Foto bij 1

Ik kroop terug in zijn armen. Een iets wat ongemakkelijke houding, maar alles was beter dan daarnet. Ik keek hem aan in zijn blauwe ogen en sloeg vervolgens mijn eigen ogen neer. De vraag was al een tijdje of de liefde wreed was of dat wij die naam daar aan hadden gegeven. Een fikse ruzie had ons weer eens door de nacht heen geleidt en de ochtend was al aangebroken. De zon, die door de kieren van de luxaflex scheen, kleurde de kamer oranje wat een melancholieke sfeer aannam. En het voelde verschrikkelijk. Ik had hier al weg moeten zijn. Ik had hier al weg moeten zijn voor de honderden ruzies. Al voordat überhaupt het slechte had kunnen gebeuren. En toen… uit alle paniek, ging ik recht op zitten. Met mijn knieën tegen me aangedrukt. Zo dicht dat ik mijn mond tegen mijn knie aandrukte. Ik vroeg me af hoe je leven opeens zo konden veranderen en voor je het wist meespeelde met een spel, omdat het er ingeslopen was. Maar waarom voelde het dan zo abrupt? Van het een op het andere moment was het veranderd en wat maakte het dat we ook niet meet terug konden?

Waren we te ver weg van de realiteit? Of gewoon niet gemaakt voor elkaar?

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen