Foto bij [NL] As our hearts beat in the autumn rain

Het is nu in werkelijkheid ook bijna drie uur 's nachts en het onweert weliswaar niet, maar er is eigenlijk nooit een slecht moment om fictieve personages platonisch bedden te laten delen. (bloos)
+
Dit is hoofdstuk vijftig in deze story, holy snitch.
+
De titel komt uit het nummer Autumn Rain van Seven Year Riot, want dat was een van de eerste dingen die ik in mijn iTunes tegenkwam toen ik "rain" intypte omdat ik weer eens geen titel wist te verzinnen. Yay. :'D

Nog een flits, bijna onmiddellijk gevolgd door een oorverdovende klap. Zelfs het gekletter van de regen tegen het raam werd er een moment lang door overstemd. Oliver rilde en haatte zichzelf daar een beetje om. Hij was niet gek. Hij wist dat onweer hem niets kon doen, al helemaal niet op Hogwarts, een van de veiligste plaatsen op aarde. Hij hoefde nergens bang voor te zijn.
      Maar het was zo luid, en de Gryffindor slaapzalen bevonden zich in een toren die een heel eind de lucht in stak, en hij kon de flitsen zelfs nog zien als hij de gordijnen om het bed dicht had en zijn deken tot over zijn hoofd trok. Niets daarvan gaf hem een erg veilig gevoel, wat de feiten ook mochten zijn. Het was dan ook geen wonder dat hij bijna gilde toen zijn matras opeens bewoog.
      “Hee, Oliver,” fluisterde een wel heel bekende stem.
      Oliver trok de deken omlaag tot aan zijn neus zodat hij over de rand heen kon gluren. Wesley zat gapend op de rand van Olivers bed, gewikkeld in zijn eigen Gryffindordeken, als een soort gigantische, rode Wesleywrap met aan de bovenkant een rommeltje blond haar in plaats van sla. Hij gaapte wijd en richtte zijn slaperige blik daarna weer op Oliver.
      “Hee,” zei Wesley. Oliver vroeg zich af of hij gewoon was vergeten dat hij al een begroeting had gegeven, of dat hij hoopte dat Oliver dit keer wel zou reageren.
      “Het is twee uur ’s nachts,” zei Oliver, want dat leek hem een heel stuk zinniger dan hallo.
      Wesley schudde zijn hoofd. “Half drie.”
      Hij was pas gedeeltelijk door het laatste woord heen toen een flits zijn gezicht even heel fel verlichtte. Het maakte hem ongewoon bleek, alsof hij een geestversie van zichzelf was. Oliver kneep zijn ogen dicht tegen de donderslag die volgde. Hij opende ze pas weer toen Wesley in zijn zij begon te prikken.
      “Schuif eens op.”
      “Stop daarmee,” siste hij. “Wes, ik kan het best in mijn eentje aan. Ga weg.”
      “Je denkt toch niet serieus dat ik hier voor jou ben? Nah man, ik had zomaar zin om in jouw bed te komen chillen om half drie ’s nachts.”
      Oliver bleef nog even koppig liggen, maar rupste toen een eindje naar links. Wesley liet zich met een zucht horizontaal naast hem vallen en trok de gordijnen weer dicht.
      “Veel beter. Slaap nu.”
      “Pff,” zei Oliver. Dat was gemakkelijker dan toe te geven dat hij zich een heel stuk prettiger voelde nu hij niet meer in zijn eentje lag te bibberen. Wesley reageerde niet, behalve met zacht gesnurk.
      Zelf zou Oliver ook in slaap zijn gevallen, als er niet net op het moment dat hij wegdommelde een zachte klik en voetstappen hadden geklonken. Iemand was de slaapzaal binnengekomen. Hij overwoog deze rare geluiden te negeren. Dat leek niet zo moeilijk, want ze werden toch bijna overstemd door de regen, maar wat als het een inbreker was? Wat als het professor Snape was die Gryffindorstudenten kwam vergiftigen zodat Slytherin de volgende Quidditchwedstrijd zou winnen? Zijn inschatting van logische redenen voor voetstappen was mogelijk ietwat beïnvloed door het onheilspellende weer en de duisternis, maar desondanks leken dit risico’s die hij niet kon nemen.
      Wesley lag aan de kant van de deur, dus Oliver schudde hem wakker.
      “Hmpfbl,” zei Wesley. “Wat?”
      “Er is daar iemand,” fluisterde Oliver. “Snape wil ons vergiftigen.”
      “Kan hij dat niet morgen doen?”
      “Hij is nu in de slaapzaal!” drong Oliver aan. Wesley leek de ernst van de situatie nog steeds niet in de zien, dus flopte Oliver over hem heen (het leek Wesley enigszins te wekken toen Oliver op zijn buik landde) om bij de bedgordijnen aan zijn kant te komen. Oliver schoof ze open en zag de vermeende inbreker.
      “Percy?”
      Percy maakte een letterlijk sprongetje van schrik. Hij had de kaars die hij gebruikte om niet over zijn eigen voeten te struikelen gelukkig stevig vast. “Waarom zijn jullie wakker?” siste hij. “Het is drie uur ’s nachts. We hebben morgen het eerste uur een transfiguration proefwerk.”
      “Kunnen we jou niet hetzelfde vragen?” vroeg Wesley, niet onaardig. Hij was blijkbaar wakker genoeg om kritisch deel te nemen aan het gesprek. “Bang voor het onweer?”
      “Nee,” zei Percy, maar gezien het feit dat hij midden in de nacht door het kasteel sloop, was hij niet erg geloofwaardig.
      “Oliver ook niet. Je kunt erbij komen, als je wilt.”
      Oliver was een beetje verontwaardigd dat Wesley mensen uitnodigde om in zijn bed te komen liggen. Aan de andere kant was dit Percy, dus hij zou wel heel stom zijn als hij protesteerde.
      “Meer dan genoeg ruimte,” hoorde hij zichzelf zeggen.
      Percy keek nogal sceptisch, dus Oliver gooide zijn benen ook nog over Wesley heen, zodat hij aan zijn andere kant kwam te liggen. Met zeer minimale hulp van Wesley zelf rolde hij hem zo ver mogelijk naar de rand van het bed. Hij stopte pas toen Wesley een “iep!”-geluid maakte omdat hij bijna op de grond geduwd werd. Oliver zat nu zelf comfortabel in het midden, Wesley klampte zich vast aan de laatste paar centimeter aan de linkerkant, en er was rechts nog een brede streep matras over waar gemakkelijk een derde tiener paste. Misschien zelfs nog een vierde, al was Oliver niet van plan dat uit te proberen.
      “Kijk,” zei hij, “past gemakkelijk.”
      Percy blies zijn kaars uit, waardoor Oliver meer voelde dan zag dat er nog iemand op het bed kroop. Het duurde langer dan Oliver had verwacht, wat bleek te komen doordat Percy nog naar de andere kant van de kamer was gegaan om zijn deken erbij te halen.
      Oliver verstopte zijn grijns tegen zijn kussen. Toen klonk er weer een geluid alsof iemand met een dikke stok op een metalen prullenbak sloeg, nog sneller dan eerst gevolgd door een flits, en verborg hij een heel andere uitdrukking.
      Hij merkte niet eens dat hij Percy’s arm had vastgegrepen tot Percy geruststellende klopjes op zijn hand gaf. “Het komt wel goed,” zei hij. “Het is weer voorbij voor je het weet. Niets om bang voor te zijn. Probeer aan iets leuks te denken.”
      Oliver begon weer adem te halen. Hij trok onwillig zijn hand terug en gebruikte die zuurstof om een mysterie aan te kaarten waar hij erg nieuwsgierig naar was. “Als je niet bang bent, waarom was je dan op?”
      “Omdat hij wel bang is, duh,” mompelde Wesley.
      “Ik ben niet bang voor onweer,” herhaalde Percy, iets te luid voor de fluisterende sfeer die ze tot dat punt hadden bewaard.
      “Sst,” waarschuwde Wesley. “We willen Larry en Kyle niet wakker maken.”
      “Ik ben niet bang,” zei Percy, maar weer op een slapende-kamergenoot-vriendelijk volume.
      “Waarom was je dan uit bed?”
      “Jullie zouden me toch alleen uitlachen.”
      “Natuurlijk niet,” zei Oliver verbijsterd. “Wie zou jou nou uitlachen?”
      Percy was even stil. “Meen je dat?”
      “Ja.” Oliver hoopte dat duidelijk was hoe serieus hij dat meende. Hij dacht dat hij Wesley hoorde zuchten, maar wat de reden daarvoor ook was, het was vooral belangrijk dat er aan zijn andere kant niet zo werd gereageerd.
      “Ik ging bij Fred en George kijken,” gaf Percy toe. “Ze konden vroeger niet slapen als het onweerde.”
      “Dat is best wel cool van je,” zei Wesley.
      “Ja, nou.” Percy klonk opgelaten. “Ze lagen nu allebei te snurken, dus alles was prima.”
      Oliver had het gevoel dat Percy rood aan het worden was. Voor het eerst vond hij het echt ergerlijk dat het te donker was om iemands gezicht te kunnen zien. “Je bent echt een goede broer, Percy. Dat is zo gaaf.”
      “Dankje,” zei Percy, zo zacht dat Oliver het bijna niet hoorde.
      “Zullen we dan nu gaan slapen?” stelde Wesley voor.
      “Ja,” stemde Percy in. “Morgen transfiguration.”
      “Oké,” zei Oliver ook.
      De regen was onderhand nog maar een zacht getokkel tegen de ruit, veel meer rustgevend dan onheilspellend. Het werd al snel vergezeld door nieuw zacht gesnurk van Wesley en daarna ook door zacht gesnuffel van Percy. Niet veel later dommelde Oliver ook weg, veilig in het midden, waar het onweer hem niet kon vinden.

Reageer (5)

  • Vega

    Hij gaat speciaal bij zijn broertjes kijken? Dat is zo schattig........

    8 jaar geleden
  • Muze

    "op Hogwarts, een van de veiligste plaatsen op aarde."

    Then a wild Harry Potter came along...

    Thanks, had dit echt nodig om de blok weer dragelijk te maken

    8 jaar geleden
  • Phlegethon

    Zo cute!!

    8 jaar geleden
  • Altaria

    Waaah fangirling over here. Sirius, Wesley verdient (al had hij hem allang moeten krijgen) de prijs voor beste koppelaar in de magische wereld! Soo cute. En zo lief dat Perce even bij zijn broertjes kijkt :)

    8 jaar geleden
  • Spotgaai

    Uit ervaring voorspel ik dat Wesley binnen een uur uit het bed is gedonderd en Percy en Oliver de komende uren ieder drie kwartier wakker worden door elkaars beweging :')
    Tenzij ze vaker met elkaar slapen zo.. dan zou er geen probleem moeten zijn ^^

    Wel superschattig geschreven!

    8 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen