer bewegen. Een elektrische stroom plakt me tegen de ladder aan zodat ik veilig naar binnen word gehesen. Maar als ik daar ben, laat de ladder me niet los. vast. Een vrouw in een witte labjas komt aangelopen met een injectiespuit in haar hand.
‘Dit is niets om bang voor te zijn hoor,’ zegt ze als ze de verschrikte blik op mijn gezicht ziet. ‘Dit is alleen maar je volgchip. We moeten je natuurlijk niet kwijt raken in de arena. Hoe stiller je zit, hoe makkelijker ik hem kan plaatsen.’
Stil? Alsof ik me nu kan bewegen. Een scherpe pijnscheut schiet door mijn arm als ze de naald in mijn huid duwt en het metalen opsporingsmechanisme diep onder de huid aan de binnenkant van mijn bovenarm inbrengt.
De Spelmakers kunnen me nu altijd en overal vinden in de arena. Nu de chip op zijn plek zit laat de ladder me los. De vrouw verdwijnt en Minka wordt ook door de ladder omhoog gehesen. Het luik gaat dicht en de hovercraft vertrekt. Een Avoxmeisje komt binnen en begeleidt ons naar een kamer waar een ontbijttafel rijkelijk gevuld is. Ik eet zoveel mogelijk langzame suikers, die mijn lichaam van energie zullen voorzien als ik het nodig heb. Dit keer drink ik zelfs geen chocolademelk. Ik moet het houden bij de dingen die ik ken en waar mijn lichaam iets mee kan. Ik ben erg zenuwachtig, en grijp steeds naar mijn nek, naar de ketting van mijn vader en het hangertje van Stefan. En steeds grijp ik weer in het niets. Hoewel ik de ketting als districtsaandenken heb, moest hij vanochtend af. Nog naar een keuring of zoiets. Het enige wat me nu nog een beetje afleid van de zenuwen voor de arena, is het uitzicht buiten. Net gleden we nog over de enorme stad, maar die heeft nu plaatsgemaakt voor de wilde natuur daarachter. Een spotlijster vliegt vrolijk langs de ramen van de hovercraft. Zo ziet hij de wereld dus. Veilig en vrij om te gaan waar hij wil. Ik slik en wend me af van het raam.
De tocht duurt nog ongeveer een uur voordat de ramen zwart worden, ten teken dat we vlak bij de arena zijn. De hovercraft landt en de ladder brengt mij en Minka dit keer in een ondergrondse buis, die eindigt in de catacomben van de arena. We volgen de instructies die vertellen waar mijn ‘’Startkamer’’ zich bevindt. Zo heet deze ruimte in het Capitool. Maar in de districten noemen we het de Drijfgang. De laatste weg die de dieren afleggen naar de slachtruimte.
Alles in de ruimte is splinternieuw. Ik zal de eerste en de laatste tribuut zijn die deze kamer gebruikt. Na de spelen worden alle arena’s bewaard, zodat de mensen van het Capitool er nog eens heen kunnen als toeristische attractie. Als je wil kan je verschillende catacomben bezoeken en ook de plaatsten waar de tributen zijn gedood. De arena’s zijn populaire vakantie bestemmingen. Je kunt de Spelen van dat jaar nog eens bekijken, en zelfs je favoriete stukjes laten naspelen. Terwijl ik douche en mijn tanden poets, trekt het enge gevoel in mijn maag langzaam weg. In plaats van nerveuzer word ik steeds kalmer en word mijn hoofd helder. Minka doet mijn haar in een hoge paardenstaart en zet hem vast met veel elastiekjes.
‘Voor het geval dat je er eentje kwijtraakt,’ zegt ze met een knipoog. Ik lach wat zwakjes en bedank haar met een klein stemmetje. Na een kort klopje op de deur brengt een vrouwelijke Avox de kleren voor deze Spelen binnen. Dat is voor elke tribuut hetzelfde en de stylisten hebben er geen zeggenschap over gehad. Ze weten niet eens uit welke onderdelen de outfit zal gaan bestaan tot op de laatste seconde.
Minka helpt me met het aantrekken van de eenvoudige beige broek, een stevig, lichtgroen shirt, een sterke, bruine riem met een paar schedes voor messen en een dunne zwarte jas die tot op mijn dijen komt met een capuchon.
‘De stof in de jas is gemaakt om lichaamswarmte vast te houden. Je kunt een aantal koude nachten verwachten. De broek is gemaakt van een sterke stof en zal niet zo gauw kapot gaan. Erg geschikt voor rotsachtig terrein.’ Ze legt de jas goed rond mijn schouders. De laarzen, die over nauwsluitende sokken gaan, zijn fijner dan ik ooit had kunnen dromen. Ze zijn gemaakt van zacht leer en hebben smalle, soepele rubberen zolen met ribbels. Heel erg geschikt om mee te rennen en ook heel best schoeisel om mee te klimmen. Thuis had ik alleen maar zulke laarzen kunnen wensen. Ik loop een paar rondjes om er aan te wennen. Ook schud ik mijn hoofd om te kijken of ik last heb van de staart. Dat is niet zo en de staart voelt nog net zo stevig als voorheen.
Als ik denk dat ik klaar ben, haalt Minka nog iets uit haar zak. Mijn zilveren ketting bungelt zachtjes heen en weer. Ze maakt hem voorzichtig vast om mijn nek.
‘Hij kwam vlekkeloos langs de keuring. Alleen oude Kray dacht dat je er misschien nog iemand mee kon wurgen, toen Irma hem erop wees dat hij daar te klein voor is.’ Ze glimlacht. ‘Zo. Nu ben je helemaal klaar. Loop nog maar even een rondje om te kijken of alles goed zit.’ Ik volg haar raad op, ren een rondje, ga op mijn hurken zitten en maak me klein. Dan strek ik me helemaal uit, om vervolgens in één sprong weer weg te zijn.
‘Alles past perfect.’ Minka knikt.
‘Dan kunnen we nu alleen nog maar wachten op het startsein. Wil je nog wat drinken?’ als ik knik loopt ze naar de waterkan en schenkt een bekertje in. Ook pakt ze nog een banaan van de fruitschaal. Zonder iets te proeven eet ik hem op en drink de beker water er achteraan. Dan ga ik nog even naar de wc en daarna ben ik er helemaal klaar voor. In stilte zit ik naast Minka op de bank terwijl we wachten op het sein. De zenuwen zijn helemaal weg en zelfs de mogelijkheid dat ik over een uur misschien morsdood ben, brengt ze niet terug.
‘Nog 60 seconden tot lancering,’ de koude, blikkerige klinkt door de kale ruimte. Minka kijkt me aan.
‘Het is tijd.’ We staan op en ik geef haar een knuffel.
‘Dankjewel,’ snif ik. ‘Voor wat je gedaan hebt.’ Minka glimlacht.
‘Het was niets. Zet hem op in de arena. Ik weet dat je het kunt. En mijn tip, ga weg van het bloedbad. Ga ver weg en zoek een waterbron en blijf daar. Voor de rest kun je vast wel wat verzinnen.’ Ze legt haar handen op mijn schouders. ‘Je kan het wel. Vertrouw op jezelf.’ Ik knik. Ik stap naar achteren op de ijzeren plaat die me zo naar boven zal duwen. Van bovenaf komt er een glazen buis om me heen, die Minka achterlaat in het Capitool, en mij in de arena zet. Ze lacht nog één keer bemoedigend naar me en tikt even onder haar kin, ten teken dat ik mijn hoofd omhoog moet houden. Ik knik en steek mijn kin in de lucht en ga stevig staan. Dan gaat de buis omhoog. Ongeveer vijftien seconden is het donker om me heen en dan voel ik hoe de plaat me naar buiten duwt. Heel even ben ik nog verblind door het felle zonlicht en ben ik me alleen bewust van een zacht windje en de geur van dennennaalden.
Dan hoor ik de stem van Claudius Templesmith, de man die sinds twee jaar omroeper van de Hongerspelen is, overal om me heen galmen.
‘Dames en heren, de zevenenvijftigste Hongerspelen zijn begonnen!’


Mijn commentaar: Ehmmm.... Misschien een beeeeetje lang? Dat maakt trouwens niet uit, want ja, ik had geen max gesteld. Voor de rest wel heel erg goed, misschien wat meer alinea's? Echt heeeel goed geschreven!

Cijfer van mij: 9,5 (Yup.)

Marigolds commentaar:
"Ik heb niks om te oordelen, dus gewoon cijfer 10 van mij ;p" (Letterlijk wat ze me gestuurd heeft)

Cijfer van Marigold: 10 (:D)

Gemiddelde: 9,8 (:O)

Reageer (7)

  • inktzwart

    Ik vind Lucy een beetje veel op Katniss lijken, maar wel mooi geschreven (:

    8 jaar geleden
  • Esra22Erbay

    OMG maartje je bent geweldig ik ben nog maar op 3800 woorden vanwegen tijddruk
    Dat jij dat kan in zo wijnig tijd dat wil ik ook kunnen!!!!!!!

    8 jaar geleden
  • ProngsPotter

    Dankjee ja ik ook haha xD
    Good. je moet gewoon geduld oefenen.
    Helpt dat dan?
    Nee, niks helpt

    *quote uit bert en ernie* xD
    Haha dankje

    8 jaar geleden
  • ProngsPotter

    @Ezsra: 8634 woorden. Das meer dan 8000, maarja xD
    Jaa ik schrijf altijd een beetje veel haha. wss ga je dat de volgende keer weer zeggen haha xD
    Ohh Melizsa echt wel hoor!! Jij schrijft ook supergoed!!
    Echt he, ik denk dat bijna niemand van de tributen mijn megalange lap tekst werkelijk gelezen heeft.
    Miss wel handig, want dan blijven dingen hetzelfde. Anders is heeft Caesar blauw, roze, groen etc. haar xD
    Niet dat je het op mijn verhaal moet afstemmen, maar tis miss wel fijn... ik weet niet.
    Succes de rest nog!!
    @Dafne, schiet op, ik wil heeeeel graag jouw verhaal lezen!!
    @demonisch ocelot: Jij ook!!
    @De rest: Jullie ook!!
    Ik leer echt van jullie verhalen! Your're all such good writers!!
    But, Bianca, iets minder uitroeptekens, dat ls voor mij niet zo fijn. Ik heb eens gelezen per 1000 woorden twee ! maar dat kan ook overdreven zijn. Ik probeer dat zoveel mogelijk te handhaven, en dan geeft het je ! wel meer kracht. Verder ''Shit het is al negen uur'' denkt ze miss wel, maar het is niet zo mooi om te lezen. Miss. Als ik op de klok kijk is het al negen uur. Onmiddellijk spring ik op, ik had fabiënne belooft om haar wakker te maken. zoiets

    @Ronja, iets minder vaak op een nieuwe regel beginnen zou voor mij persoonlijk fijn zijn. Hoeft niet, gooi deze tip gerust weg als je hem niet wil

    Haha ik vind mezelf nu arrogant omdat ik jullie tips geef haha
    Is niet mijn bedoeling btw.

    8 jaar geleden
  • bloemenkroon

    Goed gedaan.
    Nu wil ik mij score weten.
    Ik wacht geduldig
    Gefeliciteerd.
    Echt goed gedaan

    8 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen