Foto bij 10.2: Rondgang

Aan alles komt een einde, aan deze schokkerige rit dus ook. Enerzijds ben ik daar blij mee, hoe sneller we hier uit geraken, hoe sneller ik mijn moeder weer in mijn armen kan sluiten. Anderzijds lig ik heerlijk tegen Harry aan genesteld; comfortabel, verliefd. Ook wel verbaasd dat alles in een klap zo snel is gegaan. Van vijanden tot iets anders. Ik staar het raam uit en merk dat Harry hetzelfde doet. Enkel zie ik zijn prachtige gezicht beter als hij het mijne. Zijn ogen slaan vlinderlicht neer waarna hij weigert te bewegen om uit te stappen. Hij weigert me simpelweg los te moeten laten.
“Har.” Ik duw hem zacht maar zeker van me af om op te staan en naar de deur van de Zug te lopen. We moeten hier ooit uit, en in dit geval kies ik dan voor de snelle manier. Net als ik mijn koffer neem wordt de deur opengeschoven en staat Harry al terug langs me, met alle drie de zware zakken in zijn sterke handen. Het zonlicht schijnt vol in mijn gezicht als ik uitstap en merk dat er weer een koninklijke koets staat. Hoeveel van die dingen hebben ze in godsnaam? Ik frons lichtjes maar volg Harry dan toch braaf om weer plaats te nemen in de koets.
“We gaan toch niet helemaal tot in het dorp met de koets hé?” Harry fronst nu ook en draait zijn hoofd in mijn richting, polsend wat ik nu juist bedoel.
“Waarom niet Louis? Dat gebeurt altijd zo, al eeuwenlang.” Ik haal mijn schouders steevast op en staar even ongemakkelijk naast zijn gestalte.
“Dat weiger ik. Het is mijn dorp, ik ben nog steeds arme kleine Louis. Ik heb echt geen koets en dure zwarte paarden nodig.” Even verdwijnt Harry’s frons waarna die weer terugkomt. Ik kan je met alle zekerheid vertellen dat hij deze keer wel degelijk nadenkt over mijn verzoek, waarschijnlijk omdat hij weet dat ik het meen. Ik gooi me gewoon uit deze koets eenmaal dat we in de buurt zijn. De hoeven van de paarden weerklinken vrolijk op de harde bosgrond terwijl Harry nog steeds zwijgzaam is.
“Hoe wil je er dan geraken? Te voet?” Ik bijt even op mijn lip en staar het raam uit, daar heb ik nu nog net niet over nagedacht. Er zijn vast wel meerdere opties; dat moet wel.
“Wel, tot aan de rand van het dorp in dit ding, en dan via de achterkant van de velden naar mijn huis. Dat is niet ver en zo krijgen we geen extra onnodige aandacht.” Harry kijkt me nog steeds onzeker en onwetend aan, hij wilt wel, dat zie ik duidelijk, maar het is nog niet perfect mogelijk voor hem.
“En de zakken? Ik ben geen pakezel Louis.” Zijn krullen schudden, weerstandbiedend.
“Die kan de koets eventueel wel afzetten in de buurt.” Lipbijtend wrijft Harry even nadenkend met zijn vingers over zijn volle roze lippen, aantrekkelijk is het zeker.
“En jij kan aan de koetsier uitleggen waar? Je weet de weg?” Gekwetst open ik mijn mond. Ik woon daar al heel mijn leven en je moet elke dag grote afstanden afleggen. Natuurlijk ken ik de weg, wat een idioot.
“Zeker.” Ik antwoord toch maar beschaafd en merk dat Harry daarom moet glimlachen, hij weet goed genoeg dat ik veel brutaler wou en kon antwoorden.
“Mooi.” Even verdwijnt de frons en staart hij intens door het houten omhulsel naar voren, waarschijnlijk de boodschap via gedachtengang overbrengend. Het puntje van zijn roze tong rust op zijn nog rozere lippen en zijn groene ogen worden overschaduwt door een grijzere, droevige kleur. Het duurt hem verrassend lang en verveelt staar ik even naar buiten. Als we er bijna zijn wil ik zijn concentratie toch doorbreken en leg ik voorzichtig een hand op zijn sterke koudere arm. Meteen wordt zijn ingetogen houding alert en gaat hij in een schrikreactie recht zitten, rode ogen die me dodelijk aanstaren. Ik krijg niets geproduceerd, ik kan niet eens knipperen met mijn ogen. Zo snel als dat verdwijnt het weer meteen en kijkt hij me terug met zijn emerald groene ogen aan. Ik hap naar adem, vergetend dat ik daarnet nog moest ademhalen en veeg even vermoeid door mijn haar.
“Lou... Het spijt me. Ik was even... boos, niet op jou, maar ik werkte het wel uit op jou. Sorry.” Zijn ogen kijken me schuldig aan en zijn grote handen prutsen zenuwachtig met de vele ringen die hij draagt. Nieuwsgierig rijken mijn vingers naar zijn hand. Ik neem zijn vingertoppen vast en bekijk de ringen. Als de koets halthoud trekt hij haastig zijn hand terug, voordat ik er beter naar kan kijken en stapt hij uit. Ik stap aan de andere kant uit, accepterend wat er daarnet gebeurde, maar niet vergetend. Ik weet dat dat kan gebeuren, maar mijn zusjes niet. Als dat bij hen gebeurt, slapen ze voor drie jaar slecht. Ik voel een arm op mijn schouder en geërgert schudt ik Harry’s hand eraf waarna ik kijk hoe de koets de hoofdweg volgt, om de zakken en koffers af te leveren. “Louis.” Ik negeer hem en zet er flink de pas in. De vampier naast me heeft natuurlijk geen enkele moeite met me bij te houden. “Louis!” Ik bots op tegen een gigantische blok spieren en staar van het zwarte boszand recht omhoog tegen Harry’s borstkas aan.
“Wat? Je weet dat dat daar absoluut niet mag gebeuren?!” Mijn ogen staren furieus, gekwetst, boos in de zijne. Ik voel me woedend, ogelofelijk onbegrepen en in de steek gelaten. Typisch die stomme vampiers, even lijken ze perfect, tot je dichterbij komt. Dan zijn het terug die vreselijke monsters.
“Ik weet dat Lou. Je moet begrijpen dat ik ineens in een stad vol verschillende geuren en kleuren terecht kom. Mijn hersenen worden overprikkelt om alles in me op te nemen. En het bloed... zo vreselijk veel. “ Zijn stem sterft af. Ik vraag me überhaupt af hoevaak hij al eens een stad bezocht heeft voor hij slechte besluiten maakte in zijn flutraad. Nog steeds staar ik ijskoud voor me uit. De realiteit is ijzerhard aangekomen. Alsof ik met een bliksemschicht beschoten ben en het sprookjesbeeld van mij en Harry aan diggelen is geschoten. Hij heeft me weggehaald van mijn bloedeigen familie, me door alles heen gestuurt. Als dit niet gebeurt was, was ik nog steeds een gewone mens geweest. “Zeg iets.” Zijn stem klinkt harder. Als ik opkijk naar hem merk ik dat hij niet inademt en alle moeite doet om zich te beheersen en mijn stilzwijgen te respecteren. Ik haal mijn schouders op.
“Laten we verder gaan.” Mijn stem klinkt bars en ongevoelig. Harry gaat niet uit de weg dus loop ik langs hem af waardoor hij de kans krijgt om me bij mijn bovenarm vast te nemen.
“Louis.” Deze keer klinkt hij veel bozer, gevaarlijker.

Harry pikt Louis gedrag niet, heeft hij gelijk?

Reageer (2)

  • Amica

    Ik snap Harry wel, maar Louis ook. Zolang ze het maar snel terug goedmaken.

    8 jaar geleden
  • CitroenPlant

    Wel, Harry is nou eenmaal een vampier, dus ik snap het wel dat hij even moest wennen aan zijn nieuwe omgeving. Ik zou het ook moeilijk hebben als ik overal cupcakes zou zien, ruiken en voelen...

    Keep up the good work!
    (flower)

    8 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen