Foto bij Een

‘Tot ziens.’
Het vliegtuig vloog een poosje over de stad, voor het de kans kreeg – of vond – de landing in te zetten. Natuurlijk was de kist al een flink eind gedaald en ook het landingsgestel zette zich schrap. Hoe kleiner de afstand tussen de aarde en het toestel, hoe groter de gebouwen en auto’s. Echter waren de mensen daar beneden niet te zien. Men zegt wel dat mensen er net zo uitzien als mieren, vanuit vogelperspectief. Toch waren ze zó klein, dat ze echt niet te zien waren. Met het blote oog waren de goudmijnafgravingen duidelijk zichtbaar. Geel, in contrast met het verdere landschap.
Ik keek nog, ik tuurde in de verte. Ik hoopte dat ik een glimp van de bergen op kon vangen, zo’n drie à vier uur verderop met de auto.
De bergen zag ik niet. Wel zag ik de goudmijnen, waar het lang onder andere bekend om staat.
Enkele cabinepersoneelsleden hebben de taak gekregen de passagiers het vliegtuig uit te helpen. Alhoewel, naar mijn mening kun je het niet “helpen” noemen. Eerder zijn het een paar stewardessen die lepeltje lepeltje naast elkaar staan, opeen gepropt tegen de muur en het grijze gordijntje dat de eerste klas van de tweede onderscheidt. Ze staan daar, in hun rokjes en huidskleurige panty’s, ons gedag te zeggen.
Jammer dat de steward met de bril er niet staat.

Mijn rugtas op mijn rug. De grootste trolley die we thuis op zolder hadden staan, rolt achter me aan. De wieltjes klikken wanneer ze over de groeven van de grijze, betegelde vloer gaan.
Een enorm lange lijn toeristen in de zigzaggende wachtrij voor de douane. Enorm veel mensen; ik zie maar drie douaniers in dienst. Een stapje naar voren, wachten. Weer een voetje verder, pauze.
Na een tijdje komt er nog een douanier aan die extra is ingezet. Het werk wordt op hun dooie gemakje gedaan. Ze hebben alle tijd.
Letterlijk een uur later – serieus, ik overdrijf niet – ben ik aan de beurt. Een kwartiertje erna zie ik het bordje. Mijn naam staat erop. De jongeman die het bordje vasthoudt ken ik niet.
Logisch dat ik hem niet ken.
Ik mag hem volgen, het gebouw uit, tussen wachtende taxi’s en taxibusjes door naar buiten. De zon schijnt!
Een zebrapad, gauw daarna een parkeergarage waar een witte auto ons op staat te wachten. Het bordje met mijn naam wordt zorgvuldig op de achterbank neergelegd. Ik neem op de passagiersstoel neem plaats en de jongen die ik niet ken draait aan het stuur om de wagen de parkeergarage uit te leiden. We rijden het felle, warme zonlicht in.
Dus dit is Afrika.
Zuid-Afrika.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen