The Grave

Ik zuchtte. "Ik had gehoopt dat het anders ging." Mijn examen wiskunde had ik juist afgemaakt en... Man, dat ging slecht. Ik had sommige vragen onopgelost gelaten en andere waren pure gokken geworden. Ik was nu 15, ik leefde alleen en ik bracht het meest van mijn tijd door op de computer, waar ik al mijn zorgen kon vergeten. Ik had goed gestudeerd, maar ik was gewoon heel erg slecht in wiskunde, en ik had niemand om me er thuis mee te helpen. De enige die me in deze wereld überhaupt hielp was Akiko. Ze hielp me soms met leren en hielp me als ik iets niet helemaal snapte, en als ze me niet hielp met leren was ze er gewoon bijna altijd. Ik kon haar alles vertellen en ze was er altijd voor me. Ze was mijn beste en enige vriendin, de rest van de klas vond me nogal raar en gesloten. Hoe zou het komen als je ouders je op je tien jaar verlaten. Ik deed er niet zielig over of zo, maar ik vertrouwde niet veel mensen meer. Akiko was anders, maar die kende ik nu al 5 jaar. Zij was verschenen toen mijn ouders me hadden achtergelaten. Eerst vond ik het maar vervelend dat ze altijd rond me hing en plots opdook, waar ik ook mocht zijn. Nu vond ik het geweldig en was ik blij dat ze er altijd was. Ze stond te wachten aan de uitgang van de school en ze keek sip toen ze mijn gezicht zag. "Ging het echt zo slecht?" "Jep..." We liepen naar mijn huis, waar we zouden leren voor het volgende examen. We liepen voorbij de spookhut. Zo noemden we het verlaten huis dat daar nu al heel lang stond. Veel te lang, als je het mij vraagt. Niemand wou het kopen omdat het zo vervallen en eng was. Ik zag dat de deur openstond en mijn nieuwsgierigheid flakkerde op. Ik ging stilletjes binnen terwijl Akiko mijn arm vasthield en er aan trok: "Wat ben je aan het doen? Niet binnengaan! Je weet hoe eng het daar is!" "Ik ben niet bang." "Maar ik wel!" "Blijf dan buiten." "Ik laat je daar niet alleen binnengaan, Natsu!" "Kom dan mee, ik bescherm je wel tegen de spinnen." Ze bloosde lichtjes en hield mijn arm stevig vast. Ik zag niets speciaals in het huis, behalve een disc op de tafel in het midden van de kamer. Ik pakte hem en liep snel naar buiten. Er zat een briefje bij de disc. Dat zou ik straks lezen. Akiko was opgelucht dat we zo snel het huis weer uit waren en liet mijn arm los. "Wat ga je daarmee doen? En waarom steel je dat zomaar?!" "Die spinnen daar gaan er niet veel aan hebben. En het interesseert me. Misschien is het wel een leuk videospel!" "Hm, laat ook maar... Maar als het een virus is kom je niet bij mij klagen, oké?!"

We liepen weer verder en kwamen bij mijn huis aan. Het huis waar ik ooit met mijn ouders leefde en waar ik nu alleen moest voor zorgen. "Wel, eerst even die disc uitproberen, dan studeren!" "Wat? Oké dan, maar doe het snel." Ik las het briefje en startte mijn computer op. Er stond geschreven: Verbrand het. Maak het kapot. Breek het in duizend stukken. Maar zorg gewoon dat deze disc niet meer mensen hun leven afneemt. Aan degene die hem vindt. PS: Wat je ook doet, stop hem NIET in je computer! Als je dat doet vergooi je je eigen leven. "Haha, tuurlijk. Flauwe grappenmaker. Alsof een kleine miezerige disc mij ook maar een schram kan bezorgen." Ik stopte hem gewoon in mijn computer en riep Akiko erbij. Twee keer klikken op het icoontje en het was gebeurd. Even gebeurde er niets en het volgende moment werden ik en Akiko het scherm ingezogen. Zo snel ging het. Er was zelfs geen tijd om verrast of verbaasd te zijn, het gebeurde gewoon. Ik viel face-first in het gras en Akiko landde recht op mij. "Waar zijn we? Wat is er gebeurd? Ik zei toch dat het gevaarlijk was! Waarom luister je nooit eens naar me, Natsu?" Echt typisch Akiko om zo te flippen. Ik keek rond me en spuwde het gras uit mijn mond. Ik had zelf ook geen idee waar we waren, maar ik bleef tenminste kalm. Akiko stelde duizend vragen en begon als een gek rond te kijken en in het rond te lopen. De computer had ons opgezogen, dat was al raar genoeg. Maar dat we dan zonder reden in een grasveld vallen werd zelfs mij te veel. Ik zag zelfs een dorp in de verte. Wacht, een dorp? Daar kunnen we vragen waar we zijn! Ik toonde Akiko het dorp in de verte, maar in plaats van blij te zijn flipte ze nog meer: "Wat?! Eerst een grasveld, dan opeens een dorp? Waar zijn we? Wat is er gebeurd met je huis, je computer, je-" "Blijf nu eens kalm, wil je?" "Dit is jouw schuld." mompelde ze nog. Ze klonk boos. "Ik denk het wel. Sorry." Akiko's boze blik verzachte en ze pakte mijn hand vast. "Maar je hebt gelijk: Laten we dat dorp eens gaan bekijken."

We kwamen uiteindelijk bij het dorp aan en ik vroeg aan de eerste persoon die ik zag waar we waren. Die persoon was een meisje met bruin haar die een koe aan het melken was. Er was vlakbij het dorp zo te zien ook een kleine boerderij. Ze keek me opgewekt maar tegelijkertijd een beetje wantrouwig aan. "Zou je ons kunnen vertellen waar we zijn?" vroeg ik haar. Ze zuchtte. "Ben je daarginds in het grasveld gevallen?" nu was alle vreugde weg. Ze klonk opeens een beetje verdrietig. "Euh, ja, zag je ons?" "Nee, maar het is niet de eerste keer dat dat gebeurd, jammer genoeg... Waar je ook vandaan bent gekomen, je was daar maar beter gebleven." "H-hoezo?" Dat briefje zou toch niet echt... "Dat is geen antwoord op mijn vraag. Waar ben ik?" "Wel, je bent aangekomen in 'Mastra'. Zo noemen we ons dorpje. Elke keer als er hier reizigers komen beginnen ze te praten over een behekste disc, is dat ook met jou gebeurd?" Ik slikte. "J-ja..." "Jullie zullen het donjon-doolhof moeten ingaan, zo gaat dat met reizigers. En laten we zeggen dat er daar nog niet veel zijn terug uitgekomen. Niemand, om precies te zijn." Alsof ik dat niet verwacht had... "Ik kan je alleen dit geven." Ze kuste me en ging terug haar koe melken. "Een afscheidskus." verklaarde ze doodleuk. Akiko trok me blozend mee en sloeg me op mijn wang. "Waarom laat je je zo kussen?" "Waarom heb jij daar een probleem mee? Kijk, vergeet dat, ik denk dat ik weet wat er gebeurd is." "Echt?" "Ik denk dat we IN een game zitten. En als we het doel van het spel vinden en bereiken, kunnen we misschien terug!" "Dat is de grootste gok die ik ooit gehoord heb!" "Heb jij een beter idee misschien? We zijn opgezogen door mijn computer, dus we zitten gewoon in het spel op die disc! We moeten een manier vinden om er terug uit te komen, en dat is door het doel van het spel te bereiken, zeker weten!" Het kon niet zo zijn, want wonderen bestonden niet. Dat wist ik ook wel. Maar toch wees alles erop dat het wel zo was. Volgens mij zaten we nu echt in een videospel en moesten we gewoon het doel van het spel bereiken.

"De reizigers, neem ik aan?" "Euh....Ja." Ik keek terug naar de koe en zag dat het meisje verdwenen was. Die was natuurlijk over ons gaan vertellen. Het waren twee mannen met metalen borstplaten op hun rug en borst die ons naar het midden van het dorp begeleiden, waar een hele grote kring mensen stond. Ik zag zes mensen op een rij staan en de mannen bevolen ons om ook in de rij te gaan staan. Ze gaven me wat later een zwaard en aan Akiko gaven ze een boog. Waar waren ze mee bezig? Wat gingen we doen? "Ahum...Welkom, dorpgenoten en... Reizigers." Een man met een grijze snor keek in onze richting. "Jullie zijn onze nieuwe verkenners. Jullie zullen nu meteen naar het donjon-doolhof worden gezonden, waar jullie hopelijk weer levend uit komen met de info die we nodig hebben. Ik wens jullie allen succes en bid voor jullie veilige terugkeer." Daarna zei hij stilletjes: "Het spijt me dat ik jullie dit aandoe." En daar gingen we. Zonder aarzelen liep de hele rij het dorp uit. Toen we eenmaal het dorp uit waren gingen de mensen naast elkaar lopen en nog wat later hielden we een kleine pauze. Ik en Akiko hadden de hele reis niets gezegd. Voor mij was dat niets nieuws, maar Akiko zei altijd wel iets, dus dat was nieuw. Opeens ging iedereen rond ons zitten. "Jullie zijn de reizigers, hm?" Zei een jongen met blond haar. "Jep." "Akiko en Natsu... Jullie zien er wel best goede verkenners uit. Ik ben Haken. Ik zou graag zeggen dat het leuk is om jullie te ontmoeten, maar onder deze omstandigheden is het dat niet." "Hoe bedoel je?" vroeg Akiko.
"We gaan naar het donjon-doolhof, oftewel 'Het graf'. Niemand komt daar levend uit, en ik denk niet dat wij daar iets gaan aan veranderen. Niemand weet wat er daar zit, behalve dat het meedogenloos mensen doodt. Onze opdracht is het doolhof in kaart te brengen, het monster te zien en als het kan onschadelijk maken en veilig terugkeren. Maar ik denk niet dat we een van die opdrachten succesvol gaan voltooien... En zelfs als die twee eerste opdrachten ons zouden lukken, komen we sowieso nooit het doolhof levend uit..."
"Niet zo negatief, Haken, laat die reizigers eens met rust, joh..."
"Het is beter ze te waarschuwen voor wat er komt. Nu je het zegt, Roran, jij bent de enige hier die nog positief denkt." "Dat komt omdat ik zo dapper ben, hé."
"Eerder omdat je oerdom bent."
"Hou je kop toch gewoon, Rick."
"Laten we niet vechten, oké?"
"Ik ben het eens met Natasha. Waar zijn jullie mee bezig? In plaats van de reizigers schrik aan te jagen zouden we beter verder gaan!"
"Je zou beter Mikasa's voorbeeld volgen en gewoon zwijgen, Aria." Roran wees naar het meisje met zwarte haren dat nu al de hele tijd niets had gezegd. Ze stond recht en liep weer vooruit. Roran zuchtte en iedereen volgde Mikasa's voorbeeld.

Wat later kwamen we aan bij de ingang van 'het graf'. "Komaan, mensen, we kunnen dit!" zei Roran, maar zijn ogen zeiden heel wat anders: "Ach, wie houd ik voor de gek? We gaan er allemaal aan..." Ik trok mijn zwaard en we gingen het doolhof binnen. Er waren meteen twee gangen en we beslisten om in groepjes van vier op te splitsen. Ik, Akiko, Mikasa en Roran namen de linkse gang en Rick, Haken, Natasha en Aria de rechtse. Wat later was Roran bezig met de kaart te tekenen en liepen we door de verschillende gangen. Elke keer als we bij een doodlopende gang eindigden zuchtte Roran diep en moesten we weer helemaal terug. Opeens hoorden we een geluid, een zeer onaangenaam geluid: Het was alsof ze een ijselijke gil, luid gekrijs en een het gebrul van Godzilla gemixt hadden, en dat hoorden we van overal. Opeens galmde het geluid van brekende beenderen door het doolhof en Roran ging zenuwachtig door jet de kaart te tekenen. Ik hoorde hem fluisteren: "Het heeft iemand te pakken..." Akiko hield me stevig vast en huilde bijna. Wat later hoorden we een gil, maar deze keer was het een menselijke. We liepen door en probeerden het gesnik en daarna het geluid van brekende beenderen te negeren. Ik hoopte juist dat het voorbij was toen we een bekende stem bang hoorden roepen. Het was de stem van Rick. Mikasa pakte opeens stevig mijn arm vast en Roran stopte met bewegen. Even hoorden we niets meer. Opeens hoorden we een raar geluid, alsof er iemand op iets nats aan het bijten was. Het geluid van gekauw op bloeddoorlopen mensenvlees. Het ergste was dat ik wist dat er IETS was, maar niet wat het was en waar het was. Alles wat ik kon doen was luisteren. Ik had nu twee meisjes die me niet meer wouden loslaten en een verkenner die het in zijn broek had gedaan, hoewel ik hem het niet kwalijk kon nemen. Wat later hoorde ik het geluid van brekende beenderen, dat ik nu al veel te goed kende. "Het heeft ze alle vier te pakken gekregen..." Roran keek naar ons met een blik vol van angst. "Nu zijn wij aan de beurt."

We bleven doorlopen en ik probeerde kalm te blijven. Maar het feit dat er twee bange meisjes heel de tijd in mijn arm knepen bij elk geluid hielp daar niet echt mee. We kwamen aan bij een kruispunt en de meisjes lieten me even los. "Welke kant op?" vroeg ik aan Roran, voordat hij op de grond viel. Ik zag twee groene tentakels om zijn benen gewikkeld en pakte snel zijn handen vast. Ik begon te trekken, maar de eigenaar van de tentakels was veel sterker. "Red jezelf." zei Roran met een emotieloze blik en hij liet me los, veel te laat, maar voor mij veel te snel. Ik wou hem zo graag redden, gewoon zodat ik die afschuwelijke geluiden niet meer moest horen. Toen ik hem de hoek om zag gaan en er wat later een veel te bekend geluid uit die gang kwam had ik pas door hoe dicht ik bij de dood had gestaan. Ik was immers bijna meegesleurd,samen met Roran. Ik pakte de kaart en begon te rennen, terwijl de meisjes me volgden. We stopten even om op adem te komen en toen we het geluid van klauwen die tegen een muur schuren moesten aanhoren, vroeg Mikasa me met een vreemde blik: "Mag ik het ook eens vasthouden?" Ze wees naar mijn zwaard. Ik gaf het haar en ze stak het in haar borst. Nu wist ik wat die blik was geweest... Dat was de blik van iemand die gestoord was geworden van angst. Haar levenloze lichaam viel op de grond en ik trok mijn zwaard uit haar borst. Er stroomden tranen over Akiko's wangen en ze sloeg haar armen om me heen. Hoe kon het ook anders: ze had, net als ik, moeten aanhoren hoe mensen één voor één werden vermoord, zonder zelf wat te zien, en ze had juist iemand zelfmoord zien plegen voor haar neus. We liepen door en kwamen aan in een grote vierkante ruimte met een deur aan het einde. Er was een soort grote ijzeren kast in het midden van de ruimte, en die schoven we vlakbij een hoek van de kamer tegen de muur. We gingen in de hoek zitten en hoopten allebei dat het ons niet zou vinden, achter deze ijzeren kast...

We wachten stil af, toen Akiko opeens iets tegen me fluisterde: "Dit is allemaal jouw stomme schuld." Ze huilde nog steeds. "Het spijt me. Het spijt me vreselijk..." Ik voelde me schuldig. Zo schuldig dat ik eigenlijk gewoon zou willen dat dat stomme monster een einde aan me maakte. Had ik maar naar het briefje geluisterd, had ik maar naar Akiko geluisterd... Akiko had het me nog zo gezegd, en dat briefje had het me gewoonweg verboden...Verboden... Had ik maar voor een keer naar een geluisterd... Had ik maar voor een keer verboden dingen met rust gelaten... "Weet je, toen ik nog klein was, had ik ook geen vrienden... Iedereen vond me maar raar en gek... Maar toen zag ik jou. Ze behandelden jou ook zo, en daarom vond ik je meteen interessant. Eerst wou ik gewoon vrienden met je worden, maar nu is er al een tijdje iets dat ik je wil zeggen..." "En dat is?" "Aangezien het hier toch allemaal eindigt... Ik wou je zeggen dat ik je leuk vindt." Ik bloosde. Ik vergat even alle angst en kuste de schoonheid die hier voor me stond. Ze beantwoordde mijn kus en zo ging het even door. Opeens hoorden we weer klauwen die tegen een muur schuurden, en dat hoorden we akelig dichtbij. Maar ik verbrak de kus niet. Ik voelde Akiko's tranen en zag een schaduw de kamer binnenkomen. Ze keek recht in mijn ogen en toen... Was ze weg. Ze werd meegesleurd door diezelfde groene tentakels die Roran hadden meegesleurd. Maar deze keer liet ik niet los. Ik kwam liep achter haar aan en zag toen het monster dat ons al het hele doolhof door angst bezorgde.

Het was rood en harig en had haaientanden. Het liep op vier grote, harige spinnenpoten maar had twee handen met vlijmscherpe klauwen aan elke zijde van zijn lichaam. Op zijn rug zaten zes tentakels,die hij zo te zien zo ver als hij wou kon uitstrekken. Het had bloedrode ogen en een kop die leek op de kruising van een leeuw en een beer. Hij scheurde de kleren van Akiko aan stukken en draaide haar naakte lichaam in mijn richting, alsof het me wou pesten. Zijn vijf andere tentakels schoten op haar af en betasten haar hele lichaam. Het was alsof het monster wist dat ik dat niet kon aanzien, dus ging hij er gewoon mee door. Opeens stopte hij en de tentakels pakten haar armen en benen vast en... Rukten ze van haar lichaam. Akiko's schreeuw galmde door het hele doolhof voordat het monster haar hele lichaam in een keer verscheurde. De deur achter me opende en ik zag een gouden zwaard in de kamer achter die geopende deur. Ik pakte het gouden zwaard en kon nog net een zijwaartse slag door de kop van het monster krijgen voordat het op me viel. Het verschrompelde tot een hoopje as en wat later bleef er niets meer van het monster over. Ik bleef getraumatiseerd op de grond liggen totdat het gouden zwaard me op magische wijze terug teleporteerde naar... Het dorpje Mastra.

Ik zat in mijn stoel aan mijn nieuwe huis. Nadat ik hen had verteld dat ik het monster had gedood hadden ze me gewoon een huis geschonken en hun eeuwige dankbaarheid. Ik zat daar, getraumatiseerd door alles wat ik gezien en gehoord had. Mijn realiteit was van het gewone leven met huiswerk maken en naar school gaan verandert in... Gevangen zitten in een behekste disc, in een dorpje, getraumatiseerd door een monster, een ware demon, de duivel zelf. Want ik had hem misschien gedood, maar hij had er voor gezorgd dat hij voor eeuwig in mijn geheugen zou vastzitten. De scene in die vierkante kamer bleef maar opieuw en opnieuw afspelen voor mijn ogen. Ik zou nooit meer dezelfde zijn. Ik herinnerde me mijn oude, kalme zelf nog, waar nu niets meer van overbleef. Nu zei ik praktisch nooit meer iets, wou ik geen zwaard meer zien en ging ik mijn dagen door als een getraumatiseerde held. Waar ik ook kwam toonden ze me respect dat ik niet verdiende en keken ze me na alsof ik iets groots had gedaan. Terwijl het enige wat ik had gedaan helemaal niet groots of goed was. Misschien was het zelfs de grootste misdaad die er bestond. Ik had gezien en gehoord hoe mijn vrienden één voor één verscheurd en vermoord werden.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen